DAGBOEKHOUDER


Aantekeningen van een ongeduldige toeschouwer

Ton Korver Amsterdam/Den Haag 2011

Ga naar Archief:
2007–2008–2009–2010–2011–2012


Om naar het begin van de pagina te gaan: klik op =0=

 

Augustus

Premierbonus

Barmhartigheid

De rekening van de structuur

Onbezorgd

Opvolging

Vreemd

Verhalen

Nuance

Loopgraven

Stemwijzer

Fetisj

Snik

Therapietrouw

In achtvoud

Afsterven

Waratje

Wijs

Dood

Ellende

Beprijzen

FERA

Juli

Dank

Afstandwoorden

Verbod

Bankunie

Cultuur

Ingrijpen

Rente

Hof

Schandpaal

Bijverdiensten

Doelwit

Of niet

Mishandeling

Aanval

Houdbaar

Huis

Ach, Euro

Begrenzingen

Breukvlak

Rokende puinhopen

Vast

Uitvallers

Gemist


Maxima Moralia
 
Dat had ook de titel kunnen zijn van dit bundeltje aantekeningen. Maar ik wil niet overdrijven. Zo dicht op de huid zitten me de sketches hieronder nu ook weer niet. Ze gaan over dingen die me bezighouden en waar soms de handen van jeuken. Dat is nog niet hetzelfde als het ‘verzonken in ervaring’ dat de Minima Moralia van Adorno als keurmerk heeft. Je moet afstand weten te bewaren. Dat geldt voor de politiek – die karakterlozer wordt met elke nieuwe stap om vooral dicht bij de burger te blijven – en het geldt voor mij.

Niettemin, het kan altijd beter. En dat is een tweede verschil tussen mij en het inspirerende voorbeeld van Adorno. Er is geen goed leven in het slechte is een dictum dat nog uitgaat van een herkenbaar onderscheid tussen goed en kwaad. Daaruit vloeit het oordeel voort. Inmiddels twijfelen we ook daaraan. Dat is geen reden tot wanhoop. Eerder het omgekeerde. Twijfel is, met de gave ons te kunnen vergissen, de opmaat voor schaven en beschaven. Dat wordt makkelijk vergeten, en hoe drukker we het hebben hoe makkelijker. Ik ben aan diezelfde drukte gebonden. Vandaar het ongeduld, gekoppeld aan de afstand die ik met de woorden ‘aantekeningen’ en ‘toeschouwer’ verbind en het voorbijgaande dat meeklinkt in de titel waar ik uiteindelijk voor heb gekozen: dagboekhouder.

 


FiB
tijdschrift Filosofie in Bedrijf

Archief

Dagboekhouder 28
mei - juni 2012

Dagboekhouder 27
maart - april 2012

Dagboekhouder 26
januari - februari 2012

Dagboekhouder 25
november - december 2011

Dagboekhouder 24
september - oktober 2011

Dagboekhouder 23
juli - augustus 2011

Dagboekhouder 22
mei - juni 2011

Dagboekhouder 21
maart - april 2011

Dagboekhouder 20
januari - februari 2011

Dagboekhouder 19
november - december 2010

Dagboekhouder 18
september - oktober 2010

Dagboekhouder 17
juli - augustus 2010

Dagboekhouder 16
mei - juni 2010

Dagboekhouder 15
maart - april 2010

Dagboekhouder 14
januari - februari 2010

Dagboekhouder 13
november - december 2009

Dagboekhouder 12
september - oktober 2009

Dagboekhouder 11
juli - augustus 2009

Dagboekhouder 10
mei - juni 2009

Dagboekhouder 9
maart - april 2009

Dagboekhouder 8
januari - februari 2009

Dagboekhouder 7
november - december 2008

Dagboekhouder 6
augustus - oktober 2008

Dagboekhouder 5
april - juli 2008

Dagboekhouder 4
januari - maart 2008

Dagboekhouder 3
augustus - december 2007

Dagboekhouder 2
mei - juli 2007

Dagboekhouder 1
januari - april 2007

 

Premierbonus

Het is dat de lol van de PVV af is, anders had Rutte een probleem. Rechts heeft geen keus en daarom kan Rutte onbekommerd lachend aantonen dat het aan hem niet ligt. Hij weet nergens van en hij laat het zien ook. Het was bijna ontluisterend om waar te nemen hoe Buma, na alweer een ontkenning van Rutte over zorgkosten en eigen risico, in twee zinnen uitlegde dat het eigen risico wel degelijk omhoog ging en dat het daar niet bij zou blijven. Geen speld tussen te krijgen. Het leek waarachtig wel een heldere, een transparante, verklaring over hoe het zat. Rutte keek verbaasd: zou Buma nu echt denken daar stemmen mee te winnen?

Rutte is de politicus van het effectbejag en het effect wordt sleets. Ik vermoed dat Rutte het ook wel door heeft. Zijn neiging om iedereen voortdurend in de rede te vallen is al lang geen enthousiasme meer, het is onhebbelijkheid geworden. Hij had, ook in een tv debat zoals gisteren bij Knevel en Van den Brink, iets van de premierbonus moeten kunnen ophalen. Het komt er niet van. Er komen krasjes op het teflon.

Er hebben ruwweg 1.3 miljoen mensen naar het debat gekeken, gisteravond. Dat is veel, gelet op het late tijdstip van een uitzending midden in de week. Niet zoveel als bij de RTL afgelopen zondag (1.7 miljoen) maar toch veel. Het onderstreept het belang van media-aandacht. Bij de RTL kun je nog denken dat hun keuze voor welke partijen mogen deelnemen aan een uitzending door kijkcijferoverwegingen wordt bepaald, bij de publieke omroep zou dat eigenlijk uitgesloten moeten zijn. Maar zo is het niet. Er deden nu zes partijen mee, en dus zijn er vijftien buitengesloten. Niemand van de wel aanwezige lijsttrekkers die er een probleem mee had – er werd geen woord vuil aan gemaakt. Toch moet het niet zo moeilijk zijn om de namen van alle 21 partijen in een kom te doen en er telkens drie uit te halen voor in totaal zeven uitzendingen. Dat gebeurt allemaal niet. En als het wel zou gebeuren zou het niet zo gebeuren, zou het niet afwijken van, zeg, de loting bij de Champions League of bij grote tennistoernooien. Er zou keurig voor gezorgd worden dat de publiektrekkers elkaar pas tegenkomen als het echt spannend wordt.

De publieke omroep verzaakt z’n taak. Slordigheid is er koning – als het maar scoort. Gisteren sprak president Morsi in Teheran. Hij noemde het Syrische regime onderdrukkend en onrechtmatig. In het Journaal werden die kwalificaties opgelepeld als een voorbeeld van ‘impliciete‘ kritiek.

Het doet er niet toe. Elk land krijgt de media die het verdient. En verder hadden de lijsttrekkers het een goed, een spannend, een stevig debat gevonden. Zou Rutte nog altijd denken dat hij een bonus verdient?

31 augustus

=0=

  


Barmhartigheid

En daar komt de barmhartigheid nog bij, die bij u mist. Het waren de finale woorden van Rick Torfs, hoogleraar kerkelijk recht aan de KU Leuven. Hij sprak ze uit aan het einde van de uitzending van Knevel en Van den Brink, dinsdagavond. Ze werden gericht aan Kees van der Staaij en die had er niet van terug. Even daarvoor had Torfs Van der Staaij al beticht van ‘extreme lafheid en gebrek aan morele moed’. Het gespreksthema was de vervroegde vrijlating van Michèle Martin en haar nieuwe onderkomen in een klooster. Daarvan vond Van der Staaij dat je in de eerste plaats nooit mag afwijken van de uitgedeelde straf en hij vond, als die onaangename praktijk dan toch bestond, dat vervroegde vrijlating in dit geval niet juist was. Het antwoord van Torfs was twee keer hetzelfde. Als je vervroegde vrijlating wilt uitsluiten dan moet je daar een wet voor aannemen, en als je wel vervroegde vrijlating in de wet hebt staan dan dient die wet voor iedereen te gelden, ook voor mevrouw Martin. Recht, zo zei Torfs, is niet hetzelfde als moraal; hij stoorde zich aan politici die als het hen zo uitkomt met hun moraal de wet willen plooien. En die barmhartigheid? Dat kwam door de opmerking van Van der Staaij dat het klooster door Martin toegang te verlenen eraan bijdroeg dat niet de gehele straf zou worden uitgezeten. Zo graag wil een gereformeerde zowel op de stoel van de rechter als van, in dit geval, een klooster zitten dat daarvoor alles moet wijken. Een griezelige man.

Torfs had vergelijkbare verwijten al eens eerder naar voren gebracht, begin dit jaar namelijk en zijn pijlen waren toen op Rutte gericht, de premier die naar aanleiding van het uitkomen van het rapport Deetman zei dat hij graag de verjaringstermijn voor pedoseksuele wandaden zou verlengen. Dat moet hij dan maar per wet doen, zei Torfs, en nooit met terugwerkende kracht, maar wat Rutte als allereerste had moeten doen was de rechtsstaat overeind houden en dat bereik je niet met de goedkope moraal van de populistische lachebek, die precies met die wens van terugwerkende kracht denkt weg te komen. Torfs zei het iets vriendelijker. Hij betichtte ook Rutte toen van een ‘gebrek aan morele moed’. Eigenlijk zou Torfs nog een onderscheid moeten aanbrengen tussen moraal en moraliseren, maar zo is het ook wel goed. Hoewel, dat Rutte uitgerekend nu afstand neemt van Van der Staaij, geeft te denken over de moraal van een man die als premier alles afdekt en als lijsttrekker plotseling een mening blijk te hebben. Van der Staaij en Rutte, twee vergissingen die het in hun morele moed samen zo goed kunnen vinden.

Eerder in de uitzending had Torfs het ook al aan de stok met Van der Staaij. Hij was zo verstandig niet in te gaan op de idiote kansberekeningen van Van der Staaij. Zou Van der Staaij menen dat de verkrachters ruiken dat een vrouw net in de vruchtbaarheidsdagen zit, om er dan met een grote boog omheen te lopen? Heeft Van der Staaij inzicht in alle niet-gemelde verkrachtingen? Torfs vroeg het maar niet en hij was evenmin geïnteresseerd in de vele reddingsboeien die Knevel Van der Staaij toewierp – overigens zonder resultaat want Van de Staaij snapte het niet. En daar wou Torfs meer van weten. Zijn vraag aan Van der Staaij was of niet uit alles wat de man zei bleek dat voor hem abortus verfoeilijker was dan verkrachting? Of het niet zo was dat Van der Staaij van verkrachting het instrument maakte om een punt te scoren op het punt van de abortus? Dat was in de roos. Het was het enige punt van belang in de beschamende vertoning die Van der Staaij ook hier weer van maakte. Van der Staaij ontkende dat het zo was – en bewees ervoor en erna het gelijk van Torfs.

Van der Staaij en Rutte, twee voorbeelden van een ‘gebrek aan morele moed’. Het is door Torfs twee keer onbarmhartig aangetoond.

Ook Pechtold zat erbij. En probeerde, ook al twee keer, tussen ja en nee een middenpositie te vinden. Als dat het stabiele midden van Pechtold is, dan heeft de man achteraf het gelijk aan zijn zijde: de Haagse politiek is "veel vuiler en vunziger dan mensen denken". Die houden we erin – en ik koppel het vanaf heden aan het midden van Pechtold.

Hij is de ervaringsdeskundige en als ik hem zo hoor dan denk ik: ik ben het helemaal met je eens en helemaal met je oneens.

30 augustus

=0=

 

 

De rekening van de structuur

Behalve de Partij voor de Dieren hebben alle partijen die nu in de Tweede Kamer zitten hun partijprogramma laten doorrekenen door het CPB. Dat hoort bij de rituelen van de Nederlandse politiek en de resultaten van de doorrekening worden altijd met enige spanning afgewacht. Waarom is een even groot raadsel als het structuurbegrip van het CPB een raadsel is. Structuur is, volgens het CPB, de situatie ‘als in 2040’. Structuur is een redelijk lange termijn dus en hoewel wij weten dat structuren knap wat tijd nodig kunnen hebben om te veranderen is dat bij het CPB nu net niet het geval. De structuur in 2040 is hetzelfde als de structuur in 2012. Nu ja, niet helemaal want in het ‘basispad’ van het CPB zitten wel enige veronderstellingen over veranderingen die er toch al aan zaten te komen. Geen serieuze veranderingen, het CPB gaat er vanuit dat er in de structuur van de EU en van de euro geen dramatische wijzigingen zullen optreden. Hoe je dan het verkiezingsprogramma van de PVV kunt doorrekenen is een klein wonder dat door het CPB wordt verricht door gewoon te doen alsof de PVV in de euro wil blijven en ook in de EU – want anders zou het te ingewikkeld worden. Het CPB deelt doodleuk mee dat de PVV niet heeft gevraagd om doorrekening van de effecten van het verlaten van EU en euro. En als je het niet vraagt dan krijg je het niet. Dat geldt voor alle partijen. Een verontruste verslaggever, Toine Huys, vroeg of hij nu werd verondersteld per partij na te gaan wat het CPB nu wel en niet de maat had genomen? Daar kwam, in zijn gesprek met Coen Teulings, geen antwoord op. En eigenlijk doet het er ook niet toe. Het CPB rekent tot in de eeuwigheid het effect uit van het beleid dat de politieke partijen zeggen te gaan voeren als zij het voor het zeggen krijgen. Alles blijft hetzelfde, behalve een plusje erbij hier en een plusje eraf daar. Dat in 2040 de wereldhandel niet dezelfde structuur zal hebben als nu – het wordt niet verwerkt. Dat een crisis onderweg meer schade kan berokkenen dan je in de jaren tot een volgende crisis ongedaan kunt maken – het bestaat niet. Dat het arbeidsaanbod in Nederland zeer beïnvloed zal worden door veranderingen in de structuur van het wereldwijde arbeidsaanbod – het wordt niet verwerkt. Dat de arbeidsvraag – de werkgelegenheid – er qua structuur in 2040 radicaal anders uit kan zien – het wordt niet verwerkt. In plaats daarvan blijft het arbeidsaanbod prettig nationaal en de arbeidsvraag ook. Tot in 2040, dus dat is weer een hele geruststelling.

Minder geruststellend is de manier waarop het CPB de effecten van allerlei maatregelen berekent. De veranderingen tot 2040 van het CPB stellen niets voor, maar de veronderstellingen van het CPB wel. Per slot, als je de belastingen verhoogt heeft dat gevolgen en dan kun je twee dingen doen. Je kunt nagaan hoe in verschillende landen dergelijke maatregelen uitwerken en je kunt dat allemaal te veel moeite vinden en een ‘model’ gebruiken. Dat doet het CPB. Het model is een micromodel, geënt op de economie van een onderneming. Het werkt prettig simpel. Alles wat tot hogere arbeidskosten leidt heeft minder werkgelegenheid en meer werkloosheid tot gevolg. Alles wat de arbeidsparticipatie omhoog krikt leidt niet alleen tot meer arbeidsaanbod maar ook tot meer werkgelegenheid. Je kunt daar wel op afdingen maar niet bij het CPB. Daar is de regel dat wat macro geldt ook meso en in het bijzonder micro geldt en voor het geheel wordt geen macroperspectief gebruikt maar een microperspectief. Het is alsof Nederland een grote ongedeelde onderneming is. Hogere arbeidskosten en hun effecten op werkgelegenheid en werkloosheid krijg je linksom of rechtsom door het heffen van belastingen en premies, en je krijgt ze door elk type arbeids- en sociale zekerheidsrecht dat de ondernemer beperkt. Het CPB hanteert een model (ze noemen het Saffier II) waarin alles wat wij de welvaartsstaat noemen per definitie schadelijk is voor de winstgevendheid van onderneming Nederland.

Bijgevolg worden de effecten van de diverse maatregelen op de binnenlandse vraag voor het gemak overgeslagen. De onderneming Nederland is een exportonderneming – wie zal het verbazen? De rekening van de structuur is de rekening van de structuur van een onderneming. Het CPB doet macro-economische uitspraken op basis van een micro-economisch model. Dat is een categoriefout, een voorbeeld van wat Alfred North Whitehead de ‘fallacy of misplaced concreteness’ heeft gedoopt.

Wie de macro-economische effecten van welvaartsstaatarrangementen wil leren kennen doet er goed aan dergelijke staten met elkaar te vergelijken. Therborn deed dat al, met het oog op de relatie tussen welvaartsstaten en werkloosheid, begin jaren negentig van de vorige eeuw. Zijn uitkomsten verschillen op elk punt van die van het CPB. Maar Therborn hanteerde dan ook een macroperspectief voor macroverschijnselen en niet, zoals het CPB, een microperspectief voor diezelfde verschijnselen.

Voor mij hoeft het CPB niet weg. Wel zou het mooi zijn om, net zoals in Duitsland het geval is, te beschikken over een aantal concurrerende prognosebureaus. Wie weet zit er dan eentje bij voor wie een nationale economie nog wat anders is dan een onderneming.

28 augustus

=0=

 


Moraal

Zou Buma gekeken hebben naar Inside Job, de film waar de VPRO ons gisteren na afloop van Zomergasten op onthaalde? In zijn gesprek in Buitenhof gisteren kwamen de bankiers opmerkelijk vaak voorbij. Je zou ze de aangeklaagden kunnen noemen, in de rechtbank van de moraal waar Buma zo’n behoefte aan bleek te hebben. Wie weet vinden die film in de dvd-collectie van Buma. In dat geval zou ik hem van harte aanbevelen de film nogmaals te bekijken. Het is een onthutsende film over de ruïneuze gevolgen van deregulering en over de hardnekkigheid waarmee de profiteurs van deregulering zich met hand en tand verzetten tegen reregulering. Het is een film over het straffeloze bedrog dat door deregulering werd aangemoedigd en over de noodzaak daar met wet en politiek een einde aan te maken. Het is een film met als verontrustende conclusie dat Obama wel de moraal van de bankiers betreurde om vervolgens na te laten er iets aan te doen. Dat krijg je  met Larry Summers als topadviseur en Timothy Geithner als minister van financiën. Producten en producenten van deregulering en wel de laatsten om het feestje van het casinokapitalisme te bederven. Wat blijft er dan over, behalve de moraal?

Zo ver was Buma ook gekomen. Want, veel meer dan moraal had Buma niet in huis. Wetten en regels waren niet de kern volgens hem. Besef, daar ging het om, het besef dat als je wat doet dat ook anderen raakt en dat dat jou weer zou moeten raken en niet onverschillig laten zoals nu. We hadden altijd politiek en wet om mensen die dat vergaten of er op kosten van de anderen hun voordeel mee deden, aan te pakken. Als ik Buma goed begreep hadden we die politiek en die wet niet nodig. Voor moraal heb je moraal nodig. Moraal is zelfvoedend. Hebzucht ook geloof ik, maar Buma wou het niet te ingewikkeld maken. Dat hoefde ook niet. Hem werd geen strobreed in de weg gelegd. Des te opmerkelijker was dat het moraalwoord zo leeg bleef – ongeveer even leeg als de leegte die Buma een dag eerder bij Rutte aantrof. Doe een ander niet aan waar je zelf ook verschoond van wil blijven – daar kwam het op neer. Uitstekende basisregel voor een samenleving waar de mensen elkaar nog echt en nog regelmatig tegenkomen. De buurvrouw, het gezin, de onderwijzer op de school van je kinderen, je collega’s op het werk. Een overzichtelijke wereld waarin alleen al het welbegrepen eigenbelang de moraal van Buma in de hand werkt.

Wat de man verder bedoelde kwam er niet uit. Zijn ondervragers deden het slecht. Baudet haalde zoals bij hem te doen gebruikelijk alle merken door elkaar. Buma had er geen kind aan. En Baarsma wou vooral laten zien dat zij meer van economie wist dan Buma. Waarop de laatste bedaard meedeelde dat hij wat dat betrof graag het oordeel van het CPB afwachtte. Dat was 2-0 voor Buma en de kijker is er niets wijzer van geworden. De ondervragers ook niet want die hadden hun eigen gelijk meegenomen en waren daar dik tevreden mee en Buma uiteindelijk ook niet omdat zijn moraal op niets werd getest. Niet eens op de voor de hand liggende kwestie dat moraal van vandaag moeiteloos kan worden ingewisseld voor de bestuursverantwoordelijkheid van gisteren en morgen. Als kiezer zou je zomaar kunnen vermoeden dat vandaag Hirsch Ballin en Klink uit de kast worden gehaald om morgen weer plaats te maken voor Verhagen. Zoals vanouds. Ook dat werd niet gevraagd.

Als zelfs dat niet wordt gevraagd komt de serieuze vraag natuurlijk nooit aan de orde. Die vraag is wat de moraal van Buma waard is in een verkiezingsstrijd waarin ‘de volgende generaties’ om de voorrang strijden met de bestaande. De volgende generaties wonen nog niet om de hoek bij Buma en daarom is zijn morele aanwezigheidskompas bij die kwestie geheel en al onbruikbaar. Generaties die er nog niet zijn – toekomstige generaties – kun je niet tegenkomen. Generaties kun je natuurlijk helemaal niet en nooit tegenkomen maar van de bestaande generaties kun je in elk geval nog exemplaren aanwijzen, beweren dat die redelijk typerend zijn en er je moraal op loslaten. Dat gebeurt dan ook. Het exemplaar heet ‘oudere’, en de typische oudere is de persoon die veel kost, niets bijdraagt en het speelveld bederft voor de overigens, in het bijzonder de nog niet aanwezigen, de toekomstige generaties.

Meneer Buma, als u verwacht op uw oude dag goed verzorgd te worden, vloeit dan uit uw moraal voort dat de vele ouderen van vandaag, morgen en overmorgen ook goed verzorgd zullen worden met inbegrip met die moeder aller zorg, namelijk dat je je over de beschikbaarheid van zorg geen zorg hoeft te maken? Ook al word je honderd, ook al worden we allemaal honderd, ook al hebben we meer 100-jarigen dan 50-jarigen, ook al laat jij je de wet voorschrijven door je geloof, door de moraal van je geloof, door de plicht van je geloof?

Meneer Buma, dat zijn politieke vragen. De moraal van de politicus zou moeten zijn lastige vragen niet te bezweren maar te behandelen. Die moraal, daar zou u eens aan moeten werken.

27 augustus

=0=

 


Onbezorgd

Rutte en Scandinavië, dat wordt nooit meer wat. Wij kennen Scandinavië als welvarend, genivelleerd ook wel als het om de inkomens gaat en als voornamelijk sociaaldemocratisch. Socialistisch, in de taal van Rutte. Men zou daar arm moeten zijn maar men is het niet. Nu hebben ze daar geen euro maar daar staat tegenover dat men daar al een ‘sociaaldemocratische welvaartsstaat’ had voordat de euro was uitgevonden dus daar kan het niet aan liggen. Ook aan de EU kan het niet liggen want Noorwegen is er geen lid van, Zweden pas sinds midden jaren negentig en Denemarken al sinds 1973. Geen peil op te trekken, daar in Noord-Europa.

Het onderscheidende kenmerk van sociaaldemocratische welvaartsstaten is dat bestaanszekerheden niet afhankelijk zijn van marktuitkomsten. Vandaar dat die zekerheden ook als rechten zijn vastgelegd, dezelfde rechten waar Schippers afstand van wil nemen en waarvan velen menen dat ze een ‘sociale’ EU zouden moeten doen verschillen van de VS – en anders hoeft het niet. Bij Rutte is socialistisch hetzelfde als sociaal. Hij wil het niet. Hij wil geen Verenigde Staten van Europa en hij wil ook geen Europa dat sociaal uit de pas loopt met de VS. Voor hem, voor de VVD, is de EU een markt. Wie de bestaanszekerheden als rechten erkent, belemmert de toegang van de markt tot die zekerheden en dat kan de bedoeling niet zijn. Dat leidt slechts tot onbezorgdheid (dominee Gremdaat zou zeggen: ‘een onbezorgde oude dag, kent u dat begrip nog?’) en aan niets heeft een rechts geaarde liberaal zo ’n hekel als aan de afwezigheid van bezorgdheid. Maak het leven onbezorgd en de verzekeringsmaatschappij kan wel opdoeken. Als de dingen zeker zijn is verzekering overbodig.

Wanneer Rutte de oorlog verklaart aan het socialisme bedoelt hij een oorlog met een welvaartsstaat waarin nog elementen zitten van bestaanszekerheid. Het klopt dat het kabinet Den Uyl voortgang maakte met het codificeren van bestaanszekerheden en daarom verklaarde Rutte gisteren zo parmantig dat dat kabinet zo ongeveer het ergste is geweest wat ons land ooit is overkomen. Een oude mantra overigens van de VVD, Bolkestein werd ook nooit moe dat kabinet als schrikbeeld aan te halen. Vanwege het begrotingstekort en zo, dat tekort dat na Den Uyl onder het toeziend oog van Wiegel in enkele jaren vervijfvoudigde. Had Rutte het daarover? Nee, Rutte had aan een spook voldoende, het spook van het socialisme. Ik denk ook niet dat Rutte het begrotingstekort centraal zou stellen. Ik denk dat hij de verzorgingsstaat centraal zou stellen.

Alleen is de man daar niet moedig genoeg voor. Hij heeft een voorkeur voor een terugval in de retoriek van de Koude Oorlog. Wat, vraag ik me af, is dan het verschil met de toon van Wilders nog?

Ik las dat 1600 VVD leden Rutte na afloop van zijn toespraak met een ovationeel applaus beloonden. Dat is erger dan de toespraak zelf.

26 augustus

=0=

 


Opvolging

In het Parool stond deze week een artikel over enkele voormalige hoerenpanden die met veel moeite uit handen van pooiers waren weggekocht. Maar het lijkt erop, via een uiterst schimmige ondernemingsconstructie met Liechtenstein als vestigingsplaats, dat die panden opnieuw een prostitutiebestemming krijgen. Het was niet de bedoeling, er waren afspraken over gemaakt en het haalt niets uit. De constructie via een firma in Liechtenstein zou daarmee een mooi staaltje van inventieve ‘bedrijfsopvolging’ zijn, waar de overheid het nakijken bij heeft.

Bedrijfsopvolging. Wat zou Bernard Wientjes bedoelen met de ramp die de SP voor de ‘bedrijfsopvolging’ is? Hij had het niet over die hoerenpanden en ook niet over Liechtenstein. Hij had het niet over het in de hand werken van fraude als gevolg van het gemak waarmee je een bedrijf begint, sluit, herbegint onder andere naam voortzet, enzovoorts. De man draagt de bouw en de schoonmaakbranche een warm hart toe, dat blijkt maar weer eens. Niet dat hij dat noemde, hij noemde niks, behalve de SP. Die een ramp is. Ik heb het verkiezingsprogramma van die partij er nog eens op nagelezen en ik ben die ramp niet tegengekomen. Ik ben het woord ‘bedrijfsopvolging’ niet eens tegengekomen. Ik kan daarom alleen achter de strekking van de uitspraak van Wientjes komen door eerst de passages in het programma van de SP op te sporen die betrekking hebben op hoe je een bedrijf opricht, afstoot, verkoopt, verkwanselt, heropricht om vervolgens diezelfde passages te interpreteren – als zegen of als ramp.

In het SP verkiezingsprogramma wordt een lans gebroken voor meer zeggenschap van de werknemers (werknemerscommissarissen en instemmingsrecht OR bij fusies en overnames). Dat heeft onvermijdelijk, want per definitie, gevolgen voor de bedrijfsopvolging.

In de tweede plaats lees ik in het programma dat fraudebestrijding meer aandacht gaat krijgen, ‘ook bij acquisitie en faillissementen’. Inderdaad, dan gaat het ook over bedrijfsopvolging. In de derde – en voor zover ik na kan gaan tegelijk de laatste – plaats begrijp ik dat de SP een hekel heeft aan belastingontduiking en belastingontwijking. De handel en wandel van multinationals moet beter geobserveerd worden en brievenbusondernemingen moeten worden aangepakt. Weer een smet op het blazoen van de onbekommerde bedrijfsopvolging, inderdaad. Je mag ook niks.

Tja, dat is het. Dat is de ramp waarvoor Wientjes ons waarschuwt. Ik zou menen dat de SP de effectiviteit van meer werknemersinspraak nogal optimistisch inschat en dat de SP voor het overige oproept te doen wat al lang gedaan had moeten zijn. Het had ons de misère met een paar hoerenpanden kunnen besparen. 

De ramp is dat Wientjes dat een ramp noemt. Wanneer is zijn opvolging trouwens aan de orde?

25 augustus

=0=

 


Vreemd

Ook vindt minister Schippers het vreemd dat mensen die al jaren een werkster hebben op de thuishulp overgaan als ze ouder worden. De verklaring is, zegt de minister, dat de thuishulp collectief wordt betaald.

Er zijn ook mensen die nooit een werkster hadden tot ze oud werden en toen geen werkster in dienst namen maar om thuishulp vroegen. Vreemd, vindt de minister ongetwijfeld.

Laten we de mensen niet vergeten die vroeger zelf naar hun werk reden of, nog luxer, zich lieten rijden en die zich nu, nu ze ouder zijn, steeds meer verlaten op arrangementen voor ouderenvervoer. Dat komt, zegt de minister, door de collectieve financiering van dat vervoer. Er zijn ook mensen die nooit in een taxi reden tot ze oud werden en het bij de collectiviteit konden declareren.

Het is ook vreemd dat de meeste ouderen vroeger heel veel vrienden, kennissen en familie om zich heen hadden en nu niet meer. Dat komt, zegt de minister, omdat ze nu hun gezelschap kunnen kopen. Ze kunnen het kopen omdat het collectief wordt gefinancierd. En omdat het kan, doen ze het.

Het ergst, impliceert de minister, zijn de mensen die vroeger hun eigen inkomen verdienden en die nu ze wat ouder zijn bij de overheid aankloppen in de verwachting dat die hen wel uit de wind zal houden. Nooit wat opzij gelegd want er was toch de collectieve financiering van de AOW? Nou dan. Ze hebben er, zeggen ze, recht op. Dat vindt de minister vreemd. Je hebt nergens recht op. Als je echt niet zonder kunt, als je een bewijsbare behoefte hebt, dan staat ze vanzelfsprekend klaar om de nood te leningen. De bewijslast ligt bij de vrager.

De minister kan probleemloos de ene dooddoener na de andere de wereld ingooien. Haar beloning hangt er niet van af en dat weet ze. Ze doet het omdat haar beloning toch collectief gefinancierd wordt. Zij heeft er behoefte aan. Wij niet. Vreemd dat het desondanks elke maand wordt overgemaakt. Het is haar vast niet opgevallen.

23 augustus

=0=

 


Verhalen

Wanneer van politieke partijen wordt gezegd dat ze geen verhaal meer hebben dan is dat niet het hele verhaal. Politieke partijen barsten van de verhalen maar al die verhalen tellen niet meer op tot iets meer dan afzonderlijke verhalen, tot een collectief verhaal. Dat is de ene kant van het verhaal. De andere kant is dat de kiezers, leden en sympathisanten van een partij, mensen die ook allemaal in verhalen denken omdat we nu eenmaal in verhalen denken, van al die partijverhalen ook geen verhaal dat in hun eigen verhaal past kunnen bakken. Misschien kon het ooit maar nu niet meer. Het ontbrekende verhaal van een partij wordt gecompleteerd door het ontbrekende verhaal van de mensen die van de partij iets verwachten om de stukjes van de legpuzzel die hun eigen verhaal is bij elkaar te krijgen en er het motief van te ontwaren. Mensen die vinden dat partijen er zijn om behalve een partijverhaal ook hun eigen verhaal vorm te geven raken teleurgesteld. Ze haken af en construeren een nieuw verhaal, een antiverhaal over een partij die hen heeft verraden. De enige complete verhalen over politieke partijen lijken nog wel de antiverhalen te zijn. Ik ben er tamelijk zeker van dat uitgerekend die verhalen begeleid worden door persoonlijke verhalen die gefragmenteerd zijn, die niet optellen tot een levensgeschiedenis waarvan je nog kunt zeggen dat je er je eigen biograaf van bent.

Partijen hebben geen verhaal en mensen hebben geen verhaal. Wel verhalen en geen verhaal en bij ontstentenis van het verhaal glijdt ons het collectieve verhaal als zand door de vingers. Als ik Richard Sennett goed heb begrepen dan is de malaise niet in eerste instantie politiek van aard maar maatschappelijk, de maatschappelijke constellatie van het ‘flexibele’ kapitalisme waar we nu een jaar of dertig al mee zijn opgescheept. Die constellatie biedt snippers aan (een baantje hier, een baantje daar), snippers die ten opzichte van elkaar zo verschillend zijn dat ze het de mensen beletten er een eigen stempel op te zetten – er een verhaal van te maken. Die constellatie knipt ook de tijd op in gedurig kleinere eenheden die slecht of niet op elkaar aansluiten – waardoor opnieuw je verhaal verknipt wordt. Zoals Sennett het beschrijft: ‘ Het conflict tussen de gedereguleerde korte-termijntijd en de menselijke levensloop kun je op de volgende manier samenvatten: hoe meer werkervaring, hoe minder de economische waarde ervan. Een andere samenvatting is dat het moderne kapitalisme van iedereen een arbeidsmigrant en van velen arbeidsballingen maakt’ (De mens als werk in uitvoering. Amsterdam, Boom 2010: 42).

Je kunt het politieke landschap in Nederland indelen naar partijen die mensen pogen aan te spreken die nog in een geheel verhaal denken te mogen geloven (jongeren, hoog opgeleiden, de betreffende partijen noemen zich ‘progressief’ en ze noemen de partijen die er anders tegen aankijken ‘conservatief’), partijen die pogen mensen aan te spreken die hun verhaal zijn kwijtgeraakt, er ook niet meer in geloven het nog terug te zullen vinden en in arren moede elkaar maar opzoeken (ik geloof dat men dat de ‘middenpartijen’ noemt), en partijen die al dan niet tegen beter weten in de mensen beloven dat ze met het adopteren van hun politieke standpunten het eigen verhaal terug kunnen veroveren (de ‘flankpartijen’).

We hebben, respectievelijk, partijen die meebewegen en menen dat verstandige politiek precies daarop neerkomt, partijen die pappen en nathouden tot credo hebben verheven en alleen in verkiezingstijd een ander verhaal presenteren (dat overigens door weinigen wordt geloofd), en partijen die de politiek meer macht toedichten dan de politiek kan waarmaken, die hun hand overspelen en meer afhankelijk zijn van de ongeloofwaardigheid van elk ander verhaal dan van de geloofwaardigheid van hun eigen verhaal. Zo bezien is de VVD geen middenpartij meer. Het is een flankpartij. De VVD eet zo langzamerhand de PVV op – en komt op de flank dan nog alleen de SP tegen.

19 augustus

=0=

 


Nuance

De blijdschap in politiek Nederland over de ferme taal van Roemer (‘over mijn lijk’) is ongekend. Boetes betalen als we volgend jaar een begrotingstekort hebben van meer dan 3%? Dat doen we niet, zei Roemer. Een statement, zo verklaarde hij even later. Dat werd dan in de media weer als een ‘nuancering’ gekwalificeerd. Dat zou je denken. Meer dan statements kan de goede man niet afleveren en het is een statement dat, vergeleken met de vele statements van de voormalige gedoogpartner, uitmunt in zachtaardigheid. Over de statements van de voormalige gedoogpartner bewaarden VVD en CDA altijd een gepast stilzwijgen. Idioot vonden ze ze niet. Onbeschoft vonden ze ze ook niet. Discriminerend vonden ze ze al helemaal niet. Diept triest daarom dat die partijen zich nu uitsloven om Roemer de maat te nemen.

Buma gedroeg zich alsof er iemand in de familie was overleden. Hij maakte zich zorgen over geld dat er niet was. Wonderlijk. Alle Europese noodfondsen bestaat uit geld dat er niet is. Nederland heeft sinds begin jaren negentig een AOW spaarfonds dat bestaat uit geld dat er niet is. Er zou jaarlijks uit de algemene middelen in dat fonds worden gestort en na 2020 zou het fonds tot uitkering komen – om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Daar zouden de kinderen en kleinkinderen van Buma dan geen last meer van hebben. Het fonds kreeg zelfs de kracht en de status van wet. Niemand die nog van het fonds wil weten, de wet is een dode letter, afspraken erover zijn altijd met voeten getreden. Niemand die zich de afspraken nog wil herinneren. In geen enkel verkiezingsprogramma wordt er zelfs nog maar aan gerefereerd. Diep triest? Nee hoor, zo doen we dat. De beloften van dat fonds nakomen? Over ons lijk. Werken met geld dat er niet is, ik vermoed dat we de gehele rijksbegroting kunnen afschaffen als dat niet meer zou mogen of kunnen. Om nog maar te zwijgen van alles dat ‘buiten de begroting’ wordt gehouden. Krokodillentranen.

Verhagen (‘dit is niet goed voor onze ekenemie’) haalde er een Duitse minister bij met wie hij toch net in gesprek was. Die vond het ook al niet goed. Nee maar. Ze hadden het beter over mevrouw Merkel (‘op naar de politieke unie!’) kunnen hebben. Dan was het nog ergens over gegaan, maar over dat soort dingen wil Verhagen het natuurlijk niet hebben. In verkiezingstijd scoort dat niet goed.

Pechtold had het over ‘rabiate’ uitspraken van Roemer. Samsom vond het ‘niet verstandig’. Staatslieden in de dop. Van hen ook niets over een politieke unie en over de democratische voorwaarden die ze daaraan zouden willen stellen. Liever Roemer in de klas van zwakke leerlingen plaatsen. Van de balk en de splinter.

Ik zou willen dat er nog veel meer van dit type ‘statements’ komen. Maar daar zullen we op moeten wachten tot Maurice de Hond het effect van Roemer’s uitspraken op de kiezersgunst heeft gemeten. Ik ben benieuwd.

17 augustus

=0=

 


Loopgraven

Wie bij Nederland aan een loopgravenoorlog denkt is niet helemaal fris. De fractievoorzitter van de CU denkt aan loopgraven, van waaruit oud en jong elkaar bestoken. Hij is er bang voor en hij roept de ouderen op hun wapens in te leveren. Een typisch Hollands standpunt zou ik menen. Voorkom de oorlog en geef je over.

De vraag is natuurlijk of er oorlog dreigt, komt, is. Dat punt is onze fractievoorzitter voorbij. Dan moet het wel erg zijn want een christenunionist die een drama suggereert om een tragedie voor te zijn, dat is geen dagelijks spektakel. Ja, het is vakantie en zo en er zijn verkiezingen in aantocht, maar toch. Op humor hoeven we bij Slob niet te rekenen dus dat kan het niet zijn. Wat dan wel? Ik geloof dat Slob zich zorgen maakt om de zorg. Die wordt te duur en hoeveel rapporten ook verschijnen waarin netjes wordt voorgerekend dat de explosie van de zorgkosten vrijwel niets met de vergrijzing te maken heeft, Slob heeft daar niets mee te maken. De kosten stijgen, het geld is op, het ouderenloket moet dicht. Het lijkt de G500 wel, met dat verschil dat men daar vindt dat het ouderenloket moet worden gesloten en een jongerenloket moet worden geopend. Daar had Slob het nog niet over maar als blijk van goede wil is zijn schielijke aftocht uit het door hem zelf bedachte oorlogsdecor toch niet niks.

Die Slob is voor geen kleintje vervaard. Hij zingt niet mee met het CDA dat de langstudeerboete wil afschaffen. En waarom niet? Omdat, zo Slob, het alternatief een sociaal leenstelsel is en dan zijn de studenten nog duurder uit. Hier spreekt de boekhouder. Dat alternatief, dat is niet het enige alternatief. Voor Slob is het dat wel. Interessante man. Het groeit hem kennelijk een beetje boven het hoofd allemaal. Ik mis Rouvoet. Ik durf er heel wat onder te verwedden dat Rouvoet nooit met het beeld van een loopgravenoorlog zou wapperen. Ik denk ook niet dat Rouvoet ouderen uitsluitend als een kostenpost zou beschouwen, als een categorie die voornamelijk hinderlijk is bij wat je allemaal nog wilt bereiken in het belang van je christelijke beschaving.

Slob is hard op weg van politiek een kwestie van boekhouden te maken met passiva en activa en verliezen en winsten. Zijn christelijke beschaving is een boekhouderbeschaving. Ik zie op de grafiekjes van Krouwel (in dagblad Trouw van gisteren) dat de CU in de afgelopen jaren een behoorlijke ruk naar rechts heeft gemaakt. Dat klopt. Voor het huidige kabinet is iedereen die meer kost dan opbrengt een bezuinigingspost. Hun opbrengst neemt niet toe, hun kosten wel, dus wat moet je? Je zou het kunnen narekenen natuurlijk maar als je er retorisch al uit bent is precisie een overbodige luxe. Dat is het voor Slob ook.

Slob heeft helemaal geen loopgraven nodig. Een forse kuil is meer dan genoeg. Laten we hopen dat hij er zelf in valt.

16 augustus

=0=

 


Stemwijzer

Het moet voor werkgevers makkelijker worden mensen te ontslaan, is een van de stellingen uit de nieuwe Stemwijzer. Je mag her er mee eens zijn, je mag het er oneens mee zijn en je mag zelfs ‘geen van beide’ invullen. Ik vul in dat ik het er oneens mee ben en geef verder aan, op het moment dat je, aan het eind van de stemwijzer gekomen, mag vermelden of een stelling je echt raakt, dat ik dit ook een heel belangrijke stelling vind.

Mijn voorkeur blijkt Groen Links te zijn. Ik dacht dat ik het op het punt van de ontslagbescherming en ook op dat van de WW en van de AOW (ook stellingen  over) zeer oneens met Groen Links ben maar dat is een vergissing mijnerzijds. Groen Links vindt namelijk ook dat je mensen niet makkelijker moet kunnen ontslaan want, zo is de uitleg, ze zijn voor een betere bescherming van tijdelijke contractanten. Ik ben dus helemaal niet voor of tegen iets want wat ik ook zeg, in de stemwijzer wordt het niet als ja of nee gelezen maar als meer of minder en waar het dan op uitdraait – dat beslist de stemwijzer. Ik noem het bedrog.

Maakt het dan wat uit of je de ene stelling belangrijker vindt dan de andere? Dat heb ik uitgeprobeerd door in mijn eerste ronde geen en mijn tweede ronde uitsluitend sociaal-economische onderwerpen plus Europa belangrijk te verklaren. Enigszins tot mijn verbazing moest ik constateren dat de uitslag dan niet in het nadeel van Groen Links maar in het nadeel van de Partij voor de Dieren was veranderd. Curieus, want de sociaal-economische opvattingen van de PvdD zijn mij sympathieker dan die van Groen Links. Het doet er niet toe. Niet wat ik vind doet ertoe maar wat de Stemwijzer heeft gevonden en bevonden.

Op het Journaal hoorde ik Jolande Sap vertellen dat de Stemwijzer vooral nuttig was voor mensen die het ‘op de inhoud’ nog niet zo goed wisten. Ik denk dat het juist voor mensen die hopen de ‘inhoud’ te mogen vervangen door 30 stellingen heel aanbevelenswaard is met een grote boog om de Stemwijzer heen te lopen. Stem wijzer zou je moeten zeggen en vermijd de Stemwijzer.

14 augustus 

=0=

 


Fetisj

Wat een trendvoorspeller is weet ik nog altijd niet, ook niet na de uitzending van Zomergasten met Lidewij Edelkoort. Zij leek me meer een seismograaf dan een voorspeller. Meer een instrument om de trillingen van de wereld te registreren dan de erupties die daar soms op volgen te voorspellen. Spannend was het wel, trouwens. Soms had ik meer willen horen. Over fetisjisme bijvoorbeeld en de opmars ervan. Over tatoeages waarvan ze, naar aanleiding van een vraag van haar gastheer, zei dat die zeker ook in het hoofdstuk over fetisjen thuishoorden.

Ik had daar meer over willen horen omdat tatoeages een om zich heen grijpend verschijnsel zijn. Bij de Olympische Spelen heb ik er weer talloze gezien. Ik zie er overal heel veel. Hoeveel mensen hebben tatoeages? Een kwart van allen? Het zou wel eens aan de lage kant kunnen zijn. Tatoeages maken van je lichaam nog meer een object dan het al was. Ze maken van je lichaam een object dat meer is dan een object. Een fetisj dus. We hebben zo langzamerhand een cultuur van de lichaamsfetisj. Als ik het ergens onder zou moeten scharen dan onder de cosmetische chirurgie, of breder: onder de maakbare mens. De tatoeage, is dat niet het merk der merken, het brandmerk als metamerk? Volgens Edelkoort is de marketing voorbij, zo dood als een pier. Bijna in dezelfde adem zei ze dat het ook met het individualisme als ‘trend’ voor bij is. Het individu als maat is passé, groepjes, groepen, associaties voegen het individu in hun mal en stempelen het individu met een zelf gekozen merk. Maar niet het zelfgekozene staat voorop. Voorop staat het merk. Branding in het bedrijfsleven en de tatoeage er buiten – ze horen bij elkaar. Wie niet aan tatoeage doet, doet wel aan branding. Het is de nieuwe klassenscheiding. Maar misschien verzin ik het. Edelkoort had het wel over tatoeages, niet over branding.

Maar, zou ik vermoeden, beide drukken de teloorgang van het individu uit door van het individu een exemplaar te maken en van het exemplaar het eigenlijke ding, het ding dat meer dan een ding is. Fetisjisme.

13 augustus

=0=

 


Snik

In de geestelijke gezondheidszorg heeft zich de afgelopen decennia een ware omwenteling voltrokken. Dit is de omwenteling: ‘Terwijl het oorspronkelijke verwijt van medicalisering een pact tussen dokters en overheid betrof, gaat het verwijt nu uit naar een pact tussen dokters en patiënten.’ Op zichzelf staat dit niet: ‘De afgelopen jaren zijn er meer patiëntengroepen dan actiegroepen opgericht.’

Het zijn twee citaten uit een essay (‘De patiënt is niet goed snik’) van Trudy Dehue in De Groene van deze week. Het bondgenootschap van overheid en psychiater is opgezegd door de overheid. De psychiater zou de zelfredzaamheid van de mensen belemmeren en zelfredzaamheid, daar gaat het om. One flew over the cuckoo’s nest is verleden tijd. Toen werd je beloond als je ze mak kreeg, als je hun afhankelijkheid wist te bevestigen en ontwapenen in een en dezelfde beweging. Nu moeten ze niet meer mak zijn, ze moeten zichzelf kunnen helpen, ze moeten afgeholpen worden van hun afhankelijke status. Dat kan uiteraard alleen als arts en patiënt er allebei vanuit gaan dat afhankelijkheid niet slechts een status is maar ook een beslissing – en aan een beslissing kun je wat doen, door anders te beslissen bijvoorbeeld, door te beslissen dat het succes van een behandeling niet alleen wordt beïnvloed door het gedrag van een patiënt maar er in laatste instantie ook door wordt bepaald. De taak van de arts is de patiënt op de weg van het juiste gedrag te zetten. Dat wordt lastig als de overheid arts en patiënt ervan verdenkt een bondje te hebben gesloten. Opmerkelijk, in het rapport Kwaliteit als medicijn wordt meer samenwerking tussen arts en patiënt aanbevolen, in de geestelijke gezondheidszorg zou die samenwerking nu net het probleem zijn. Hoe het zonder samenwerking zou moeten en kunnen, ik weet het niet. Therapiedwang in plaats van ‘therapietrouw’ dan maar? Het gewoon stoppen met behandelingen en vergoedingen? Het lijkt er soms op.

Tussen 2000 en 2010 groeiden de kosten van de GGZ van 2.4 miljard naar 5.9 miljard, lees ik. Dat is een stijging van 250%, dus elk jaar 25% erbij. Het schijnt wat af te vlakken maar een tragere groei is nog altijd groei. De leus om verdere groei tegen te gaan is ‘demedicalisering’. Als iedereen Ritalin slikt voor de rust en de concentratie en Prozac voor het humeur is er ergens onderweg iets fout gegaan. Er is ook wat fout wanneer elke afwijking van het gemiddelde als een stoornis wordt gezien en een stoornis, dat kan natuurlijk niet. Het is geen stoornis, het wordt gezien als een stoornis, ingedeeld als een stoornis en voor een stoornis ga je naar de dokter. De stoornisproductie is goed voor een gigantische en steeds uitdijende markt voor psychofarmaca en waar aanbod is volgt de vraag. Wij bestrijden niet het aanbod, wij bestrijden de vraag. Je moet je tegenstander goed kiezen en de beste tegenstander is de minst georganiseerde tegenstander. Patiëntengroepen kunnen – ook als ze niet door de farmaceuten worden gefinancierd – toch niet tegen de farmaceuten op, en de overheid weet het. De overheid pakt het probleem niet aan, de overheid pakt de patiënten aan.

Het probleem is niet de afwijking van het gemiddelde, het probleem is het gemiddelde zelf want uit het gemiddelde vloeit, al dan niet gecorrigeerd, een norm voort, en aan de norm willen we allemaal voldoen. De norm produceert afwijkingen, afwijkingen noemen we stoornissen en de norm identificeert de stoornissen. De norm normaliseert en disciplineert. Ook als je niet wilt, wil je toch. Hoeveel keus heb je, in een samenleving die met elk nieuw gemiddelde een serie nieuwe stoornissen genereert?

In de hoogtijdagen van de antipsychiatrie waren we allemaal gek en het gekst was de maatschappij. Tegenwoordig zijn we ook allemaal gek maar nu omdat we onze verantwoordelijkheid niet nemen. We wijken af van de norm en doen er te weinig aan de norm te gehoorzamen. Je kiest voor gezondheid is een uitspraak die moeiteloos overgaat in de uitspraak dat je dan ook voor ziekte kiest. Ziekte is geen pech. Pech is hooguit de aanleiding. Ziekte is een keuze, een beslissing om er al dan niet in te blijven hangen, er al dan niet aan vast te blijven houden. Dehue wijst er terecht op dat iedereen die de diagnose aanvaardt dat hij afwijkt van het gemiddelde – en dus een stoornis heeft – de norm al lang heeft geïnternaliseerd. Die doet dus al aan ‘zelfmanagement’. Daar kan nog wel een schepje bovenop. Per slot, als je de norm hebt overgenomen heb je ook de norm overgenomen dat je als individu maakbaar bent en het maakbare individu, dat is, volgens Dehue, de kern van het huidige overheidsbeleid, ook in de GGZ. Dan is een pervers succes wel gegarandeerd. Hoe meer mensen menen te moeten voldoen aan de norm, hoe meer er niet aan de norm kunnen voldoen, hoe meer de stoornis tot een last wordt, hoe meer hulp zal worden gevraagd, hoe meer de artsen onder druk worden gezet, hoe meer de patiënten onder druk worden gezet, hoe meer patiëntengroepen in de bres moeten springen en hoe meer de overheid op zelfredzaamheid zal aansturen – en dan beginnen we weer van voren af aan. Tot de laatste snik.

En daarom zijn we niet goed snik.

12 augustus

=0=

 

 

Therapietrouw

In april had Booz & Company al becijferd dat meer ‘therapietrouw’ een jaarlijkse kostenbesparing in de zorg van 2.4 miljard op zou leveren. Therapietrouw is het verschijnsel dat de patiënt ook doet wat met de arts is afgesproken. Dan moet daar wel een goed gesprek aan vooraf zijn gegaan natuurlijk, en meer in het algemeen zouden beter geïnformeerde en medebeslissende patiënten een zegen zijn. Die 2.4 miljard kom ik niet meer tegen in het net verschenen rapport van Booz & Company (Kwaliteit als medicijn) maar de nadruk op meer een zorgtechnologie die eerder intensief dan gestandaardiseerd en geïndustrialiseerd is des te meer. De beloning zal ook hoger zijn: tussen 4 en 8 miljard kostenbesparingen en dus beslissingsruimte. Dan hebben we het niet alleen meer over die therapietrouw maar ook over een noodzakelijke stelselherziening om weer ongedaan te maken wat de privatisering heeft verricht: een nadruk op productie die meer met beter vereenzelvigt.

Het initiatief moet naar de werkvloer, stelt het rapport. Dat begrip wordt niet nader uitgelegd maar duidelijk is wel dat de patiënt zich niet buiten maar midden op de werkvloer bevindt. Geef artsen en patiënten de tijd om er uit te komen, alternatieven door te spreken, gevolgen in het geding te brengen, de omgeving van de patiënten in het geheel te betrekken (voor therapietrouw lijkt me dat ook een essentiële voorwaarde), en de kwaliteit wordt er alleen maar beter van. Kennelijk hebben we een stelsel geschapen dat efficiency (tijdwinst) beloont en effectiviteit (tijdsinvestering) tegenwerkt. Je vraagt je elke keer enigszins verbaasd af of de voortreffelijke Hans Hoogervorst het niet een beetje had kunnen zien aankomen. En de bijbehorende Kamermeerderheid natuurlijk. Je vraagt je af of er in die Kamermeerderheid dan niemand op de gedachte is gekomen dat er misschien een relatie bestaat tussen privatisering van de gezondheidszorg en uit de hand lopende kosten – het voorbeeld van de VS had als schrikbeeld kunnen dienen. Als je het wou zien. Dat krijg je als alle belangrijke posities in de gezondheidszorg worden ingenomen door VVD-ers, geflankeerd door een enkele D66-er. Veel toeteren over de hervorming van de woningmarkt en arbeidsmarkt en de kaken stijf op elkaar als het over de gezondheidsmarkt gaat. Daar is meer beter. De reactie van de huidige minister is komisch: we waren al bezig op de weg van de aanbevelingen van het rapport. Onze minister legt ziekenhuizen meer concurrentie op – in het rapport bedaard aangewezen als de basis van de premie op productie en van de aanval op kwaliteit – en meent dat ze al lang bezig is met wat de rapportage aanbeveelt. Het doet denken aan de Franse minister van onderwijs uit de periode Sarkozy, die op bezoek ging in Finland om daar het onderwijs te bestuderen en met de conclusie terugkwam dat het heel goed was, daar in Finland, maar dat ze in Frankrijk ‘eigenlijk’ al een heleboel van hetzelfde deden.

Aardig is wel dat, inmiddels voor de zoveelste keer, wordt aangetoond dat de vergrijzing tamelijk irrelevant is voor de kostenstijgingen in de gezondheidszorg en dat dat ook wel zo zal blijven. Relevant is de vermarkting, de druk op capaciteitsbezetting, de beloning per behandeling – en dus ga je behandelen. Het rapport is op die praktijken een stevige kritiek. De moeilijkheid is alle belanghebbenden bij de continuering van de huidige situatie uit hun hok te jagen. Dat wordt nog wat – de eerste politieke reacties op het rapport zijn zo positief dat je er wantrouwig van wordt. Het zijn dezelfde politici die het huidige stelsel hebben geïnaugureerd.

Er is wel een belangrijke restrictie bij het rapport. Die is dat de geestelijke gezondheidszorg buiten beschouwing is gebleven. Onnodige behandelingen zijn ook daar aan de orde van de dag en de groei ervan is fenomenaal. Dat is niet niks. Het rapport stelt alle vertrouwen in een betere en beter geïnformeerde samenwerking tussen artsen en patiënten. Goed geïnformeerde patiënten hebben een conservatievere, bescheidener, selectievere zorgvraag dan slecht geïnformeerde. Dat kan dus beter. Daar zal dan wel heel veel werk voor moeten worden verzet, in het bijzonder wat betreft een eerlijke, goede en belangeloze informatievoorziening en wat je breed gezondheidsopvoeding zou kunnen noemen. Niettemin, het ligt op z’n minst voor de hand dat het inschakelen van de patiënten in de geestelijke gezondheidszorg op een heel andere leest zal moeten worden geschoeid. Maar hoe ziet ‘therapietrouw’ er uit in de GGZ?

11 augustus

=0=


In achtvoud

Wat solidariteit is, is niet zo eenvoudig te bepalen. Ik kwam acht invullingen van de term tegen. Dit zijn ze.

  1. Solidariteit is het antwoord op de vraag of de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen.
  2. Solidariteit is de oplossing voor het probleem dat een gemeenschap afsterft als mensen zich niet belangeloos en vrijwillig inzetten.
  3. Solidariteit is het antwoord op de vraag of, en in welke mate, mensen bij willen dragen aan regelingen.
  4. Solidariteit is begrepen in een ontwikkeling naar meer nadruk op verplichting, selectiviteit, een groter eigen risico, en een groter beroep op informele solidariteit.
  5. Solidariteit: waar men zich vroeger kon beperken tot passieve solidariteit – het betalen van premie en belasting – daar wordt nu actieve solidariteit met minder bedeelde, kwetsbare medeburgers verwacht. Om te beginnen met de eigen familie.
  6. Solidariteit krijgt vorm in een politiek gericht op verkleining van de inkomensongelijkheid die daarnaast de sociale rechtvaardigheid dient, en de samenwerking, het welzijn en de gezondheid.
  7. Solidariteit is Europees of het is niet: solidariteit moet worden geëuropeaniseerd
  8. Solidariteit is de combinatie van delen en argwaan. De solidaire trend van de Nederlandse politieke partij: internationaal mag het met minder, en nationaal mag het met minder overheid.

Ik pronk met veren die niet van mij zijn. Want, bovenstaande beschrijvingen, opvattingen, en karakteriseringen van en associaties met solidariteit ontleen ik aan een achttal bijdragen in Socialisme & Democratie (2012/7-8), verzameld onder de noemer van ‘Solidariteit in de 21ste eeuw’. Het is een breed spectrum, een veelkleurig palet, dat op z’n minst. Een hele taalfamilie komt voorbij, van de rijke vrijgevige oom via de moraliserende ouder tot en met de dankbare grootouders en het arme neefje van de buitenlandse tak van de familie. Misschien dat neef zich wat meer moet inspannen, maar we laten hem nog niet vallen. Solidariteit. In de jonge traditie van de verzorgingsstaat hadden we de familie zo ongeveer uit de solidariteit gehaald maar de recente geschiedenis laat de tegenstribbelende terugkeer ervan zien. Het wordt in de meeste bijdragen genoteerd, slechts in een enkele gekritiseerd. Dat we voor de kindertjes overigens steeds minder op de familie en steeds meer op de staat vertrouwen wordt voor het gemak over het hoofd gezien. Waarom? Niettemin, mocht de inschakeling van de familie in de verzorgingsstaat doorzetten dan wordt de familie een organisatie – en de solidariteit zal, om de oude Durkheim maar weer eens aan te halen, minder ‘organisch’ en meer ‘mechanisch’ worden. Een mengvorm, met de familie voor de ‘informele’ kanten ervan en de natie voor de ‘formele’. Je kunt ook zeggen dat de solidariteit ‘dikker’ zal worden. Volgens de aloude formule dat bloed dikker dan water is.

Opmerkelijk is ook dat het enige artikel dat de Europese koe bij de horens vat van Belgische makelij is. Dat kan geen toeval zijn. Zes artikelen in nationale kleuren, een enkel artikel dat de natie voorbij is, een toetje waarin enerzijds en anderzijds zijn verwerkt, en de familie om het af te maken. Zou dat de 21ste eeuw zijn?

10 augustus

=0=


 

Afsterven

In het communisme zal, zo luidt de voorspelling, de staat afsterven. De staat zal zich beperken tot de administratie van de productie, in plaats van zich bezig te houden met de onderdrukking die eigen is aan een klassenmaatschappij. Exit klassen, exit staat. Zonder klassen en dus klassentegenstellingen houdt de staat op te bestaan. De staat sterft af.

Ik ben nog altijd geïntrigeerd door die administratieve staat die geen staat meer is. Het oorspronkelijke beeld is afkomstig van Saint-Simon, wel eens omschreven als de eerste meritocraat van Europa. Bij administratie zal het op z’n minst moeten gaan over zoiets als de nationale rekeningen – en daar hangen onvermijdelijk beslissingen aan over een geldnoemer om alle heterogene stromen van goederen en diensten onderling vergelijkbaar te maken. En daaruit vloeien beslissingen voort over bezit en eigendom, over de beschikkingsmacht om die stromen in beweging te brengen en af te stoppen en over de verhoudingen tussen de stromen ten opzichte van elkaar. Gegeven de onmetelijke opbloei van de productiekrachten die het communisme belooft – immers, in het communisme bestaat geen tegenstelling meer tussen productiekrachten en productieverhoudingen – kon die administratieve staat nog wel eens een aardige omvang krijgen, mede als gevolg van de omstandigheid dat je geen administratie kunt voeren zonder degenen die ermee te maken krijgen het recht te geven een administratieve beslissing aan te vechten. Bestuursrecht dus, administratieve rechtspraak. En wil dat wat voorstellen dan moeten de beslissingen daarvan afdwingbaar zijn. Het begint verdacht veel op een staat te lijken.

Althans, zo lang we economie (‘productie’) en territoir (‘staat’) als een twee-eenheid beschouwen, en een beeld hebben van een staat als de enige rechthebbende vertegenwoordiging van een volk. Over de omvang ervan kun je twisten – Saint-Simon had al een door Engeland gemodelleerd Europa voor ogen en dus een Europese administratie. Als je dat niet doet (als je ervan uitgaat dat staatsgrenzen en economische grenzen elkaar niet dekken), dan wordt de administratie er niet eenvoudiger op. De administratieve rechtspraak ook niet. Waar vind je het goede en acceptabele adres om je meningsverschillen uit te vechten, waar ben je aan gehouden als er een uitspraak volgt die je niet bevalt?

Ik denk dat het laatste (verschillende typen grenzen voor economie en staat) reëler is dan het eerste (dekkende grenzen, als je de grenzen maar handig kiest). Mede daarom was ik verbaasd over het artikel van Ilja Leonard Pfeijffer (‘Een democratisch communistisch Europa’ ) in Vrij Nederland van deze week. Volgens Pfeijffer hoeven we helemaal niet bang te zijn voor een staatsgeleide economie. Volgens hem staat de val van de Muur niet gelijk aan de val van het communisme maar aan de val van de dictatuur. Het communisme hebben we nog nooit gehad. Dat laatste ben ik overigens geheel met hem eens. Over die val van de dictatuur ben ik wat minder zonnig. Over de staatsgeleide economie nog weer minder. ‘In een democratie zijn wij zelf de staat’, schrijft Pfeijffer. Je zou ook kunnen zeggen dat er een staat is omdat ‘wij zelf’ er zelf niet uitkomen. Wij kunnen vandaag iets beslissen waar we morgen spijt van hebben, gewoon omdat de balans binnen ‘wij’ morgen een andere kan zijn dan de balans van vandaag. Daarom is het ook zo prettig dat we niet slechts een democratie hebben te onderhouden maar ook een rechtsstaat. Dat, overigens, Europa geen democratie is en ook geen staat, laat staan een rechtsstaat, schijnt Pfeijffer niet te deren. Hij wil er best wonen.

Die democratie die zelf de staat is, dat lijkt een beetje op het afsterven van de staat. Zoals Pfeijffer het formuleert hebben we eigenlijk ook helemaal geen keus meer: ‘Welk bezwaar kun je in hemelsnaam maken tegen de gedachte om economische ontwikkelingen te onderwerpen aan democratische controle in plaats van ze volledig over te laten aan gewetenloze speculanten die op niets anders uit zijn dan zelfverrijking?’ Nu, je zou bezwaar kunnen maken tegen de formulering van de vraag. Maar dat kan niet in het stramien van Pfeijffer want wat we nu beleven is de ineenstorting van het kapitalisme en dat kan niet anders dan uitmonden in de onteigening van de onteigenaars. Deze omschrijving gebruikt Pfeijffer niet maar zijn betoog komt er wel op neer. Je kunt immers speculeren op dalende koersen en dat is wat nu gebeurt. ‘Omdat iedereen denkt dat de boel failliet gaat, wordt er daarop gespeculeerd. Degenen die bepalen of de boel al dan niet failliet gaat, zijn de speculanten zelf. Die zouden wel gek zijn dat niet te laten gebeuren, want er is veel geld mee gemoeid. Hoe meer speculanten er zo over denken, hoe zekerder het is dat het ook gebeurt, waardoor des te meer speculanten er net zo over gaan denken, zodat het nog zekerder wordt dat het gebeurt. Dat is kapitalisme in een notendop’.

Laten we mild zijn en zeggen dat dit een indruk is van een ongecorrigeerde kapitalistische conjunctuur die, zoals we weten, niet alleen op dalende maar ook op stijgende koersen ‘speculeert’. Blijkbaar zijn we nu aan de definitieve afdaling begonnen. En, zegt Pfeijffer, dat ‘komt niet door de Grieken of door de euro. Het zijn de ijzeren wetten van de markt. En tenzij we ons van die ijzeren wetten bevrijden, is er geen houden aan’.

Ik had gehoopt dat het ‘sterft gij oude vormen en gedachten’ zich al lang had uitgestrekt over dit type krankjorume ongein. Nee dus. Pfeijffer ziet de pensioenen verdampen en de huizen onverkoopbaar worden. Dat mag niet gebeuren. Een nieuwe ideologie is geboden en een beetje snel ook. Combineer Occupy en Pfeijffer en je komt een heel eind. Pfeijffer suggereert de combinatie, voor meer is hij te bescheiden. Er klinkt toch iets door van de Internationale. Veel is het niet en eenzijdig is het wel, maar we moeten niet alles willen hebben. Hoewel? Ik beveel Pfeijffer van harte deze regel aan. Hij had hem zelf kunnen verzinnen: ‘De wereld steunt op nieuwe krachten, begeerte heeft ons aangeraakt.’  Occupy!

9 augustus

=0=

 


Waratje

In de nooit eindigende discussie over wetenschap en geloof kom ik, in een column in de Volkskrant, deze zin tegen: ‘ik heb een rotsvast vertrouwen in de wetenschap als de beste methodologie om zinvolle - en voor zover mogelijk zelfs waarachtige - kennis van de wereld om ons heen te verwerven’. Een waarachtig rotsvast vertrouwen, dat lijkt warempel wel een geloof. Waarachtige kennis, het moet iets anders zijn dan ware kennis en ook iets anders dan de Ware kennis, maar wat is er nou precies anders? Ik zou het waarachtig niet weten en dat komt omdat ik me bij door de wetenschap vergaarde kennis niets waarachtigs kan voorstellen. Ik zou trouwens ook niet weten of wetenschap de beste ‘zinvolle’ kennis genereert. Waarom zou dat zo zijn? Leveren kunst, muziek, liefde, reizen, terugkeren, wandelen, fietsen, kortom alles waardoor je niet bevroren blijft in een en het zelfde perspectief, geen zinvolle kennis op?

Het atheïsme, zo stelt de columnist (Mark de Vries, historicus) vast, is dan weliswaar geen religie maar het deelt wel degelijk enkele ‘essentiële’ kenmerken met religie. Dat lijkt me een religieuze bewering. Zijn bewijsplaatsen zijn geen bewijsplaatsen maar voorbeelden van personen die wel eens overdrijven en die daarom soms enigszins spottend ‘verlichtingsfundamentalisten’ worden genoemd. Dawkins komen we tegen, en Hirsi Ali. Dat zijn mensen die zo’n fundamenteel bezwaar hebben tegen religie dat het ze niet fundamenteel genoeg kan zijn. Hun fundament is de Verlichting, de denkfiguur die alles ter discussie stelt en soms terugschrikt als het bij zichzelf uitkomt. Menselijk zou ik denken, niet religieus en zeker niet ‘essentieel’. Eerder banaal. Bijna net zo banaal als een columnist die bij fundament aan fundamentalisme denkt en bij fundamentalisme aan religie.

Ik weet het nog sterker verteld. Ook de wetenschap is in de omschrijving van De Vries een geloof onder andere. Ik zou toch warempel menen dat de wetenschap wis en waarachtig een beter lot verdient dan het in de column van De Vries heeft gekregen. Waratje!

8 augustus

=0=

 


Het vege lijf

Schaken op tien borden tegelijk. Zo omschrijft Ko Colijn de impasse rond Syrië. Syrië is tegelijk Afghanistan, van die dingen. Diplomatie is de kunst het roerend met elkaar oneens te zijn. Alweer Ko Colijn. Alweer goed omschreven.

Het Syrische regiem heeft met deserteurs te maken, militaire en politieke. Elke keer als iemand de plaat poetst vraag ik me af hoe vervangbaar die persoon is. Hoe hoger in de boom, hoe moeilijker de vervanging is zou je denken maar in de politiek is dat een regel die niet geldt. Een minister gaat weg, de volgende dag is er een ander en veel maakt het niet uit. Een generaal vertrekt en de opvolger is er al. Dan heb je de zaken of heel goed of heel slecht geregeld. Dus hoe erg is het? Hoe zit de beslissingsmachinerie van een regiem in elkaar? Topposities in een beslissingsstructuur zijn knooppunten in diezelfde structuur. Stelt een positie wat voor dan dient een vervanging tot een reeks van verdere aanpassingen te leiden. Zo niet dan is de positie een sinecure. Wat weten we van die verdere aanpassingen?

Ik zou het graag weten maar ik weet er niets van. Ik speur wel wat door de media en wordt niet geholpen. Ons journaal is als altijd het koddigst. Daar maakt het niet uit of er nu een sportprestatie wordt geleverd of een politiek feit gememoreerd. De vraag is onveranderlijk naar de stemming. Hoe is de stemming daar nu Jan? En Jan geeft braaf antwoord want Jan heeft natuurlijk ook geen idee. Is het een keerpunt Jan? Jan zegt dat we dat misschien achteraf weten. Hij laat blijken het een idiote vraag te vinden en op idiote vragen kun je geen verstandig antwoord geven. Dat is dan nog winst.

En nu is de premier weg. Hij komt uit het oosten van Syrië, het grensgebied met Irak. Het regiem brokkelt af langs de randen. De opstandelingen zijn een mengelmoes waarvan het raden is naar de precieze samenstelling en naar de onderlinge krachtsverhoudingen. Hoe staat het met de motivatie, Jan?

7 augustus

=0=

 


Wijs

Hoe meer mogelijk is in de gezondheidszorg hoe meer aan de gezondheidszorg besteed wordt. Dat is een eindig verhaal omdat de mogelijkheden het besteedbare inkomen voorbijstreven. De gezondheidsmogelijkheden halen de bestedingsmogelijkheden in. Of dat nu al het geval is, is een kwestie van debat. Niet over het principiële aspect maar over de termijn waarop dat het geval zal zijn. Het lijkt wijs (‘prudent’) niet te wachten op het moment dat voor iedereen duidelijk is geworden dat de ene mogelijkheid stuit op de grenzen van de andere.

Een deel van het probleem is dat de mensen die over de wenselijkheid van een behandeling beslissen andere mensen zijn dan die bij wie de rekening terecht komt. Artsen en patiënten hebben belang bij optimale zorg, de zorgverzekering (met de overheid op de achterbank) heeft belang bij beheersbare kosten. De vraag is, hoe artsen en patiënten betrokken kunnen worden bij het beheersen van de kosten. In het Nederlandse stelsel wordt op artsen en instellingen ingewerkt door overheid en verzekeraar, maar de patiënten worden verondersteld vertegenwoordigd te worden door de verzekeraars. Het is, alleen al daarom, een wonderlijk en onevenwichtig stelsel. De aanbieders worden op productie betaald en dat is een rare aansporing – met als gevolg productie, ook als het niet nodig is. Wanneer is het niet nodig? Nu, daar zouden de patiënten zelf ook wel iets over te zeggen mogen hebben. Het is per slot hun leven en gezondheid en het is hun premie. Maar daar is niet in voorzien in het stelsel. Het stelsel leidt ertoe dat de patiënten zelf niet worden ingeschakeld bij de beslissingen over welke zorg zij onder welke omstandigheden denken nodig te hebben – en hoeveel zij daar voor willen betalen. In de discussie daarover worden patiënten wel aangesproken op hun portemonnee, maar niet op hun eigen inzichten en verlangens met betrekking tot de zorg die ze nu en in de toekomst denken nodig te hebben. Er veranderen dingen in het basispakket, de AWBZ wordt voortdurend verbouwd, de premies stijgen. Maar wat verzekerd moet worden – daar gaat u niet over. Er valt in ons land altijd een opvallende stilte in het gesprek zodra het gaat over de beslissingen die mensen zelf kunnen nemen in de vraag hoe afscheid van het leven te nemen. Hoe je moet leven word je steeds schreeuweriger en dwingender voorgehouden. Hoe je er afscheid van neemt is een kwestie die je uit handen wordt genomen. Die kwesties zijn verbonden: hoe meer we het einde verdonkeremanen hoe meer je in je leven wordt geringeloord. You are not qualified, zouden de jongens van Monty Python zeggen.

Ons stelsel is gebaseerd op de weigering mensen zelf te laten beslissen over hoe ze hun levenseinde willen inrichten. Het gevolg is een steeds onwilliger solidariteit. Want, solidariteit is wederkerigheid. Wederekerigheid heeft een stem nodig, veel stemmen zelfs. Alle medische informatie en voorlichting zouden erop gericht moeten zijn die stem wijs te leren gebruiken. Dat moet je niet over laten aan verzekeraars die een polis willen slijten, farmaceuten die hun pillen aanbieden, dr. Vogel die het beter weet, ziekenhuizen met een capaciteitsprobleem, of de Heer die iedereen de beslissing ontzegt omdat een aantal in Hem geloven. Voor de wondere wereld van de financiën willen we steeds meer een plicht tot onafhankelijk advies invoeren, los van enig belang bij het tot stand komen van een transactie. Dat mag model staan. Wil je de stem van mensen bij harde keuzes inschakelen dan dient de informatiehuishouding op orde te zijn. Precies dat heeft de overheid nagelaten.

Blijven we het nalaten, dan modderen we verder met een onwerkbaar type solidariteit, met solidariteit die verstoken is van inspraak. Met solidariteit als geste.

6 augustus

=0=

 


Dood

Op de vraag uit het publiek wat zijn relatie met de dood was, antwoordde Woody Allen dat hij daar zeer tegen was. Elly en ik hoorden het hem gisteren zeggen, in de documentaire over Allen die nu de Nederlandse bioscopen heeft bereikt. Een voortreffelijk antwoord op een onbeantwoordbare vraag. Je kunt ook vragen naar de relatie van Allen met het zwarte gat. Voor een relatie zijn er altijd twee nodig en op de een of andere manier wil dat met de dood niet lukken. Of de ene ontbreekt, of de andere. Voor mensen die dood met een hoofdletter schrijven ligt het misschien anders want voor hen ligt alles anders maar dat brengt ons niet verder dan naar een andere onbeantwoordbare vraag. Het is ons lot, die vragen, en zoals we weten is het contrast van het lot het gevaar en niet het risico.

In de discussie die is ontstaan naar aanleiding van het zegenrijke conceptadvies van het College voor Zorgverzekeringen is het lot een loterij geworden en het gevaar een risico. Solidariteit, een begrip uit het gevarenvocabulaire, is in dezelfde beweging getransformeerd in een actuariële rekensom. Men zegt dat het over kosten gaat maar het gaat over de verhouding van kosten en baten. Vandaar dat we nu een Europees jaar hebben van ‘actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties’. Het gaat al lang niet meer over de gevaren van het leven, het gaat over de risico’s van hen die nog veel te leven hebben, ook als ze nog helemaal niet in leven zijn. Wat er nog niet is vraagt offers want van die offers hangen de toekomstige opbrengsten af, terwijl degenen die nu offers vragen veel kosten en weinig opbrengen. Die solidariteit tussen de generaties is zoiets als een relatie met de dood of het zwarte gat of andere representaties van onvermogen. De dood, het is een gladiool geworden, volgens het motto dat bloemen niet van mensen houden. Bloemen houden van de dood. Pas dan komen ze tot leven. Solidariteit was ooit een investering, nu wordt het een krediet: een geloof. In de toekomst die men zo graag wil verzekeren.

Geheel in de geest van Allen is mijn antwoord dat ik daar zeer op tegen ben.

5 augustus

=0=

 


Ellende

In de kranten lees ik dat Hans Spekman ‘hard heeft uitgehaald’ naar Emile Roemer. De man van de SP schijnt een ‘risico’ te zijn. Dat komt, begrijp ik, omdat Roemer maar niet wil snappen dat je ‘het’ eerst ‘met elkaar’ moet verdienen en dat ‘Europa’, hoe ‘chagrijnig’ Spekman er ook van wordt, nodig is om ‘uit de crisis’ te komen. Wel kan Spekman het helemaal met Roemer vinden op sociaal gebied, behalve bij de AOW leeftijd. Daar is Roemer niet duidelijk. Over Europa ook al niet. Spekman vindt dat Roemer ‘kleur’ moet bekennen.

Kortom, Spekman heeft werkelijk geen idee hoe hij Roemer aan moet pakken en komt daarom maar met angstvisioenen als een ‘economie in de ellende’, en hij vreest een kennelijk geheel onverantwoord ‘experiment’ als we ons zouden ‘permitteren’ de SP in de regering toe te laten. Je zou denken, het is Rutte over Samsom, maar nee, het is Spekman over Roemer. Het is droef, het is armoe, het is sleets, het is een belediging aan het adres van iedereen die straks in het stemhokje staat. Het is een belediging aan iedereen, in het stemhokje of niet. Het is ellende, politieke ellende.

Hoe zou dat toch gaan? Belt Samsom met Spekman? Zeg Hans, kun jij je niet eens laten interviewen en Roemer uit z’n comfortzone halen? Top, zegt Hans, doen we. En geeft vervolgens een interview dat me doet blozen van schaamte. Want ja, je bent lid van de PvdA of je bent het niet. Er zit werkelijk geen enkele gedachte in het hele interview. Wel onmacht. Wat Roemer in het midden laat over de EU, laat Spekman evenzeer in het midden. Er is wel verschil natuurlijk. Roemer zegt, nee tenzij. Spekman sputtert, ja maar. Wat blijft hangen is niet het verschil. Wat blijft hangen is het gesputter. Ja, maar wat is dat ja maar dan? Wat is het idee van Spekman over de EU? Over de politieke constellatie van de EU, een constellatie die op z’n minst zou moeten verbieden dat het nog jaren kan doorgaan met tegelijk gas geven en op de rem staan?

Spekman vreest economische ellende. Ik vrees de politieke ellende waar Spekman ons op heeft getrakteerd.

3 augustus

=0=

 


Beprijzen

Nu we de prijs weten van mensen waarvan wel zeker is dat ze geen Olympische medaille zullen winnen, ben ik benieuwd naar de prijs van iemand die wel voor zo’n medaille in de race is. Naar de Zomerspelen in Londen zijn 178 sporters afgevaardigd, gemakshalve reken ik daar minimaal hetzelfde aantal begeleiders enzovoorts bij. Vooruit, 400 mensen. Laten we aannemen dat die in de aanloop naar de spelen 1 jaar full time bezig zijn geweest. Ik weet het, het is karig maar het is ook maar een rekenaanname. Dan zijn er nog de faciliteiten en ongetwijfeld nog een heleboel meer. Laten we zeggen dat die goed zijn voor, omgerekend, nog een jaar. Dan hebben we twee jaar, 400 mensen, tegen een jaarbedrag van, ik doe een gok, 75.000 euro per jaar per persoon. Dat is bij elkaar een bedrag van 60 miljoen. Niet meergekend zijn de kosten van bobo’s en van de onvermijdelijke taalvervuilers die wij sportverslaggevers noemen. Niet meegerekend zijn ook de talloze voorrondes, de commissies die moeten beslissen over plaatsing, en intussen ook de juridische kosten die ongetwijfeld ook in de papieren lopen. Laten we die kosten laag houden en er 10 miljoen bijdoen. Totaal: 70 miljoen. Ik denk dat als de sport het daarvoor zou moeten doen dat ze heftig zullen protesteren, maar als gezegd, het is maar een rekenvoorbeeld.

Bij de vorige Zomerspelen haalde Nederland 16 medailles in totaal. De huidige chef de mission heeft 17 medailles als ambitie. Dat is een slordige 4 miljoen per medaille. Zijn her er minder (10 bijvoorbeeld) dan kost een medaille al 7 miljoen per stuk. Met de medailles gaat het vooralsnog niet best, dus wie weet worden het er maar 10. De conclusie zal ongetwijfeld zijn dat we niet voldoende aan sport uitgeven.

Kunnen we die solidariteit met de topsport nog wel volhouden? Een paar miljoen voor een lullige medaille (zelfs een gouden medaille is maar 600 euro waard), is dat niet een hoon aan de mensen die zich zoveel zorgen maken over de betaalbaarheid van een paar medicijnen? Moet de minister niet naast een College voor Zorgverzekeringen als de wiedeweerga een College voor Sportoverdrijvingen instellen? Een maat ontwikkelen voor kosten, opbrengstkwaliteit, rechtvaardigheid en effectiviteit? Een KORE als het ware? Waarom hebben we wel QALY’s en geen KOREn?

De topsport wordt duurbetaald. Ik vind dat de Kamer elke keer als het over het beprijzen van de zorg gaat het tegelijk over het beprijzen van de topsport moet hebben.

2 augustus

=0=

 


FERA

Ooit (om precies te zijn op 14 juni 2007) schreef ik (klik hier) een stukje getiteld DNBA (De Nederlandse Bank van Arbeid). Ik dacht, als we dan toch een bank hebben die de geldhoeveelheid in de gaten houdt is het ook handig een bank te hebben die hetzelfde doet voor arbeid. Een bank dus die de omvang en de beweeglijkheid van de stromen op de arbeidsmarkt in de gaten houdt en die, als het te gek wordt (bijvoorbeeld een werkloosheidsvoet die we onacceptabel vinden) aan de gang gaat om de zaak te verbeteren. We zouden, ik ga nu al wat verder dan destijds, niet alleen een ‘natuurlijke’ werkloosheidsvoet moeten erkennen maar ook een ‘onnatuurlijke’. Beide zijn even gekke namen maar een mens moet zich nu eenmaal behelpen. Een onnatuurlijke werkloosheidvoet zou bijvoorbeeld optreden bij een werkloosheid van, zeg, zes procent of hoger. Beweegt de werkloosheid zich onder de vijf of boven de zes procent dan is het tijd voor ingrijpen, in het eerste geval door het arbeidsaanbod te vergroten (meer mensen tegelijkertijd aan het werk, betere besturing van de arbeidsmobiliteit), in het tweede geval door de vraag naar arbeid te vergroten (het entameren van projecten met een publiek effect, waaronder een werkgelegenheidseffect). Ooit deden we die dingen ook, zij het tamelijk ongecoördineerd en het een was nog niet begonnen of het werd alweer afgebroken om plaats te maken voor een nieuw ei van Columbus, tegenwoordig doen we alleen nog het eerste, het met man en macht vergroten van het aanbod. Voor de rest vertrouwen we op de markt want die moet het ‘doen’. En omdat dat natuurlijk niet kan werkt het niet goed, en omdat het niet goed werkt geven we de werklozen en de uitkeringstrekkers de schuld.

Ik werd aangenaam verrast door een verwijzing in het recente boek van Robert Shiller (Finance and the Good Society) te volgen en kennis te nemen van een kort artikeltje van Martin Shubik, A Proposal for a Federal Employment Reserve Authority (The Levy Economics Institute of Bard College, Policy Note 2009/5). Shubik stelt een FERA voor, een Federal Reserve voor Arbeid, geïnspireerd op en gemodelleerd naar de Amerikaanse centrale bank, inclusief vertakkingen in de diverse staten. Het bestuur van de FERA is een amalgaam van (door de overheid aanbevolen en voor het parlement voldoende geloofwaardige) deskundigen op juridisch, economisch, sociaal en politiek-bestuurlijk gebied, en van belanghebbenden uit de wereld van arbeid en bedrijf. Daaronder regionale afdelingen met uiteraard ook de nodige regionale expertise. De taken zijn aan de ene kant het observeren van de werkloosheidontwikkelingen en aan de andere kant het opmaken van een portefeuille met projecten met wenselijke publieke effecten.

Me dunkt, dergelijke projecten zijn er te over, van het in kaart brengen en waar nodig opkalefateren van de enorme warboel aan kabels, buizen, draden onder onze huizen, wegen en land tot en met – eindelijk! – een verstandig wetenschaps- en onderzoeksbeleid. Het belangrijkste publieke effect zit echter in de werkloosheid zelf. Werkloosheid is tot op zekere hoogte nodig om de arbeidsmarkt in leven te houden, de ‘natuurlijke’ voet drukt dat gegeven uit. Werkloosheid is een systeemrisico en geen individuele tekortkoming. Wij behandelen het wel als een individuele tekortkoming – en dat is de reden dat bakken met re-integratiegelden slecht worden besteed. Het meest betreurenswaardige misverstand is nog wel dat het goed voor werklozen is om een sollicitatietraining te volgen en vooral gebruik te maken van sociale media. Blijf actief, roepen we en we bedoelen het aantal brieven dat je schrijft als blijk van goed gedrag. Levert het wat op? Nee? Twitter je wel genoeg?

Het gaat allemaal ten koste van een verstandig beleid gericht op een ‘leven lang leren’. Toch zit daar het publieke effect dat de moeite waard is. Ga er maar vanuit dat iedere werknemer kennis zal maken met werkloosheid – en stem daar de opleidingsplicht van de werkgever op af en richt de werkloosheidsvoorziening er op in. Maar wat doen we? Het MKB pesten met een verplichting tot enkele maanden loondoorbetaling bij werkloosheid. Het de werkgever makkelijker maken iedereen waaraan nooit een adequate opleiding is besteed te ontslaan. Het oproepen van negatieve externe effecten omdat we voor positieve externe effecten niet op de markt kunnen vertrouwen. Hadden we ter compensatie daarvan niet ooit politiek en politici?

In dit land spant de Kunduz-coalitie het paard achter de wagen – ze noemen het modern. Modern is zo langzamerhand het spasme van politici om zelf te willen heersen over wat je beter niet alleen kunt doen. De werklozen zijn van ons – en we doen ermee wat ons nuttig lijkt. Verstandig? Nee, een spasme is niet verstandig. Terwijl een Europese DNBA, een EURA, zo een aardig initiatief had kunnen opleveren – om te beginnen met het oog op de verkiezingen.

1 augustus



Dank

We hadden ooit een algemene wet bijzondere ziektekosten. Daar ging het om onverzekerbare risico’s. Ze vielen niet onder de verzekeringen want er waren geen verzekeringen voor. De kosten zijn te hoog, er is een te klein aantal mensen dat verzekering nodig heeft, dat soort dingen. De kosten voor de ziekte van Pompe en voor de ziekte van Fabry zijn onverzekerbaar. Elke vierhonderdste inwoner van ons land heeft Pompe; voor Fabry geldt dezelfde ratio. Ze horen daarom thuis in de AWBZ.

Maar daar zitten ze niet in. Ze zitten in het basispakket en vallen dus onder de reguliere ziektekostenverzekering. Daar is nu de nodige ophef over ontstaan want het College voor Zorgverzekeringen (een adviesorgaan van de overheid aan de overheid) heeft voorgesteld ze uit het basispakket te halen. In de berichten erover kom ik niets tegen over de voor de hand liggende verplaatsing van die kosten naar de AWBZ. Er circuleren twee conceptadviezen (per ziekte een advies) van het College. De NOS heeft er de hand op gelegd, ze zijn via het net in te zien. In beide adviezen wordt gepleit voor opheffing/beperking van de vergoeding. Het College schrijft dat de kosten niet zijn op te brengen door de mensen die het betreft. Desondanks, over de verplaatsing naar de AWBZ wordt niets gezegd. Toch zou ik denken dat het College met zijn conceptadvies aan de AWBZ een hardere tik uitdeelt dan aan het basispakket. Door twee zeer dure behandelingen uit te zonderen van het basispakket past het College niet alleen dat pakket aan, het begraaft in dezelfde beweging de zin van de algemene wet bijzondere ziektekosten.

De reflex van de politici was voorspelbaar. Het mag niet, het is niet ethisch, de medicijnen moeten goedkoper. Gepruttel. We kunnen het College beter dankbaar zijn voor hun knuppel in het hoenderhok. Het College stelt bedaard vast dat solidariteit niet onbegrensd is. Dus vraagt het naar de grenzen. Zelf zoekt het die grenzen in de kwaliteit van leven. Wat win je met een bepaalde behandeling als de opbrengst mager is en de kosten hoog? Ze hebben het voor ons uitgerekend, en maken in dat verband gebruik van dat wonderbegrip, de qaly (quality adjusted life years). De qaly wordt gebruikt om het verband te beschrijven tussen een medische interventie en de kwaliteit van leven. Win je een perfecte kwaliteit dan is de waarde van de qualy 1, win je minder dan minder dan 1. Dood is 0 en soms kan de opbrengst erger dan de dood zijn en is dan negatief. Vervolgens koppel je de uitkomst van de qaly aan de kosten van de interventie (direct en indirect want het ziekteverzuim telt bijvoorbeeld ook mee) en dan kun je laten zien dat de ene interventie beter scoort dan de andere. De kwaliteit van leven wordt vastgesteld door aan de patiënt een vragenlijst voor te leggen over wat nog wel kan en wat niet. Wat het waard is wordt overigens weer niet aan de patiënt overgelaten. Diens resultaten worden gewogen en daarbij gaat her niet om wat je er zelf van vindt maar wat er van gevonden wordt. Kun je nog lopen, kun je jezelf nog wassen en aankleden – een bevestigend antwoord op die vragen wordt als een hogere kwaliteit van leven beoordeeld dan wanneer je nog wel kunt lopen maar je niet zelf kunt aankleden enzovoorts. Een geste, die vragenlijst. Ik denk niet dat John Cleese (‘just a fleshwound’) geloofd zou worden met het antwoord dat met hem niks aan de hand was. Niettemin, we vragen of je nog buiten kunt spelen. Noem het een participatie-index of afhankelijkheidsindex en je bent weer helemaal in het moderne leven. Nee, of je familie er blij mee is, of je er zelf blij mee bent, dat doet er niet toe. Kwaliteit van leven is geen blijdschap en ook niet de doorwerking van de blijdschap op je geliefden. Kwaliteit van leven is wat je nog zelf kunt. Het is een nutsindex en nut is in de allereerste plaats een gehomogeniseerd, gepasteuriseerd, gesteriliseerd en gestandaardiseerd goedje dat jou afmeet aan de gemiddelde andere en zeker niet aan jezelf. De qaly is de utilitaire ethiek, toegepast op leven en dood. Omdat het elk individu op dezelfde manier de maat neemt is het een ontkenning van individualiteit – tenzij we daaronder je individuele afwijking van het gemiddelde verstaan. Je kunt je best verzetten tegen het utilitarisme, maar daar heeft het College niets mee te maken.

De vraag is of de Kamer en de regering er iets mee te maken hebben. Zou dat niet een inzet voor de verkiezingen zijn? Hoe zei Marx het ook al weer? Precies: vrijheid, gelijkheid, bezit en Bentham. En waar ging het over? Over het ‘paradijs van de aangeboren mensrechten’. De arbeidsmarkt dus. En wat moet je kunnen voor die arbeidsmarkt? Je moet kunnen bewegen, meeplooien, meedoen, participeren. Daaraan, inderdaad, meten we het nut der mensen af. Het is, alles bij elkaar, best een verkiezingsmis waard.

31 juli

=0=

 

 

Afstandwoorden

Nu ik sinds enkele dagen stopa ben (stopa heeft mijn voorkeur boven stiefopa, terwijl toegevoegd opa veel te lang is) zou het best eens kunnen gebeuren dat Elly en ik over een tijdje mogen oppassen op de kleine Isa. Nu zijn wij oppassende mensen dus dat zal wel in orde komen met dat oppassen. Maar wij willen helemaal niet oppassen, wij willen iets moois en warms en levendigs met de baby opbouwen. Klinkt dat door in dat ‘oppassen’? Nee, dat klinkt er niet in door.

Oppassen is een afstandwoord, een woord dat aan alle kanten niet deugt. Net zoals kinderopvang niet deugt of, nog erger, bewaarschool. Het gaat me er nog niet eens om dat al die woorden vanuit de ouders zijn gedacht, het gaat me om de volstrekte vreugdeloosheid van die woorden. De ouder doet tijdelijk afstand van het kind en het kind wordt tijdelijk in bewaring gegeven, bij een oppas of in een opvang. Het is alsof je een pakketje even in een opslag deponeert om het later weer op te halen. De onhandige bakfietsen van de moderne ouders, het zijn gewoon een soort boedelbakken, gevuld met levende have.

Het zijn ook liefdeloze woorden, en het zijn woorden die hun lading niet dekken. Ze zijn het product van het tijdperk van het kerngezin met vader aan het werk en moeder voor de kinderen. Oppas en opvang waren de stopwoorden voor als het even niet goed lukte met de arbeidsverdeling binnen het gezin. Uitzonderingssituaties, noodgevallen, onmacht en overmacht. Het tekortschieten der ouders is in die woorden ingebakken. Het tekortschieten van de moeder vooral. Haar taak, haar verantwoordelijkheid. Je laat je kinderen vallen en er is de opvang. Je laat je kinderen uit het oog en er is de oppas. Helpende handen en het oogje in het zeil. Ja, de ouders zijn ermee geholpen en de kinderen lopen niet in zeven sloten tegelijk. Pluis is anders.

Stiefmoeder is natuurlijk het woord dat de kroon spant. Stiefvader is ook niet mooi, maar is minder beladen. Dat heeft uiteraard dezelfde achtergrond als oppas en opvang: moeder had het moeten doen, vader is meer voor de zijlijn en als moeder er niet is krijg je hooguit een gemankeerde moeder, een moeder die van iets is beroofd (en dat, het beroofd zijn, is de oude betekenis van ‘stief’ of ‘stiep’). Wat telt is het bloed.

De taal is traag. En knap kil, soms. Bloedeloze woorden, je zou het niet-metaforisch kunnen bedoelen.

Er is hoop. In Vlaanderen schijnt wel het woord plusouder voor te komen. Dat lijkt er meer op.
 

29 juli

=0=

 


Verbod

Groen Links wil een speculatieverbod voor de publieke sector. En voor de semipublieke sector want scholen en woningcorporaties kunnen heel goed wat provincies al eerder bewezen te kunnen. Ze hebben wat geld, beleggen dat en dekken zich in tegen risico’s voor waardedaling. Daar is intussen een bloeiende markt van financiële producten voor ontwikkeld. Als er iets is gegroeid gedurende de paar laatste decennia, dan is het wel de markt voor risico’s.  Dat gebeurde in dezelfde periode dat tal van semipublieke instellingen zijn ‘verzelfstandigd’ en dus hun eigen financiële broek moesten leren ophouden. Dat hebben ze gedaan, ook door zich te begeven op of zich te laten begeleiden naar de risicomarkten. Of je daarmee je risico’s verkleint of vergroot is iets wat de praktijk moet uitwijzen. Prudentie is mooi maar wat vandaag prudent lijkt kan morgen onvoorzichtig geweest zijn. Het is een ingewikkelde markt, die van de risico’s. Het spelen op die markt kun je uitbesteden, en je kunt het zelf doen. Dat laatste heeft Vestia gedaan, Vestia werd zelf een soort bank. Met belazerde uitkomsten.

Zou Groen Links bedoelen dat publieke en semipublieke instellingen niet meer zelf voor bank mogen spelen? Dan is het pleidooi voor een speculatieverbod niet meer dan een gebaar voor de bühne. Het mocht al niet en Vestia heeft gewoon de regels overtreden. Het heeft de risico’s opgezocht, gewoon, omdat er handel in zit. En als de geldmarkten een voor de hand liggende gok (de rente is al zo laag, die gaat vermoedelijk niet nog verder naar beneden) afstraffen (omdat de rente alsnog daalt), dan zit je in de puree. Dat is het verhaal van Vestia. De vraag is nu of Groen Links ook bedoelt dat overheden en semipublieke instellingen weg moeten blijven van de risicomarkten. Dat zou dan inhouden dat ze er niet zelf op mogen opereren, en het zou bovendien inhouden dat ze er helemaal niets mee te maken mogen hebben. Ik denk dat Jesse Klaver, die het verbodsplan heeft aangekondigd, het laatste bedoelt. Als dat zo is krijgt het toezicht op al die instellingen het druk. Het probleem is immers niet alleen dat een school of een woningcorporatie veilig moet beleggen, het probleem is dat alle beleggingen de weerslag ondergaan van de gebeurtenissen op de risicomarkten. Klaver zou niet de instellingen moeten willen reguleren, hij zou de risicomarkten moeten willen reguleren. Hij zou niet de publieke sector moeten willen betuttelen, hij zou de private sector moeten willen betuttelen.

Nu hebben wij daar natuurlijk de AFM voor, de club die wakker wordt als het kwaad al is geschied. Zo ook in het geval Vestia. Daar wordt nu de externe accountant van aangeklaagd, want iemand moet het gedaan hebben. De accountant is er echter niet voor het gedrag maar voor de betrouwbaarheid van de cijfers, opdat een oordeel kan worden geleverd over de soliditeit van de instelling. Het gedrag, daar zou de AFM op moeten letten, conform de afspraak voor het bankwezen dat het gedrag van banken door de AFM wordt bekeken en de soliditeit van de banken door de DNB. Zodra een instelling zich op de door en door financiële risicomarkt begeeft heeft de AFM een taak. Die taak heeft de AFM nogal verwaarloosd.

Neem de Rabobank, de bank die een beetje op Barclays begint te lijken. En wat deed Barclays? Met de rente knoeien (het is verbijsterend hoe knullig die rentebepalingen van de Libor, of hoe die rekenrentes ook heten, tot stand komen – het is een uitnodiging tot wangedrag). Waarom? Om de kracht van Barclays voor de buitenwereld op te poetsen. Altijd handig voor de beurs, voor de aandelenkoers. Wangedrag met het oog op het de wereld voortoveren van een oogverblindende soliditeit. En niemand die het ziet want om het gedrag als wangedrag te ontmaskeren heb je alle gegevens over de soliditeit nodig, en om de soliditeit als schone schijn te ontmaskeren heb je alle gegevens over het gedrag nodig – en het toezicht op die twee-eenheid hebben we gescheiden.

Zolang we toestaan dat de bepaling van een rente met een spilfunctie in handen blijft van banken die daar zo hun eigen belangen bij hebben en zo lang we een toezichtstelsel hebben dat pas wat ziet als het te laat is, is het verbodsplan van Klaver een machteloos, slap, en loos gebaar.

28 juli

=0=


Bankunie

De bankunie moet er snel komen vinden de ministers van financiën van Duitsland en Spanje. Dat is een begrijpelijke wens. De Spaanse banken houden het zonder nieuwe parasol niet lang meer vol. Maar als ik het artikel van Ronald Gerritse (de baas van de AFM) in het FD van afgelopen zaterdag goed heb begrepen mag de bankunie geen vrijplaats worden voor banken die niet aan de maat zijn. De bankunie mag geen verzekeraar worden van slechte risico’s. Toelating tot een bankunie dient aan een reeks voorwaarden te zijn gebonden. Het vereist een AFM op Europees niveau, een autoriteit in nauwe samenwerking met maar wel onafhankelijk ten opzichte van de centrale bank, de ECB. Zoals bij ons. Gevraagd: Twin Peaks in Europa. De verwijzing naar die tv serie wordt niet nader toegelicht maar Gerritse zal wel gedacht hebben dat het lekker bekt. De vraag of het in eigen land wel zo prachtig geregeld is tussen AFM en DNB wordt door Gerritse niet gesteld. Toch is die samenwerking geen onverdeeld succes geweest (onder meer over de positie van Gerrit Zalm bleken de twee instituten fors van mening te verschillen) en bovendien was de functionele rationalisatie van de samenwerking (DNB het ‘prudentieel toezicht’, AFM het ‘gedragstoezicht’) op papier misschien nog net te verdedigen maar in de praktijk moeizaam te handhaven. In de praktijk woog DNB zwaarder. Dat moet anders, zal Gerritse hebben gedacht. Als er dan toch iemand moet bovendrijven dan ben ik het en Europa is mijn vehikel. In zijn voorstellen wordt de toegang tot de bankunie bepaald door prudentie-eisen (de ‘soliditeit’ van de banken) en het toezicht door een strenge en uniforme gedragsregulering waarbinnen de accountancy een sleutelrol krijgt toebedeeld en over beide zwaait de Europese AFM de scepter. Hij zegt er overigens niet bij dat de accountantskantoren dan op hun beurt een strenge scheiding moeten aanbrengen een aanhouden tussen controle op de boeken en ‘advies’. Zo ver is het nog lang niet, maar in de territoriumdrift van Gerritse zal dat eerder als een uitdaging dan als een belemmering worden gezien.

In het model van Gerritse wordt het toezicht op de bank belangrijker dan de bank. Hoe eigentijds! Onder de nieuw opgetuigde Europese toezichthouder valt in zijn visie ook het toezicht op de prudentie van de banken. Dat komt neer op een ECB, die onder curatele staat van de waakhond van Gerritse. Het toezicht neemt het bedrijf in de tang. Niks twee van elkaar onafhankelijke entiteiten, maar een rangorde die vooral moet voorkomen dat politiek en politici enige greep op de financiële sector verwerven. De politie is niet politiek en mag dat ook niet worden. Zou daar dat Twin Peaks vandaan komen? Die serie begon toch met een moord? En met een politieman om de moord op te lossen? Hoeveel fantasie hebben we nodig om van de moordenaar een gewetenloze bankier te maken en van de Europese droomautoriteit van Gerritse de politieman die de misdaad oplost en de dader bestraft?

Er zijn veel stemmen die naar voren brengen dat Europa niet aan een teveel aan politiek lijdt, maar aan een tekort aan effectieve politiek. Dat Europa geen politie moet instellen zonder eerst een minister van politie te hebben aangesteld, een minister die aan een effectieve democratische Europese verantwoording en controle wordt onderworpen. Zeker bij de voorstellen van Gerritse, die een gigantische machtsoverdracht inhouden aan een gezelschap dat noch gekozen is, noch democratisch zal worden gecontroleerd, is de afwending van de politiek gevaarlijk. In zijn poging de politiek te ontlopen spant Gerritse het paard achter de wagen. Een bankunie is een goed idee, maar niet als het paard van Troje dat Gerritse ervan maakt.

25 juli

=0=

 


Cultuur

In de VS wordt een film, met daarin een scene over agenten die een bioscoop onder vuur nemen, aangepast. Commerciële zelfcensuur, dat is wat ik ervan maak. De kijkers vinden het misschien even niet leuk meer, de producenten zijn bang voor hun investering. Na de moordpartij in een voorstad bij Denver, afgelopen week. De film zou in het najaar uitkomen en dan ligt de schietpartij nog te vers in het geheugen.

Commerciële zelfcensuur is natuurlijk aan de orde van de dag. Het komt zo vaak voor dat we er al lang niet meer van opkijken en het ook geen zelfcensuur noemen. We noemen  het marketing, public relations, bedrijfscommunicatie. Behalve nu even. Nu onderdrukken we het door eerst bekend te maken dat we het hadden opgenomen en dat we er nu van afzien. Piëteit, mensen niet voor de zoveelste keer op dezelfde gedachten brengen, niet het laatste duwtje geven aan de wankele medemens, you name it. De schutter draagt bij aan ons inzicht in de huichelachtige kennis van een commerciële cultuur.

Dat is niet zijn enige prestatie. Hij leert ons ook veel over de politieke cultuur en de cultuur van de grootste wapenclub ter wereld, de National Rifle Association (NRA). Romney zegt dat een wapenverbod niet zal helpen. Het had de schietpartij niet voorkomen. Daar heeft de man ongetwijfeld gelijk in. Het probleem wordt niet opgelost door het instellen van een verbod. Het probleem is cultureel. Amerika heeft een wapencultuur. Je moet je eigen turf kunnen verdedigen en het wapen is er het symbool van. De Amerikaan valt zo nodig samen met zijn wapen en wanneer nodig echt nodig is bepaalt de Amerikaan zelf. Een onvervreemdbaar recht dat je beter als een verworven onrecht zou kunnen typeren, maar daar durft niemand aan. Het is onze cultuur, weet je wel. Foutjes zijn onvermijdelijk. Wat wil je? Een foutloos Amerika? Ondenkbaar, onwenselijk. Dat zei Romney, uiteraard zonder het met zoveel woorden te zeggen. Dat is cultuur, de bepaling van en de censuur op je woorden in een en dezelfde beweging. Obama ging nog verder. De slechte mens zal niet worden herinnerd, zei hij. De goede mensen worden herinnerd. Batman/badman vergeten we, de Goodmen worden op het schild gehesen.

Ja, die zijn dan wel dood. Hoe onappetijtelijk kan het worden? Het is verkiezingstijd. Het is altijd verkiezingstijd en de gedachte dat je af en toe je macht in de waagschaal moet stellen om gezag te winnen is een illusie uit lang vervlogen dagen. Ook dat is politieke cultuur.

Het aardigst is de site van de NRA, de culturele exponent van de Amerikaanse civil society. Op de site was afgelopen vrijdag nog net de volgende boodschap te lezen: Good morning, shooters. Happy Friday! Weekend plans? Toen het genootschap van de schietpartij hoorde werd de vrolijke aanmoediging van de site gehaald. Over schutter en schietpartij: geen nieuws. Het is de vermelding niet waard. Daar kan geen film tegen op.

24 juli

=0=

 


Ingrijpen

Onderwijs is altijd inbreken in de opvoeding door de ouder. Het kan er ook een complement van zijn. Hoe meer dat laatste het geval is hoe beter het kind op school in z’n vel zit en hoe beter het door de bank genomen presteert. Thuisonderwijs en onderwijs in homogene gemeenschappen, dat scheelt. Of het kind er blij mee is moet het later maar zeggen. Later is laat, soms te laat en soms op tijd om het voor je eigen kinderen anders te willen. Geen wonder dat ouders hechten aan de smaak van het onderwijs dat hun kinderen wordt geboden. Er is altijd wrijving. Veel of weinig en alles er tussenin. Voor de ouders kan het frustrerend zijn, voor de kinderen een bron van loyaliteitsproblemen. Het is maar hoe ouders en school ermee omgaan. Als je diep religieus bent en geen school kunt vinden die aan je standaarden voldoet zit je in de problemen. Thuisonderwijs is slechts weinigen gegeven, zeker in ons land waar het niet veel meer dan een karig verstrekte gunst is. Er mag dan onderwijsvrijheid zijn en een recht op onderwijs, een school is een voorziening en voorzieningen zijn eindig. Opvoeding en onderwijs zijn een onafwendbaar compromis. In het moeilijke geval voelen de ouders zich permanent gecompromitteerd. Dat zal de liefde voor de school bij hun kroost niet vergroten.

Hoe zou Frank Furedi hier mee omgaan? Afgelopen zaterdag publiceerde NRC Handelsblad een stuk van hem onder de titel ‘Het cultureel correcte paternalisme van de antibesnijdenislobby’. Iedereen die tegen de besnijdenis van jongens is hoort tot die lobby, dus we weten waar we aan toe zijn. Besnijdenis is volgens Furedi voor joden ‘een integraal onderdeel van hun identiteit’. Het is ‘een existentiële kwestie’. Hij heeft het over de ouders natuurlijk, en alleen over gelovige ouders. Hij heeft het niet over de kinderen en ook niet over de joden die nog wel hechten aan de gezelligheid op vrijdagavond en de rest overslaan. Geeft niet, het gaat niet om aantallen, het gaat om rechten en zodra rechten statistiek worden is het afgelopen met het recht. Die kans zit er in, maar daar had Furedi het niet over. Hij had het ook niet over de rechten van vrouwen die tot de huidige culturele correctheid horen, welke religieuze identiteit en existentie daar ook door worden bedreigd. Furedi houdt niet van complicaties, hij stelt de zaak graag principieel en daar is wat voor te zeggen. Er zijn religieuze praktijken die je niet kunt opheffen zonder de religie zelf op te heffen. Dat is het punt van Furedi en het is een belangrijk punt. Zijn verdachtmakingen aan het adres van mensen die de burger voorrang geven op de gelovige neem ik dan maar op de koop toe.

Als ik de strekking van Furedi’s artikel goed heb begrepen gaat het hem om drie dingen. Het eerste is de vraag welke praktijken vanuit het perspectief van een bepaalde religie essentieel zijn. Volgens hem is besnijdenis zo’n essentiële praktijk in de joodse religie – en daar hoef je de kinderen die het ondergaan niet voor te bevragen en je hoeft ook niet te wachten tot ze achttien zijn zodat ze er zelf over kunnen beslissen. De tweede kwestie is of alleen gelovigen kunnen beoordelen wat essentieel is in de praktijken van hun geloof. Het derde is het effect op de samenleving, het geheel van gelovigen, anders-gelovigen en niet-gelovigen. Furedi vindt het eerste het belangrijkst. Hij ontkent, het tweede punt, dat mensen buiten het geloof competent genoeg zijn te oordelen over dat geloof. In de derde plaats is hij van mening dat de samenleving der burgers zich gepaster moet gedragen. Dat is te gemakkelijk. Het eerste punt zal hem niet bestreden worden. Het derde punt is belangrijk maar het ontloopt waar het om gaat, de vraag naar de criteria van wat gepast is. Het tweede punt is waar het echt om draait. Als je van mening bent dat alleen gelovigen serieus over het geloof kunnen en ook mogen oordelen heb je een maatschappijopvatting waarbinnen zelfs onze zuilen niet meer dan een slap aftreksel van het ware zijn. Dat lijkt me, behalve een onwenselijk, ook een onhoudbaar standpunt. Het is een standpunt dat wars is van compromissen omdat het elk compromis als compromitterend ziet. Het is een standpunt dat elk ingrijpen als een schending ziet.

Gisteren was de laatste aflevering dit jaar van het filosofisch kwintet. Het ging over onderwijs en de verzorgingsstaat. De sprekers waren het in vrijwel alles met elkaar eens. Peper en zout zaten niet in het gespreksmenu. Een beetje saai dus. Wat hebben we nodig? We hebben meer, beter en ander onderwijs nodig. Kort het af en je hebt mba – maar dat was nu net het probleem. Ons onderwijs wordt zo geëconomiseerd dat het overal op een opleiding MBA lijkt, en dat is niet goed. Merkwaardig was de overeenstemming over het vervroegen van de leerplicht. Dat zou de kansengelijkheid bevorderen. Per slot, hoe eerder je de kinderen bevrijdt uit de kluisters van de achterstanden der ouders, hoe beter hun kansen. Ik vertaal het maar want het gezelschap zelf was te beschaafd om het zo cru te zeggen. Het kwintet hield het op ‘verheffing’ en ‘verbinding’. Nee, aan de ouders hoeft niets te worden gevraagd. Ik moet zeggen, het was van een ontroerende naïviteit. Met Furedi ben ik het niet eens, maar dat de vraag naar welke beslissingen ouders nog wel en welke niet meer mogen nemen over hun kinderen met iets meer egards dan een abstracte verwijzing naar kansengelijkheid had mogen worden behandeld, staat voor mij buiten kijf. 

23 juli

=0=

 


Rente

Het is een oude wens, sport en politiek uit elkaar houden. Alles heeft met alles te maken, alles beïnvloedt alles, toernooien strekken tot meerdere eer en glorie van staat en commercie, en toch mogen sport en politiek niet worden gemengd. Dat is buiten de sport gerekend en buiten de politiek. Het is sport als spel en politiek als sport. Het zal wel een droom uit het land van ooit zijn. Misschien dat Ben Johnson daar z’n tenten kan opslaan? Hij werd wegens doping gestraft – na een adembenemende 100 meter te hebben gelopen – en Carl Lewis, die niet eens had mogen starten gelet op zijn dopingdoopceel, kreeg alsnog de gouden medaille. Politiek zegt men; de Amerikanen hebben veel meer in de melk te brokkelen dan de Canadezen en daarom verloor Johnson van Lewis. De wereld buiten de wedstrijd beslist de wedstrijd. Je kunt er je ogen voor sluiten, voor de invloed van politiek en commercie, maar dan word je ons land hooguit een tv commentator die door de liefhebber altijd wordt ingeruild voor de collega van de Vlaamse tv. Die weten waar ze het over hebben en onze Mart weet alleen waar we het niet over mogen hebben.

De opmerking over Mart Smeets wou ik al langer kwijt. Het lucht op, maar ik wou het helemaal niet over hem hebben. De verwijzing naar sport en politiek kwam bij me op naar aanleiding van het lezen van een column in NRC Handelsblad, gisteren. In de column werd gewaarschuwd voor het vermengen van rente en politiek. De rente is van de markt en de politiek moet wegblijven van de markt. Van zo’n gedachte word ik even gelukkig als van de gedachte dat sport sport is en politiek politiek and never the twain shall meet. Ik geloof dat Alan Greenspan ook van mening was dat de rente door de markt bepaald werd, om vervolgens de rente zo te manipuleren dat de markt kon doen wat de markt kan doen. We kennen de resultaten – en zelfs Greenspan meende bij nader inzien, te laat dus, dat er geen markten zijn die ongereguleerd functioneren. Hij dacht aanvankelijk dat de beste regulering zelfregulering was, en ook van dat geloof is hij een beetje afgevallen. Het leven is hard maar je kunt ervan leren.

In de bedoelde column (Marike Stellinga, ‘Henk, help! De rente doet zo raar’) wordt de vrees uitgesproken dat om de pensioenuitkeringen te redden minister Henk met de rente gaat knoeien. Dat is funest, vindt Marike: ‘Als de rente een middel wordt om een politiek doel te bereiken … wordt het eng’. Wat zou Marike vinden van het manipuleren van de rente om het politieke doel van de euro veilig te stellen? Zou ze daar tegen zijn? Vast wel. Zou ze denken dat het kan gebeuren omdat het niet mag gebeuren? Zou Marike denken dat er nog een enkele rentebepaling in de wereld is die buiten de politiek en buiten de centrale banken om functioneert?

Misschien dat Mart en Marike elkaar eens op moeten zoeken. Wordt vast een aardig gesprek.

22 juli

=0=

 


Hof

Het Europese Hof van de rechten van de mens heeft bepaald dat de SGP niet mag doorgaan met het weren van vrouwen van hun kieslijsten. Dat is dan een uitspraak  conform het VN verdrag ter zake, conform de ratificatie van dat verdrag door Nederland, en conform de uitspraak van de Hoge Raad hier. De SGP kan niet zeggen dat de partij het niet had kunnen zien aankomen. Als vereniging doen ze maar, maar als volksvertegenwoordiging zijn ze niet gerechtigd de helft van de bevolking het passieve kiesrecht te ontzeggen.

De eerste reactie van de SGP is flauw. Je vraagt het Hof om een uitspraak en als die niet is wat je wilt doe je voor de zoveelste keer alsof je groot onrecht is aangedaan. Zeggen dat hiermee elke vereniging tot schietschijf is geworden (bij monde van de voorzitter van de SGP) is ook al een argument dat nergens op slaat. De SGP als vereniging is het punt niet. Het gaat om een vereniging die een grondrecht met voeten treedt en dan ook nog een grondrecht dat gaat over de inrichting van de staat. Dat kun je van de gereformeerde zangvereniging niet zeggen. De SGP stelt verder dat het standpunt van de partij op de bijbel is gebaseerd. Ook dat is flauw. In de bijbel bestaan geen grondrechten, geen actief en passief kiesrecht, geen parlementen, geen scheiding van kerk en staat enz. De SGP heeft een bijzondere lezing van de bijbel. Dat moeten zij weten en die lezing is ook beschermd door de vrijheid van godsdienst maar dat is geen vrijbrief de bijbel te claimen en de gevolgen van die lezing onverkort door te willen laten lopen in het meedoen aan de zaken van de staat. Voor dat laatste gelden andere regels dan die uit welke lezing van de bijbel dan ook voortvloeien. De SGP beroept zich, ten slotte, op de Raad van State. Maar het vonnis van die Raad ging over de subsidie aan de partij (waar de staat fout had gehandeld volgens de Raad) en niet over het discriminatieverbod (waar de Raad van vaststelde dat de SGP inderdaad discrimineerde). He enige waar de SGP gelijk in heeft is dat het kabinet nu aan zet is.

Het kabinet kan ook niet zeggen dat hij het niet heeft kunnen zien aankomen. Daar was de gedachte – in trouwe navolging van eerdere kabinetten overigens – dat het beste beleid geen beleid zou zijn. Dat houdt het kabinet ongetwijfeld vol tot er een ander kabinet is, inclusief de kans dat de zaak dan opnieuw getraineerd wordt ten faveure van een ‘werkbare meerderheid’ in het parlement. Er moet geregeerd worden en dat landsbelang telt zwaarder dan het opvolgen van een verdrag dat jezelf hebt ondertekend en geratificeerd.

Er zit overigens nog een kant aan. De kant van de PVV. Wetgeving over wat een partij is en wanneer iets als een partij telt hebben we immers niet en dus kan de SGP altijd de PVV-optie kiezen. Hef jezelf als vereniging en ledenpartij op, hergroepeer jezelf in een juridisch PVV-jasje en je kunt je gang gaan. Dien maar in, die kieslijst. Geen haan die ernaar kraait.

Was het niet Donner, nog als minister, die kort geleden de zaak weer eens op de lange baan schoof? Daar zou de SGP enige troost uit kunnen putten, gegeven het feit dat wat een volgend kabinet ook bedenkt er altijd weer bezwaar kan worden aangetekend bij de Raad van State, het nieuwe Hof van Donner. 

21 juli

=0=

 


Schandpaal

De Nederlandse overheid kan tegen een negatieve rente lenen. De wereld is zo onbetrouwbaar geworden dat banken en beleggers bereid zijn om te betalen om hun centen op een veilig geacht adres te parkeren. Je zou het een uitzonderlijke situatie kunnen noemen. Die uiteraard doorspeelt in wat de marktrente heet. Hoe dat tot stand komt is voor mij een raadsel, ik moet het doen met dat optredende effect. Een effect dat je direct weer tegenkomt in de zorgen over de positie van de pensioenfondsen. Een lage marktrente vertaalt zich in een lagere dekkingsgraad (1 procent lagere rente = 15% lagere dekkingsgraad) en een lagere dekkingsgraad heeft weer gevolgen voor de pensioenen. Ten minste, indien we veronderstellen dat de marktrente de eerstkomende dertig jaar of zo ongewijzigd blijft dan moeten de pensioenuitkeringen omlaag. Het klinkt krankjorum en het is krankjorum maar die veronderstelling hanteren we. Je zou het niet vermoeden in een wereld die zo onrustig is maar de veronderstelling over de per dag geldende en per dag voor de komende dertig jaar geldende rente gebruiken we wel degelijk. Met als gevolg dat we vandaag aannemen dat het de eerstkomende dertig jaar blijft regenen en morgen of overmorgen dat het de eerstkomende dertig jaar nooit meer zal vriezen. Uw pensioen is een weerbericht.

Je kunt je ook afvragen of de pensioenfondsen het goed of slecht doen met hun beleggingen. Gewoon, wat die opleveren. Dan krijgen we een heel ander verhaal (bron: Henny Boonacker, Onbetrouwbare ijkmeesters. S&D, 2012/6: 4-5). Het gaat vrij aardig met die rendementen. Het gemiddelde rendement van de pensioenfondsen over de laatste jaren is zo’n 7 ½ %. Dat is ook zo voor 2011, het laatste jaar waarover de rendementen bekend zijn. Het ABP bungelt onderdaan maar heeft nog altijd een kleine vijf procent. De Grootmetaal, de Bouw en Zorg en Welzijn doen het bovengemiddeld en zitten tussen 9 en 10%.

Het gaat dus zo slecht nog niet met de pensioenfondsen. Als je let op wat ze aan rendementen binnen halen althans. Let je daarentegen op wat je overhoudt door er de ‘marktrente’ overheen te laten gaan dan zie je je reële rendement razendsnel wegsmelten in een virtuele zon.

Ik begrijp dat de voorzitter van het ABP roept om wat realistischer veronderstellingen. Dat zou geen overbodige luxe zijn – voor de gepensioneerden. Misschien dat de Kamer nog eens moet kijken naar de Pensioenwet waarin de waarderingen van de verplichtingen tegen de marktrente zijn vastgelegd. Misschien dat De Nederlandsche Bank en de minister van Sociale Zaken dat ook moeten doen want het is aan hen om de waarderingsregels voor de balansen van de pensioenfondsen vast te stellen.

Veel vertrouwen heeft Boonacker er niet in. Hij noemt hen ‘onbetrouwbare ijkmeesters’ en stelt voor een ‘virtuele’ schandpaal voor hen op te richten. Dat gaat wat ver. De eerstverantwoordelijken zijn niet DNB en minister, dat zijn de leden van de Eerste en Tweede Kamer die de Pensioenwet in 2006 aanpasten en in 2007 lieten ingaan. Die schandpaal, die is voor hen.

19 juli

=0=

 


Bijverdiensten

Hoe zit het nou met de werkloosheid onder de jongste (15-25 jaar) nwa’s? Nwa’s staan voor het in de statistiek gebruikelijke jargon voor niet-westerse allochtonen. Ik vind dat een onjuiste, onheuse en discriminerende aanduiding (en hoe jonger de persoon hoe dwazer de aanduiding) en daarom stel ik voor hem in een afkorting om te zetten. Gewoon, omdat we de herkomst van afkortingen nogal eens vergeten. Meer nog, we trekken ons van die herkomst niets aan. De NAVO is het bewijs want waar de NAVO ook zit, als je het aan de naam zou moeten ontlenen kom je helemaal fout uit.

Die werkloosheid is schrikbarend hoog zegt Forum. Die werkloosheid is schrikbarend hoog maar lang niet zo hoog als Forum meldt. Zegt Mathijs Bouman. Bouman heeft gelijk en Forum mag voortaan zorgvuldiger zijn. Van de jongeren in de leeftijdsgroep van 15 tot 25 jaar hoort slechts een derde tot de beroepsbevolking en van dat derde is bijna een derde werkloos. In totaal dus een percent of tien en dat is, het kan niet missen, slechts een derde van het percentage dat Forum meldde – en dat door de pers en de andere media werd overgenomen.

Forum bewijst de nwa’s hier een slechte dienst mee. Je telt pas mee als lid van de beroepsbevolking als je voor twaalf uur of meer per week beschikbaar bent voor werk. Veel jongeren werken wel maar minder dan twaalf uur per week, en dan hoor je niet bij de beroepsbevolking en kan het zo maar gebeuren dat je dan je kleine baantje kwijtraakt en toch niet als werkloos wordt geteld. Het gaat bij werk van minder dan twaalf uur om ongeveer een miljoen baantjes in Nederland dus alles bij elkaar is dat een heleboel. De vraag die overblijft is daarom hoeveel jeugdige nwa’s hun bijverdiensten zijn kwijtgeraakt. We horen en lezen regelmatig berichtjes over verdringingsverschijnselen, ook bij de kleine banen (en bij de andere banen en bij de stageplaatsen enz.). Ik lees in het rapport van Forum dat zij de snel stijgende werkloosheid onder nwa’s mede toeschrijven aan jongeren die niet meer studeren en de arbeidsmarkt zijn opgegaan. Dat zou dan het bijproduct zijn van enige jaren je studie verlengd hebben omdat de arbeidsmarkt beroerd was. Dat houdt een keer op en dan verschijn je alsnog op de arbeidsmarkt. Waar geen banen zijn enz. Dat kan. Er kan ook nog niets anders en wel dat studerende jongeren die hun bijbaantje kwijt zijn, hun studie niet meer kunnen betalen, die voortijdig staken en tussen wal en schip terechtkomen. Dan heb je twee keer niks: en geen afgeronde studie en geen baantje.

Misschien dat Forum daar eens een onderzoekje over kan uitzetten.

18 juli

=0=

 


Familie

Opleidingsverschillen drijven de mensen al uit elkaar maar ontwikkelingsverschillen doen dat nog meer. Die zijn zelfs verantwoordelijk voor een nieuwe sociale rangorde. Ik lees het in Trouw. De vraag is dan: wat zijn ontwikkelingsverschillen? In het artikel in de krant kom ik het niet tegen, behalve dat naar SBS6 kijken en geen krant lezen als onontwikkeld wordt geclassificeerd – door de mensen die niet naar SBS6 kijken en wel een krant lezen. Die dat zeggen dan, want ik geloof niet dat hun kijk- en leesgedrag echt is onderzocht. Net als vroeger, op school. Heb jij je huiswerk gedaan? Velen bleken het nooit te doen. Ze gingen gelukkig voor hen nog wel over. Dat is pas ontwikkeling.

Net zoals de zelfverklaarde ontwikkelde mensen neerkijken op de rest, keken vroeger de zelfverklaarde stoere jongens neer op de watjes die hun huiswerk wel hadden gedaan. Er zit gelukkig enige continuïteit in de geschiedenis. Het discontinue zit er in dat de status van stoere jongen vanzelf wel overging. Dat, als ik het goed begrijp, is met de ontwikkelden niet het geval. Die voeden zich elke dag opnieuw met hun minachting voor het plebs dat noch opgeleid, noch ontwikkeld is, of dat wel een opleiding heeft gehad en alsnog de krant overslaat. Komt ook voor, per slot. Komt, geloof ik, best vaak voor. Wie nou wat was, het is me niet duidelijk geworden. Dat krijg je als je meningen turft en het gedrag uit de meningen denkt te mogen afleiden.

De schrijfster van het artikel in Trouw heeft 27 mensen geïnterviewd en hen, onder meer, gevraagd naar familie. Dat interesseert me. Immers, behalve het onderzoek naar de ‘diplomademocratie’ hebben we ook het onderzoek naar de verschillen tussen ouders en hun kinderen, met als tendens dat we steeds vaker tegenkomen dat de kinderen minder hoog opgeleid zijn dan hun ouders. Als we nu veronderstellen dat die kinderen niet alleen de opleiding van hun ouders schouderophalend hebben bekeken maar ook de dag- en weekbladen die ze lezen en de tv-voorkeur die ze hebben, wat is dan de conclusie? Altijd ruzie in de familie? Miskende ouders en wrevelige kinderen? Minachting over en weer? Of, geheel in de lijn met de ontwikkelingsthese, het vermijden van het onderlinge contact omdat in elk geval de ontwikkelde ouders hun neus ophalen voor hun onwillige kroost?

Behalve dat ik las dat er gevraagd was naar de familie speelde die in de rest van het artikel geen enkele rol. De voetbalclub trouwens ook niet, en de muziekband schitterde eveneens door afwezigheid. Maar ik geloof dat daar ook geen vragen over zijn gesteld. En wat je niet vraagt kom je niet te weten. Om onthutsende conclusies te trekken over een ‘nieuwe sociale rangorde’ hoef je kennelijk maar heel weinig te weten.

Ik noem het de paradox van de ontwikkeling.

17 juli

=0=


Doelwit

Een interview met Robert Shiller sla ik niet snel over. De man is altijd een beetje dwars, niet heel erg dwars maar net genoeg om nieuwsgierig te worden naar wat hij nu weer te vertellen heeft. Zelfs als het in een zouteloos vraaggesprek is zoals ik het gisteren aantrof in het FD (14 juli: 30-31). De aanleiding voor het interview bleek een nieuw boek van zijn hand (Finance and the Good Society. Princeton; Princeton University Press 2012). Shiller schijnt in het boek te beweren (ik heb het boek nog niet gelezen, ik ontleen mijn informatie aan recensies in The Economist en de Huffington Post) dat we wat minder argwanend naar de financiële sector moeten kijken en eens moeten ophouden met de bankiers tot zondebok te maken. Een vergelijking met Joden ontbreekt niet (‘Bankiers zijn een makkelijk doelwit. Ik denk dat je bankiers van nu kunt vergelijken met de Joden van voor de Tweede Wereldoorlog. Of de koelakken, de rijke boeren in Rusland. Ze worden als zondebok aangewezen voor alle problemen in de wereld’). Het is maar goed dat Shiller een econoom is en geen historicus, anders zou ik zijn boeken, alleen al op grond van dit soort rare vergelijkingen, nooit meer lezen.

Het is jammer dat er behalve prietpraat in het interview bar weinig te vinden is. Waar het boek over gaat verdwijnt achter de reacties die het – blijkbaar – heeft opgeroepen. ‘Ik ben nog net niet bekogeld met tomaten en eieren’, vertelt Shiller. Nog net niet is niet, maar het roept toch een aangename spanning op. Goh. Ben je hoogleraar en dan moet je nog oppassen ook. En waar gaat het over? Over het feit dat bankiers ook maar gewone mensen zijn, behept met de gebruikelijke zelfgenoegzaamheid en kortzichtigheid. Ze overzien hun daden niet en ze overzien de consequenties van hun daden niet. De leer van de ‘efficiënte markten’ is een dwaalleer. Het is, zegt Shiller, een bewijs dat er net als bij het voetbal scheidsrechters nodig zijn. Anders wordt het de troep die het geworden is. En een beetje ethiek in de economielessen zou ook niet misstaan.

Is er nog wat nieuws onder de zon? Ik heb het niet kunnen ontdekken. Ik heb vaak de indruk dat als Shiller het over banken heeft, hij het eigenlijk over verzekeringen en onderpanden heeft en daarover heeft hij ook nu weer bijzonder verstandige dingen te zeggen (hij pleit voor zoiets als een levensloopverzekering en hij prijst, opnieuw en dus niet nieuw, het idee aan dat je ook de schommelingen in je BNP tot inzet van een verzekering kunt maken). Niet minder financiële producten maar betere, dat is de boodschap. Die hebben we uit zijn mond toch al heel vaak gehoord? Ja, zonder een goed bankenstelsel gaat dat allemaal niet maar hoe dat stelsel op z’n bijziendheden kan worden gecorrigeerd? In het interview ben ik er niets over tegengekomen.  

Ik ben er niet achter gekomen of ik zijn nieuwe boek tot doelwit van mijn kooplust moet maken.

15 juli

=0=

 


Of niet

Je gaat erover of niet. Je levert tijdig. Het zijn uitgangspunten waar de baas van droomt die elke competentiestrijd voor wil zijn en geen gelazer met de afnemers wil hebben. Een beetje een baas van het verleden. De bazen van vandaag vinden dat veel te autoritair klinken. Zij zijn meer een coach die de samenwerking bewieroken en uitdagingen voor hun mensen willen creëren door een werkomgeving aan te bieden waarin je juist niet voor alles en nog wat toestemming hoeft te vragen. Een heerlijke wereld waarin werk topsport is en je op het pad zet van zelfontplooiing en zelfverwerkelijking. Alles kan. Ja, echt, op voorwaarde dan  dat je als baas even moet afzien van hekken om tuintjes en rigide tijden. Als het fout gaat kun je daar altijd nog op terugvallen. Het gaat wel eens fout.

Bij de overheid gaat het altijd fout en daarom zijn de uitgangspunten van bevoegdheden en tijden de twee geboden uit de bijbel van het overheidsbestuur. Het staat in het regeerakkoord en het staat in de nota over de ‘compacte overheid’ die we nog aan voormalig minister Donner te danken hebben en die mevrouw Spies nu in praktijk probeert te brengen. Hoe je dat doet is eenvoudig. Je zet gewoon door wat in het regeerakkoord staat ook al staan daar dingen in die strijdig zijn met je uitgangspunten. Zo denkt het kabinet te gaan over het parlement – en stelt voor beide Kamers een kopje kleiner te maken, met liefst éénderde van het nu zittende aantal leden – maar het kabinet gaat helemaal niet over het parlement. Het parlement is geen deel van het overheidsbestuur, het is het orgaan dat het overheidsbestuur controleert.

Daar heeft het kabinet allemaal niks mee te maken. De Raad van State wel en die heeft het kabinet er ook op gewezen. Het advies is overigens nog niet openbaar, hoewel het er al sinds eind november vorig jaar ligt. De Raad stelt dat een advies pas naar buiten mag als het kabinet een wetsvoorstel indient. Dat zal het kabinet op korte termijn gaan doen. Rutte erkent dat het advies van de Raad negatief was maar gaat toch door. Voor hem is parlement deel van het overheidsbestuur en als je hebt beloofd dat overheidsbestuur een kopje kleiner te maken dan valt wat hem betreft het parlement daar ook onder. Als het niet klopt dan zorgen we dat het gaat kloppen. Een grondwetsherzieninkje meer of minder, de premier draait er z’n hand niet voor om.

Het is een loos gebaar, een gebaar voor de bühne. Kijk mij dat parlement van zakkenvullers eens een draai om de oren geven! Kijk ons eens de trap van bovenaf schoonvegen! Dat beeld van die trap, dat komt van de premier. Het is zijn trap niet maar een moderne liberaal eigent zich toe wat nuttig is, niet waar hij over gaat. Het is verkiezingstijd en dan is veel geoorloofd. Dit kabinet schrikt niet terug voor woordbreuk. Ze gaan er niet over en ze hadden makkelijk tijdig kunnen leveren. Om verkiezingsmotiverende redenen hebben ze het uitgesteld tot het moment dat de Kamer met reces is. How low can you go. Wie het parlement maar niks vindt kan dat in het stemhokje bevestigen. Grijp ze bij de ballen en laat ze maar in eigen vlees snijden. Wat denken ze wel? Wij inleveren, en zij niet?

Vrij Nederland besteedt deze week de nodige aandacht aan de schoffering van adviesorganen door dit kabinet. Het nu ingediende wetsvoorstel is slechts het meest recente voorbeeld van de minachting van dit kabinet voor alles wat niet onverkort in het regeerakkoord past. Veel commentaar zal het niet opleveren. Wie kan er nog wat over zeggen? De Kunduz-coalitie alvast niet. Die gaat met de SER om zoals het kabinet met de Raad. Dat noemen de betreffende hun verantwoordelijkheid nemen. Hebben we in Nederland nog een overheid die iets anders doet dan de polls in de gaten houden en pogingen in het werk stelt de polls te beïnvloeden? Hebben we nog een oppositie die iets anders doet?

14 juli

=0=

 

 

Mishandeling

Kom, zal de wethouder gedacht hebben, nu wil ik ook wel eens in het nieuws. Hoe doe je dat? Een maatregel aankondigen is weinig sexy. Daar scoor je niet mee. Waar scoor je dan wel mee?

Je scoort met kindermishandeling. Noem besnijdenis mishandeling en het ziet er toch wat anders uit dan de neutrale betiteling van een aantasting van de lichamelijke integriteit. Noem overgewicht kindermishandeling en je haalt de krant. Overgewicht is gemakkelijk te meten via de Body Mass Index (je gewicht in kilo’s, gedeelde door het kwadraat van je lengte in meters). Is de uitkomst ergens tussen 18.5 en 25 dan ben je in orde. Zit het eronder dan moet je voortaan je bord leegeten. Zit het erboven dan ben je te dik. Een op vier kinderen in Amsterdam zit erboven. Dat is veel. In sommige wijken is het bovendien veel hoger dan in andere wijken. In de wijk van de wethouders zal het amper een probleem opleveren. Dat weet ik niet zeker, het is een ‘hypothese’.

Wethouder Eric van der Burg (VVD) wil iets aan het probleem doen. Zijn, retorische, vraag is: als er ondervoede kinderen rondlopen dan grijpen we toch ook in? Waarom doen we dat dan niet bij overvoede kinderen? Ingrijpen, dat wil hij. De voor de hand liggende tegenvraag is: grijpen we wel in bij ondervoeding? Grijpen we in bij anorexia (met een BMI van veelal ver onder de 18.5)? Grijpen we in, in het algemeen, bij eetstoornissen? Ik begrijp dat er in Nederland ongeveer 40.000 voornamelijk jonge mensen rondlopen met een eetstoornis. Voor zover het daarbij om minderjarige kinderen gaat, is er dan sprake van kindermishandeling? Ik heb het nog nooit gehoord. De wethouder wel? En doet hij er wat aan? Als ik de man op z’n woord moet geloven zit dat er helemaal in. Ik vermoed dat de wethouder het druk gaat krijgen. Of beter, het Meldpunt Kindermishandeling krijgt het druk want daar wil de wethouder zijn zorgen kwijt. Gaat het helpen? De ouders in de hoek zetten, het een kwestie van schuld maken, het heeft bij anorexia nooit ook maar iets opgeleverd maar in het huidige liberalisme tellen ervaringen niet. Wilskracht, dat telt, zeker als de wilskracht gepaard gaat met het aantrekken van een te grote broek.

Alle kindermishandeling is het gevolg van onmacht stelt de wethouder. Zou het? Zou het echt? Is een te dik kind het resultaat van de onmacht van ouders? Ja, zegt de wethouder. En onmachtige ouders, die kunnen we niet hebben.

Nee, onmachtige wethouders, daar hebben we wat aan.

De wethouder verdient een aanklacht vanwege taalmishandeling. Een mishandeling die ongetwijfeld het terugduwen van het probleem zal belemmeren, maar een wethouder handelt niet in oplossingen, een wethouder handelt in misvormingen. Een wethouder botoxt de taal en zegt dat de taal daar beter van wordt. Helderder, transparanter, van die dingen.

Tuig het probleem op als een probleem van mishandeling en je hebt al een boel gewonnen zal de politicus in de wethouder gedacht hebben. Aantasting van de taalintegriteit, het mocht wat. Daar ligt de man niet wakker van. Taalmishandeling: de index van liberale politiek. Wie volgt?

13 juli

=0=

 


Aanval

Kun je op een aanval van vooringenomenheid promoveren? In Nederland kan dat. Het is een bewijs dat het met de soevereiniteit in ons land nog niet zo slecht gesteld is. We zeggen wel dat de wetenschap een grensoverschrijdend functiesysteem is maar dat valt reuze mee. De dissertatie van Thierry Baudet (De Aanval op de Natiestaat. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker 2012) is het bewijs. Ja, Roger Scruton vindt het prachtig en zat zelfs in de promotiecommissie, en Theodore Dalrymple vindt het prachtig (’een scherpzinnig en belangrijk boek’) maar die hebben daar ideologische redenen voor, net als Frits Bolkestein (‘reality check voor Europa’), de man die inmiddels zo ver heen is dat hij ‘reality’ en ‘ideology’ verwisselt. De ideologie is internationaal, de toets op het geschrift nationaal – en dan kan er veel. Hoe het kan, dat zouden we uiteraard in de allereerste plaats aan Paul Cliteur moeten vragen. Dat was de promotor en hoewel Baudet zo ongeveer elke spelregel van neutraliteit  schendt – nog zo aardig verwoord in de oratie van Cliteur, uit 2004 alweer – heeft Cliteur alle onachtzaamheden, drogredenen, geschiedvervalsingen, ‘was denn sonst’ kortsluitingen, selectieve winkelbezoekjes aan de onderzoeksliteratuur en ongetwijfeld nog wel wat waar ik nu even niet op kan komen – dat heeft Cliteur gewoon met de mantel der liefde bedekt. Hoe is het mogelijk? Baudet kunnen we weinig verwijten. Die is nog jong en zo, en ijdel en heeft nog tijd zat om het proefschrift te vergeten en eens te gaan doen waarvoor hij wordt betaald aan de universiteit van Leiden. Maar hoe Cliteur het in zijn hoofd heeft gehaald dit te laten passeren is me een raadsel. Maar hij mag het doen want van een internationale standaard voor het onderzoek waar hij en zijn kompanen zich in bekwamen is geen sprake. Je vult het zo lokaal in als je wilt en er kraait geen haan naar. Ik kan me indenken dat Baudet dat graag zo wil houden. Een aanval op dit lokale particularisme zou een aanval op zijn nieuw verworven status als doctor betekenen. En aangevallen, dat voelt de jonge doctor zich. Zozeer zelfs dat hij met alles wat hij heeft kunnen vinden als een wilde om zich heen slaat.

In ons land heb je hele volksstammen die van mening zijn dat alle misdaden beginnen met spijbelen. Van kwaad tot erger, dat is het stramien. Daarom is het ook zo belangrijk om spijbelgedrag in de kiem te smoren. Doe je dat niet dan zal dat kwaad inderdaad tot erger leiden. Dan is de beer los. Het zou zelfs kunnen zijn dat de delinquent het onrechtmatige en onrechtvaardige van zijn overtredingen niet wenst in te zien. Of zich beroept op de cultuur van zijn rotgenoten, de cultuur die spijbelen niet alleen goedkeurt maar ook nog eens aanmoedigt. Dan, ik neem aan dat Baudet me tot hier helemaal kan volgen, hebben we de bijl aan de wortel van de rechtsstaat gelegd. De fout ingaan, de straf ondergaan, maar de norm niet accepteren, dat is meer dan een zonde, het is een doodzonde. Je plaatst je ermee buiten de gemeenschap en dat je je daarbij op je eigen gemeenschapje beroept maakt het niet minder ernstig. Het maakt het ernstiger. Tot hier het multiculturalisme. Het is maar dat we het weten, maar in elke spijbelaar sluimert de aanhanger van een eigen soort recht. Ik dacht dat Baudet de sharia ongeveer langs deze lijnen thematiseert. En dan hebben we het ergste nog niet eens gehad. Het ergste is dat het multiculturalisme een bewuste verzwakking van de nationale cultuur is. Geen effect, maar boze opzet. Je moet een eind in het boek doormodderen maar wie schetst mijn opluchting toen ik toch op een enkele plek de ‘elite’ tegenkwam? Ik dacht al, waar blijven ze toch? Gelukkig, ze waren er. De leden van de elite. Een plaatsaanduiding moeten we ontberen – wie weet is hem dat verboden om het verhaal wetenschappelijk niet nog meer te belasten.

Giftig wordt het hele zaakje pas als we het multiculturalisme plaatsen in de opkomst en verspreiding van supranationale organen. Baudet is helemaal voor een internationale wereld (dat zal de reality check van Bolkestein wel wezen) maar van een supranationale wereld moet hij niets hebben. Dat leidt maar tot oorlog. Het heeft al geleid tot verwoestende wereldoorlogen en de weg die we nu zijn ingeslagen met allerlei juridische organen en organisaties die de rechtsmacht van de nationale staat insnoeren, dat is een funeste weg. Enigszins onduidelijk uitgewerkt is  – maar een kniesoor die erop let – of de EU zo’n eigenaardige constructie geworden is omdat de EU wel politiek is, maar geen staat. Als ik het wel heb gaat de discussie over Europa voornamelijk daarover – of je een politiek voorbij de staat kunt hebben net zoals we al een heleboel recht voorbij de staat hebben. We mogen Baudet dankbaar zijn dat hij zich daar – over waar het over gaat – niet aan gewaagd heeft. We mogen het voordeel van de conclusie voorop niet onderschatten. De conclusie is dat Europa kan niet wachten tot het een staat is, meer nog, een superstaat, een staat die elk fatsoenlijke staat in elke fatsoenlijke natie z’n hielen laat zien – en dan is het te laat.

Zeg niet dat Baudet ons niet gewaarschuwd heeft.

De aanval, zegt de trainer, is de beste verdediging. Thierry zal er tijdens de promotieplechtigheid een mooie demonstratie van hebben moeten geven. Althans, iemand in de promotiecommissie zal toch wel in de tegenaanval zijn gegaan?

12 juli

=0=

 


Houdbaar

De aangewezen manier om iets houdbaar te maken is het onhoudbaar te verklaren. De beste manier om iets zeker te krijgen is het onzeker te maken. Het klinkt enigszins verwarrend maar Trouw heeft (ontleend aan de site Me Judice) een econoom ontdekt die ons haarfijn voorrekent dat als je te weinig geld hebt om aan je afspraken te voldoen je in de lastige situatie terechtkomt dat je dan niet meer aan je afspraken kunt voldoen. Want het geld is op. Daar moet je voor gestudeerd hebben. Dat heeft de econoom. Ze zit nu zelfs op het NIAS en dan heb je de tijd om de zaken eens grondig uit te zoeken.

En er conclusies uit te trekken. Bijvoorbeeld door de politieke partijen die het heftigst aan de afspraken willen tornen een pluim te geven dat bij hen de houdbaarheid en zekerheid in goede handen zijn en door de partijen die de afspraken nog een beetje overeind willen houden ‘hoog spel’ te verwijten. Aan wie het advies gericht is? Aan de kiezer neem ik aan. Dus ook aan mij, al profiterend van de AOW.

Het gaat over de AOW. Als veel mensen van de AOW gebruik maken moeten er ook veel mensen zijn die in de AOW pot inleggen. En daar, de plaatjes met de bevolkingsopbouw worden bijgeleverd, ontbreekt het aan. Niets tegen in te brengen. Nu ja, je kunt natuurlijk zeggen dat de financiering van een volksverzekering via een belasting op arbeid niet de enige en misschien zelfs niet eens de handigste manier van financieren is maar daar worden geen woorden aan vuil gemaakt. De werkwijze van onze econoom is zelfs omgekeerd. Als het uit arbeid moet komen moet het uit arbeid komen en dus moet iedereen meer, langer enzovoorts werken. Logisch toch? En zo bekeken valt de onderzoeker het nodige op. Bijvoorbeeld, niet iedereen die kan werken, werkt ook en niet iedereen die werkt, werkt op de juiste plaats. Die moeten aan het werk of die moeten beter aan het werk (met beter wordt goedkoper bedoeld). Tel daar de mensen bij op die zijn uitgewerkt maar nog niet uitgeput en de oplossing ligt voor het grijpen. D66, schrijft ze, is daar het beste in. Het heet later met pensioen, langere werkwerken, het opheffen van de ontslagbescherming en demotie. De veronderstelling moet dan zijn dat daaruit meer banen voortvloeien. Je zou denken dat hier de politieke droom gecorrigeerd zou worden door de economische rede, maar zo is het niet. Mevrouw gaat er van uit dat als D66 zegt dat het zo is dat het dan zo is.

Ooit hadden we een houdbare AOW met een werkende bevolking waarvan de helft niet werkte, want die helft zat thuis en lette op de kinderen die we toen ook nog hadden. Hoe we dat allemaal betaalden, met slechts een enkel inkomen per gezin met ook nog eens meer afhankelijke kinderen over de vloer dan tegenwoordig, het verhaal van de econoom vertelt het niet. Waarom zou ze ook?

Zij heeft liever een houdbare AOW op basis van een onhoudbare redenering.

10 juli

=0=

 


Huis

Het ging over Europa en de verzorgingsstaat, gisteren bij het Filosofisch Kwintet. Behalve de onvermijdelijke Ad Verbruggen en de als steeds alerte Clairy Polak waren Willem Schinkel, Monique Kremer en Mathieu Segers aangeschoven. Twee sociologen en een historicus, waarbij de ene socioloog (Schinkel) meer filosoof bleek dan de filosoof van dienst (Verbruggen). Het debat begon met de vraag of het beeld van Europa (dreiging voornamelijk, kregen we te verstaan) wel klopte met de werkelijkheid in Europa. Nou, nee natuurlijk. Een beeld is nooit dekkend met de werkelijkheid. Het bleek te gaan – althans zo interpreteerde ik het – om de vraag welke waarnemingen met Europa worden geassocieerd. De Polen die onze banen en onze voorzieningen inpikken? Een plat beeld, ongetwijfeld en het sloeg bij de sprekers ook niet aan. Maar het bleef wel een beetje boven de discussie hangen. Welke waarnemingen dan wel?  Dat had een mooi gesprek kunnen opleveren, ware het niet dat, behalve de ongelukkige Polen, de deelnemers aan het gesprek beelden nogal eens verwisselden met ‘idealen’. Het was misschien allemaal te verwachten en toch had ik meer verwacht.

Na de nodige omwegen kwam dan toch eindelijk – met dank aan Willem Schinkel – de vraag op tafel of (ik parafraseer maar wat) de EU zoiets als Schiphol was en we er ‘dus’ niet meer van afkomen of dat er, in naam van de vrijheid, nog alternatieven denkbaar en nastrevenswaard zijn. Schinkel had daar wel gedachten over, gedachten die neerkwamen op Europa als een regio die zowel economisch als ecologisch een redelijk grote regie over zichzelf zou kunnen uitoefenen. De regio als een economisch en ruimtelijk huis, met ramen en deuren die we zelf zouden kunnen openen als het zo uitkwam en ook weer zouden kunnen sluiten als het anders uitkwam. Een offensieve en zelfs ‘hoopvolle’ gedachte. Het idee erachter had meer tijd verdiend, tijd die er niet meer was. Nu ging het grootste deel van de discussie over de padafhankelijkheid die ons de al ingeslagen weg (het reeds aangelegde vliegveld) oplegde en wat dat dan zou inhouden voor het lot van het oude continent. Niet wat nog kon gebeuren maar wat gebeurd was, slorpte het grootste deel van de tijd op. Wat was er gebeurd en wat had het gebeurde met de verzorgingsstaat te maken? Was de economie van de weg waarlangs getransformeerd in het doel waartoe? Was de verzorgingsstaat getransformeerd van een bouwsteen voor een sociaal Europa in een onderdeel van de concurrentiestrijd tussen de lidstaten van de EU? Ik schrijf het maar een beetje retorisch op en het werd ook niet zo gezegd maar niettemin leek me dit type nogal globale vragen bepalend voor het gesprek aan de tafel van het kwintet. Met als consequentie dat de discussie zelf al even globaal bleef.

Ik bedoel, de eenvoudige en redelijk goed te beantwoorden vraag naar welke sporen de EU in de verzorgingsstaat al heeft getrokken en wat vandaag de dag ter discussie staat (met als voor de hand liggende voorbeelden onder meer de aanvullende pensioenen, de sociale woningbouw, de gezondheidszorg, het onderwijs), die vraag werd niet gesteld. Willem Schinkel verwees een keer naar de gezondheidszorg maar werd direct afgekapt (Clairy Polak: ‘dat behandelen we volgende week’). Waarom toch?

Alweer, met de deelnemers aan het gesprek was niets mis. Met de voorbereidingen op het gesprek en de toonsoort van de vraagstelling die daar het product van is geweest des te meer. Het is alsof het niet te feitelijk mag worden. Alsof het bij de beelden moet blijven. Bij het beeld van ‘de Polen’ in dit geval. Daar werd ook het interessante eindschot van het Europese huis van Schinkel ondergeschikt aan gemaakt. Me dunkt, dat kan beter.

9 juli

=0=

 

 

Ach, Euro

Ooit was de Europese gemeenschap een project, gericht op meer concurrentie tussen bedrijven en op meer samenwerking tussen de lidstaten. Die tijd lijkt ver achter ons te liggen. Met twee aanjagers, de deregulering en de euro. De deregulering transformeert het recht. Het recht regelt de concurrentie niet langer, het recht is zelf een concurrentie-instrument, een instrument waarmee staten elkaar beconcurreren. Het belastingrecht is een wapen dat wij in Nederland goed hebben leren hanteren en niemand die er ook maar over peinst de belastingen Europees te maken. Dat zou de samenwerking maar bevorderen en we zijn wel goed maar niet gek.

Het arbeidsrecht – ander voorbeeld – wordt niet meer bekeken in termen van het tegengaan van willekeur, het wordt bekeken in termen van de nadelen die het heeft voor het concurrentievermogen van bedrijven – en van staten. In een tijd dat de financiële markten zouden moeten worden gerereguleerd is men in het de EU daar niet over eens, maar men is het wel eens over de deregulering van arbeidsmarkten. Het zou te denken moeten geven, maar het geeft niet te denken. Alleen dat al geeft te denken. Over de financiële markten zijn we verdeeld, over de arbeidsmarkten veel minder. De noodzaak van de deregulering van arbeidsmarkten is de ‘conventional wisdom’ geworden, een nieuwe orthodoxie die slechts aangeeft dat de EU de neoliberale crisis met neoliberale middelen denkt te moeten oplossen.

De deregulering hakt er in de EU behoorlijk in, en de euro heeft dat proces versneld en verdiept. Gegeven de euro zijn het niet alleen bedrijven die met elkaar concurreren. Ook de lidstaten zijn elkaars concurrenten geworden. Een gezamenlijke munt is als het opleggen van een gezamenlijke standaard: sommigen kunnen er veel makkelijker aan voldoen dan anderen. In het geval van samenwerking kun je eraan werken om de verschillen te reduceren, in het geval van concurrentie worden de verschillen groter. De samenwerking had via een gelijktijdig met de muntunie op te richten politieke unie (inclusief een gemeenschappelijke belastingpolitiek want ook de belastingen zijn steeds meer een wapen in de concurrentiestrijd geworden) vorm kunnen krijgen. Dat is niet gebeurd, De concurrentie heeft het stuur overgenomen. De gevolgen ervan werden nog een aantal jaren gemaskeerd door leningen aan de zwakkere economieën en hun staten, maar ook daar is in het zog van de crisis een einde aan gekomen.

De laatste dagen verschijnen er artikelen in kranten met als strekking dat de bezuinigingen in Portugal hun vruchten beginnen af te werpen. Men zegt, de arbeidskosten gaan omlaag en dat maakt het land productiever en ‘concurrerender’. Vrome, verhullende woorden. In andere artikelen (soms in dezelfde bladen) kun je het veel aardiger bericht tegenkomen dat het zou helpen als niet alleen de armere landen hun kosten verlagen maar als tegelijk de rijkere landen hun kosten verhogen – door een beetje loonsverhoging bijvoorbeeld. Dan helpen we onszelf en we helpen hen, en als zij toch al bezig waren met het mes op de keel zichzelf te helpen zouden zij zelfs twee keer geholpen zijn. Daar zit dan ook het probleem, in het bijzonder in ons land. Zij twee keer geholpen? Wordt het verschil met ons dan niet kleiner?  In Duitsland schiet men dan gelukkig niet meer meteen in een kramp, in ons land – waar loonmatiging een sterker geloof is dan in elke andere kerk wordt beleden – houden we onze kaken stijf op elkaar. Ik wil niet uitsluiten dat er nog wel enige consensus te bereiken is over de gunstige effecten van een bestedingsimpuls. Geen totale overeenstemming maar toch. Daar staat tegenover dat als we dat zouden doen we het risico moeten nemen onze concurrentievoorsprong op de zwakkere landen deels op te geven. Er is geen haar op ons hoofd die daar aan denkt. Toch?

In Nederland is men meer beducht voor het verkleinen van het verschil tussen de lidstaten van de EU, dan dat men gericht is op het vergroten van de welvaart in de EU als geheel. Lees het VVD verkiezingsprogramma en je snapt waarom men daar zo trots op is op nog eens een slordige 24 miljard aan bezuinigingen. Hoe hou je anders je voorsprong in stand?

Het gaat er niet om of wij sneller gaan, het gaat erom dat zij ons niet kunnen inhalen. Enzensberger schreed alweer geruime tijd geleden het mooie Ach, Europa. Niet eens een somber boek. Het waren andere tijden.

Ach, Euro. 

8 juli

=0=

 


Begrenzingen

In een interessant paper uit 2006 (A Comparative Political Approach to the EU Formation; Oslo, Arena Working Paper 04) onderscheidt Stefano Bartolini een viertal typen territoriale begrenzingen (boundaries) die hij achtereenvolgens fringes (randen), margins (marges), borders (inperkingen)  en frontiers (grenzen) noemt. Het zijn wat ongebruikelijke en misschien ook wel ongemakkelijke benamingen voor situaties waarbij territorium en transactie niet per se samenvallen. Zelfs steeds minder, want het paper gaat over de EU.

In het proces van het vormen van markten en de buitenste randen ervan ligt dat voor de hand. Die randen gaan steeds meer naar buiten en wij zijn al zover dat we vinden dat de buitenste rand van de markt samenvalt met de wereld als geheel. De territoriale greep op de bijbehorende transacties is, met vallen en opstaan maar niettemin, op de terugtocht (WTO) dan wel aan het hergroeperen (de EU en de ‘negatieve integratie’). De ‘factormobiliteit’ hoort daar even zo goed bij als de handel. Bij het proces van natievorming (en marges) gaat het om een wisselende mix van kwesties als taal, religie en etniciteit. Om ‘cultuur’ dus, en culturele geschiedenissen. Natievorming definieert een meer of minder homogene ruimte voor lidmaatschappen. Bij de inperkingen gaat het om de toegang tot politiek/administratieve functies als onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid en arbeidsvoorziening. Het belang van hun nationale herkomst en hun nationale bereik staan onder toenemende druk. En ten slotte is er het proces van staatsvorming (en grenzen), en dus de geweldsmonopolies en belastingmonopolies.

Wie het Nederlandse debat over ‘integratie’ bekijkt ziet dat het in dat debat voornamelijk over de natievorming (wie horen erbij?) en de functiesystemen (wie kan waar een claim leggen op de verzorgingsstaatarrangementen?) is gegaan en pas van daar uit over wereldmarkten en negatieve integratie, en over het belastingmonopolie. Merkwaardig is dat er weinig commotie bestaat over het (militaire) geweldsmonopolie. De vraag is of die invalshoek (‘onze’ natie, ‘onze’ verzorgingsstaat) houdbaar is: kun je de samenhang tussen de vier typen begrenzingen vormgeven en opnieuw modelleren op elke manier die je, bijvoorbeeld op electorale gronden, goed uitkomt? Kun je, zoals PVV en nu ook VVD, een cultureel en politiek/administratief restrictief  beleid doorzetten en tegelijk de marges van de markten blijven vergroten en de beslissing over de consequenties voor je grenzen in het vage laten (VVD) dan wel je grenzen 1-op-1 laten lopen met jouw idee over de natie en jouw idee over de verzorgingsstaat (PVV)? 

De PVV plaatst zich buiten de mogelijkheden, ongetwijfeld, maar is niet dubbelzinnig. Voor de PVV is de natie de begrenzing van alles: van de grens, de inperking, de marge, en als het dan toch moet ook de rand. Geen wonder dat ze niks bereiken. Dubbelzinnig is de VVD, die de randen koestert en over de rest beschikt als hadden ze het daar allemaal in eigen beheer. Het wordt gedurig onfrisser in die partij. Niettemin, elke partij zou zich uit moeten spreken over welke begrenzingen wanneer bedoeld worden en wat de meest wenselijke ontwikkeling van de diverse soorten begrenzingen is. Zo ver is het nog lang niet. Er is een boel werk te verrichten.

6 juli

=0=

 


Breukvlak

Wanneer we een sociale tweedeling tegenkomen doen we er goed aan die te bespreken in termen van een tegenstelling. Wanneer die tweedeling wordt aangevuld met een ideologische zijn we een stap verder; we komen uit bij een scheidslijn. Zet die zich voort in organisatorische dan wel institutionele zin dan is zelfs sprake van een breukvlak. Ik lees het in de oratie van Mark Bovens van 12 juni (een oratie ter gelegenheid van zijn aanvaarding van de bijzondere Van Doorn leerstoel aan de Erasmus Universiteit). Klassenstrijd, klassenbewustzijn, klassenorganisaties is een voor de hand liggende vertaling van die tegenstellingen, scheidslijnen en breukvlakken, maar Bovens ziet de basale tweedeling breder. Het kan om klassen gaan, en dan ga je als het ware van beneden naar boven (eerst de levensomstandigheden, dan het wereldbeeld, dan de organisatie), en het kan om zuilen gaan en dan loop je van boven naar beneden (eerst de institutionalisering, dan de religieus-ideologische legitimering erbij, en ten slotte de levensomstandigheden die eerder door spreiding en variatie, dan door gemiddelden en homogeniteit worden beschreven). Ik vind dat onhandig. De conceptuele verduidelijking die je hoopt te winnen met de drieslag van sociaal, ideologisch en politiek-organisatorisch verdwijnt als je er, zoals Bovens, complex samengestelde verschijnselen zoals de zuilen mee wilt typeren. Protestanten en katholieken zijn geen ‘sociale’ groepen omdat ze vergelijkbare levensomstandigheden delen, het zijn groepen omdat zich bovenop hun ideologische identiteit een organisatorische heeft gevestigd, die uit die identiteit een zuil hebben geslagen. Bovens weet toch ook wel dat juist om die reden je noch van een socialistische, noch van een liberale zuil kunt spreken? De zuil is de relativering van de klasse, en in de klasse is voor de zuil geen plekje ingeruimd.

Spijkers op laag water zou je kunnen zeggen, ware het niet dat het thema (en de titel) van de oratie opleiding als scheidslijn is. Hoe zit het met die scheidslijn, hoe, dus, zit het met de wereldbeelden van de mensen uit diverse opleidingscategorieën? Bovens produceert daar een, aan het nationaal kiezersonderzoek 2010 ontleend, staatje over (: 21) met als meest opvallende kenmerk dat de verschillen tussen opleidingsniveaus er wel zijn maar ook dat ze niet erg groot zijn. Het grootst zijn ze bij thema’s als minderheden en Europese eenwording. Veel blijdschap daarover bestaat niet meer, zowel onder hoger als lager opgeleide mensen. Hoger opgeleiden zien de problemen daar wat minder somber in dan lager opgeleiden maar somber zijn ze. Je zou denken dat het verschil voortvloeit uit de voor- en nadelen die mensen van immigratie en Europa ondervinden maar zo is het niet, volgens Bovens. De verschillen zitten niet in de sociale tegenstellingen, ze zitten tussen de oren (: 23). En waarom? Daar bestaat een ‘sterk’ empirisch argument voor. Kijk, zegt Bovens (in navolging van enige Rotterdamse onderzoekers), als het de sociale tegenstellingen waren dan zou je mogen verwachten dat alle lager opgeleiden ongeveer even minderheden- en Europa-schuw zouden zijn. Echter, zo is het niet, want kerkelijke lager opgeleiden zijn helemaal zo schuw niet. Tja, denk ik dan, dan zou je toch wat voorzichtiger moeten worden met die opleidingsthese want wie weet gaat het met al dat gekerk wel om een stad/land verschil of om een netwerkverschil. Kerkelijken weten elkaar nog wel te vinden, ze zijn nog ingebed, zeker als het om de minder grote steden gaat. Ze houden elkaar niet alleen een beetje in de gaten, ze houden elkaar ook een beetje vast.

Het opleidingsverschil zou dus best eens een verschil in capaciteit van sociale sluiting kunnen zijn. Wie dat beter kan (de hoger opgeleiden kunnen het volgens Bovens steeds beter – en de kerkelijken konden het al van oudsher zullen we maar zeggen) heeft ook minder koudwatervrees bij de ontmoeting met iets onbekends. Hoe meer zekerheden je hebt, hoe minder snel je je laat overmannen door onzekerheid. Dat zou verklaren waarom ook hoger opgeleiden de effecten van Europa en migratie zo langzamerhand wat minder opgewekt inschatten (ook zij zijn intussen tamelijk negatief geworden) terwijl ze toch niet zoveel azijn pissen als lager opgeleiden die, de kerk en alles wat daarbij hoort aan kennissen en contacten daargelaten, de afgelopen twintig jaar hun bescherming steeds meer hebben zien afkalven.

En een breukvlak? Ja, daar is ook iets merkwaardigs mee aan de hand. Lager opgeleiden stemmen verhoudingsgewijs veel meer op SP en PVV, stelt Bovens. Dat kan, hoewel met het oprukken van de SP vermoedelijk geen oprukken van de lager opgeleiden gepaard gaat. Veel interessanter is bovendien dat de meeste partijen een stuk minder toeschietelijk zijn geworden over migratie en dat diezelfde partijen ook een stuk zuiniger zijn geworden in het geval Europa. Er zijn uitzonderingen, maar daarvan lijkt voorlopig D66 wel en GL helemaal niet te profiteren. Kun je daar nu uit concluderen dat ook het politieke landschap ‘een sterke opleidingscomponent’ heeft (: 26)? Ja, zegt Bovens. Er is wel degelijk een breukvlak, en er is een scheidslijn en als de hoger opgeleiden door blijven gaan met hun vriendschappen onder elkaar en hun homogamie komt die tweedeling en dus die sociale tegenstelling er ook nog wel.

Het valt inderdaad op dat hoger opgeleiden veel kieskeuriger en eenkenniger zijn in hun vriendschappen dan lager opgeleiden (: 15). Vermoedelijk komt dat door hun langere en ten opzichte van hun leeftijdgenoten behoorlijke gesegregeerde schoolgang. Met dat onder elkaar trouwen is daarentegen wel iets aardigs aan de hand. Volgens Bovens trouwen hoger opgeleiden steeds meer onder elkaar. Dat is zo, maar de vrouwen tonen daar toch een geheel eigen patroon in. Het aantal mannen dat trouwt met een lager opgeleide vrouw daalt, het aantal vrouwen dat trouwt met een lager opgeleide man neemt toe (: 16). Daar is weinig bijzonders aan (behalve dat het de these van Bovens door elkaar gooit) want er komen steeds meer vrouwen met een hogere opleiding dan mannen. Hoeveel keus heb je dan? Kiezen de vrouwen een man of een opleiding? Is de vriendschapsvijver een andere dan de huwelijksvijver? Het zou zo maar kunnen.

Mijn suggestie zou zijn dat Bovens zijn resultaten nog maar eens moet onderwerpen aan een paar modererende (sekse) en interveniërende (stad/land, onkerkelijk/kerkelijk, netwerkbeschikbaarheid en effectiviteit) variabelen. Pas als dat is gebeurd kan het opleidingsargument, of wat er dan nog over van is, serieus worden genomen.

Zou Jacques van Doorn tevreden zijn geweest?

5 juli

=0=

 


Rokende puinhopen

Gisteren verweet minister Kamp de SP van de sociale zekerheid een ‘rokende puinhoop’ te maken. Aanleiding was het plan van de minister de uitkeringsduur van de flexwerkers bij ziekte te bekorten. Dat was nodig want anders hadden de flexwerkers meer belang bij ziek zijn dan bij weer aan het werk gaan. Het gaat er niet om of je ziek bent, het gaat erom of je daar belang bij hebt. Dat is de sociale zekerheid anno nu. Een rokende puinhoop, inderdaad. Een outsider, volgens de minister, kan niet outsider genoeg zijn en dus steunen de partijen die de insiders steunen in dit geval de outsider en omgekeerd. De dialectiek van een parlement.

Gisteravond woonde ik, bij de WBS, een discussie bij over zzp-ers. Twee korte inleidingen en daarna vragen, opmerkingen, gedachten, suggesties, voorstellen. Het blijft een lastig onderwerp want wat is nu een zzp-er? Juridisch is het een non-entiteit. Een zzp-er is een fiscale constructie en ook die constructie is geen wonder van duidelijkheid. Maar in arbeidsland – met dank aan de discussie gisteravond – duikt de zzp-er in wel vier gedaantes op. In de eerste plaats als een echte ondernemer (in een recent onderzoek gemeten aan de hand van attitude, activiteit en ambitie). Je zou kunnen zeggen dat diens voorland de ondernemer als ook een werkgever is. Daarnaast heb je de zzp-er die geen werknemer is en ook geen werknemer wil worden en evenmin een werknemer in dienst wil hebben. Diens voorland is niets anders dan wat het nu is: zzp-er te blijven. In de derde plaats heb je de zzp-er die eerder bij de flexwerker thuis is dan bij de zzp-er en voor wie de werknemersstatus een gepasseerd station is. Diens voorland is de karige bescherming die de flexwerker nog wel heeft. En ten slotte heb je de zzp-er die in het werk behandeld wordt als was hij een werknemer en dus een ondergeschikte maar dan zonder enige sociale bescherming. Diens gevreesde voorland is de precaire arbeid.

Wat Kamp wil is van flexarbeid precaire arbeid maken. Wat de Kunduz-partijen willen is van gewone arbeid flexarbeid maken. Ik ben benieuwd wat ze, na die rokende puinhopen, in petto hebben voor de zzp-er.

4 juli

=0=

 


Vast

Voorheen was elke zesde euro die de top van ProRail ontving een variabele euro. Dat was wat veel en nu wordt het elke twaalfde euro. Variabel wordt vast, schrijft de minister vol trots aan de Kamer. Dat de minister de Kamer uitleg verschaft is goed (de staat is uiteindelijk ook aandeelhouder) maar de verheugde toon van de brief van de minister verbaast me. Was variabele beloning dan een verkeerde manier van belonen? En waarom was het dan ooit ingesteld? En ging het nu om een bonus of om prestatiebeloning?

De berichtgeving (niet alleen in de brief overigens) over de beloning is knap onduidelijk. In plaats van een bonus komt een loonsverhoging lees ik. Dan ben je goed af want die loonsverhoging blijft altijd staan en wordt de basis voor een nog mooiere uitkomst bij de volgende verhoging. Dat geldt niet voor een bonus, want die wordt nooit een vaste component van je loon. Zou daar de blijdschap van de minister uit voortkomen? Of is het gewoon het product van de recente Wet Normering Topinkomens, de wet die aan de bestuurderen een jaarsalaris van niet meer dan ruwweg 220.000 euro in het vooruitzicht stelt – en dan mogen ze ook niet meer zeuren?

Het aardige is dat de bonussen nu als een verworven recht worden weggemoffeld in een vast salaris. In tal van organisaties werd variabele beloning juist ingevoerd om het cumulatieve van de ene stijging op de andere in een vast salaris af te schaffen. Dat komt dus nu weer terug – een aardig signaal voor de vakbonden om ook eens een forse greep in de kas te doen. Als variabel vast wordt en daarmee een behoorlijke verhoging van het vaste salaris inluidt, is het niet onredelijk dat voor alle vaste salarissen op te laten gaan.

Het bijzondere is dat de ideologische component van de ‘prestatie’ niet meer telt in de beloning. Per slot, de bonuscultuur kwam voort uit de overweging dat een directie de opdrachtnemer was van aandeelhouders. In dit geval is de staat de enige aandeelhouder. Het doel van de bonus was de revenuen van de aandeelhouder te vergroten en dat gebeurde op de meest platte manier denkbaar. Als ik als aandeelhouder meer krijg, krijg jij als opdrachtnemer ook meer. De aandeelhouderswaarde kon best stijgen bij slechtere dienstverlening. Kwam ook vaak voor en zo werden wanprestaties prestaties in de sfeer van opbrengsten en beloningen. Het was een vernuftig stelsel en het pakte voor tal van belanghebbenden goed uit, ook al waren de reizigers er niet blij mee.

En dat zou allemaal via een lullig briefje aan de Kamer worden afgedankt?

Ik zou er meer van willen weten.

3 juli

=0=

 


Uitvallers

De vraag was wie de verzorgingsstaat echt nodig hebben. Dat was het onderwerp van het filosofisch kwintet, gisteren. Evelien Tonkens was het meest duidelijk: iedereen, maar niet steeds en niet steeds even veel en op dezelfde manier. Een levensloopperspectief op de verzorgingsstaat. Ze gebruikte die aanduiding niet maar ze bedoelde het wel, als ik zo vrij mag zijn. ‘Echt’ stond bij haar niet onmiddellijk in het teken van het contrast met ‘onecht’. Stond het dan in het teken van wat nodig is om een moderne en complexe, in politieke verbanden besloten, maatschappij te onderhouden? De verzorgingsstaat als de APK van de maatschappij? Verzorging niet alleen als hulp voor bedlegerige patiënten maar ook – en zelfs in de eerste plaats – als smeerolie voor de complexiteit van wat we een samenleving noemen, een samenleving waarin iedereen en alles ‘afhankelijk’ van elkaar is?

Zo beschouwd is ‘echt’ de positieve erkenning van onderlinge afhankelijkheden en ‘onecht’ de ontkenning daarvan: sommigen kunnen het zelf wel rooien en anderen tijdelijk of langdurig tijdelijk niet. Tonkens zette haar lijn niet door. Ik had eerder de indruk dat haar ‘iedereen’ niet functioneel begrepen hoefde te worden maar eerder in termen van wederzijdse compassie en wederkerige rechten en plichten. Jammer, want het meer interessante denkexperiment (en heb je daar zo’n kwintet niet voor?) is de vraag of wij ons nog een moderne maatschappij kunnen denken zonder verzorgingsstaat en hoe zo een maatschappij er dan uit zou zien. Denk het onderwijs eens weg (in de zin van het ‘ontscholen’) en vraag je af of we dan niet alleen van een bepalende component van de verzorgingsstaat zijn verlost maar ook en tevens van de moderne staat als zodanig. Wie het over de verzorgingsstaat heeft, heeft het over de staat, de staat van de maatschappij. Maar over de staat ging het niet – en dus niet over de staat van de maatschappij. Het is alsof de inbreng in het debat over de verzorgingsstaat van mensen als Peter Flora, Arnold Heidenheimer, Jens Alber en Stein Rokkan (het is geen limitatieve lijst, het is gewoon een lijst die afwijkt van het meer gebruikelijke ‘bronnen’- vertoog waarvoor de naam van Esping-Andersen model staat) nooit in ons land is aangekomen. Bijgevolg hebben we niet alleen een onbegrensde maatschappij maar ook een staat zonder grenzen – en bleef in het debat het probleem onbesproken van een ontgrenzende maatschappij en een staat met steeds poreuzere grenzen die niettemin nog altijd grenzen zijn.

Evelien Tonkens was niet de enige gast. Ook Chris Rutenfrans en Godfried Engbersen debatteerden mee. Het enige denkexperiment dat aan de orde kwam was dat van de ‘sluier der onwetendheid’, een sluier die door moderator Verbruggen onherkenbaar werd verminkt en door Rutenfrans vervolgens werd omgedoopt in de individuele angst achteraan in de rij te komen staan. Dat de metafoor van die sluier eerder verwijst naar de sluier van Vrouwe Justitia was merkwaardigerwijs aan de jurist Rutenfrans niet besteed. De poging van Engbersen om het denkexperiment om te munten in de visie van Sen stierf in schoonheid. Ook dat was jammer. Uiteindelijk besloot Clairy Polak dat het toch allemaal weer om eigenbelang ging. Ja, zo schiet het niet op. Ik wachtte nog op de term van het ‘welbegrepen eigenbelang’ maar die bleef uit, zelfs in de discussie over de ‘solidariteit’ die we elkaar verschuldigd zouden zijn (solidariteit is helemaal geen schuld in een verzorgingsstaat, het is een investering).

Dat in het debat (in dit geval door Godfried Engbersen) onbekommerd ook nog de notie van het ‘maatschappelijk middenveld’ opdook, bewees dat wie de verzorgingsstaat los van de staat en dus van de grenzen van staten bediscussieert, eindigt met de stilzwijgende 1-op-1 relatie van staat en maatschappij. Dat zegt iets over het ontstaan van de verzorgingsstaat (zeg: de periode 1945-1875, de dertig gouden jaren) en het zegt steeds minder over de periode daarna – en over de uitvallers onderweg, waar nu alleen in meer of minder moraliserende termen over werd gesproken. Hoeveel uitvallers, ik vraag het maar, zijn het product van Europa, het Europa van na midden jaren tachtig? De vraag niet stellen is haar ook niet beantwoorden. Het moet niet te ingewikkeld worden.

Ik kan het de debatdeelnemers niet kwalijk nemen. Aan hen lag het niet. De toon van het debat was redelijk, en er werd door bijvoorbeeld Engbersen het nodige interessante en informatieve ingebracht. Waar ligt het dan wel aan? Mijn suggestie: het ligt aan Ad Verbruggen, die merkwaardige stoorzender die er maar niet in slaagt enige piketpaaltjes te slaan waar het debat verder mee kan. Mijn uitvaller van de dag is Ad Verbruggen.

2 juli

=0=


Gemist

Vanochtend keek ik op Uitzending Gemist naar het eerste van een viertal debatten over de verzorgingsstaat. Het filosofisch kwintet, tweede seizoen, en opnieuw begeleid door Clairy Polak en Ad Verbruggen, en afgelopen zondag in goed gezelschap van Paul de Beer, Rutger Claasssen en Ton Wilthagen. Vorig jaar zat het kwintet ergens heel hoog (in een bankgebouw dacht ik, maar ik ben het een beetje kwijt) en de gasten zaten op een rij, naast elkaar. Nu speelt het zich af in het BIM huis, met uitzicht op het IJ, en iedereen zit rondom een tafel.

Het thema, afgelopen zondag, was verzorgingsstaat en arbeid. Vandaag komt de verzorgingsstaat en de uitvaller voorbij, volgende week de verzorgingsstaat en Europa, en ter afsluiting de verzorgingsstaat en onderwijs. De verzorgingsstaat en de burger, dat thema ontbreekt in het rijtje. Alsof van ‘burgerschap en sociale klasse’ alleen de sociale klasse is overgebleven. Met als voorspelbaar resultaat dat de verzorgingsstaat niet in het teken komt te staan van het deelnemen aan de publieke zaak maar van het deelnemen aan de arbeidsmarkt. In dat geval kun je twee kanten op. Je kunt de verzorgingsstaat zien als een compenserend mechanisme voor hen die buiten de boot van de arbeidsmarkt vallen en je kunt de verzorgingsstaat zien als een activerend mechanisme om hen die buiten de boot zijn gevallen alsnog te leren zwemmen. Tot aan de jaren negentig, begreep ik, ging het in eerste aanleg om compensatie, daarna om activering. Goed, denk ik dan, maar bij die compensatie hebben we als kritiek vaak gehoord dat het de burgers afhankelijk maakt van de staat en daarom ook slecht is voor het burgerschap. Hoe zit dat dan bij de activering en een ander soort afhankelijkheid van de staat? Wat betekent dat voor burgerschap?

Daar ging het niet over. Het kwam niet voorbij. Zou het niet eens tijd zijn voor een Dalrymple van links? Voor iemand die de band tussen burgerschap en arbeidsmarkt losser maakt in plaats van aanspant? Voor iemand die onderzoekt hoe verschrikkelijk mis het is gegaan vanaf de jaren negentig met de zelfstandige, onafhankelijke, tegensprekende, de regie in eigen hand nemende burger?

Als ik de eerste uitzending als leidraad neem is het overal tijd voor, behalve daarvoor. De plicht tot arbeid, de uitkering als ruil met vereiste tegenprestatie, de plichten aan de kant van het arbeidsaanbod, de vrijstellingen aan de kant van de arbeidsvraag, de zekerheid die geen zekerheid is, de eindigheid van de arbeidsrelatie, de zzp-er, die onderwerpen werden aangestipt. Het arbeidsethos, de zelfontplooiing, de humanisering van de arbeid, de vervreemding in de arbeid, de behoefte aan erkenning, de elementaire samenhang tussen serieus zelf wat te kiezen hebben en de tevredenheid met die keuze, het kon niet op. Alleen de burger vond geen plekje. Een burger gaat niet over de publieke zaak, een burger gaat over z’n eigen arbeidsinzet.

Over de teloorgang van een grootse gedachte, een groots project, gesproken … Zou T.H. Marshall dit nou bedoeld hebben?

1 juli

=0=