Welwillend
Er zijn nogal wat opiniepeilingen waarin mensen zowel te kennen geven dat ze de wereld maar niks vinden als met betrekking tot henzelf van mening zijn dat ze het zo slecht niet doen. Van de wereld verwachten we weinig, van onze eigen inspanningen verwachten we altijd wel weer enig succes. Er zijn verwachtingen waarvan je verwacht dat de uitkomst ervan van je eigen doen en laten afhangt en er zijn verwachtingen waarvan je verwacht dat de uitkomst zich niets aantrekt van wat je zelf uitspookt. Er zijn verwachtingen waarvan je de uitkomst aan jezelf toerekent en er zijn verwachtingen waarvan je de uitkomst toerekent aan krachten en machten waar je geen invloed op hebt. Je kunt beide verwachtingen omzetten in de taal van het vertrouwen, op voorwaarde dat je het vertrouwen in eigen acties in het teken plaatst van de risico’s die je met een actie neemt en het vertrouwen in de gebeurtenissen waar je geen greep op hebt in het teken van de gevaren die je loopt – door bijvoorbeeld je neus buiten de deur te steken omdat je toch de boodschappen moet doen. Mensen die beweren dat ze zich ook daartegen kunnen indekken door een geweer te kopen zijn niet goed bij hun hoofd. Je mag aannemen dat Nederlanders beter dan Amerikanen in staat zijn een onderscheid te maken tussen risico’s en gevaren. Het zou een onderzoek waard zijn, net zoals het een onderzoek waard zou zijn om de in de VS beter dan hier ontwikkelde kapitalistische geest aan hetzelfde onvermogen te relateren. Elk nadeel heeft z’n voordeel als het goed gaat, en elk nadeel wordt een dubbel nadeel als het fout gaat. De kredietcrisis in een notendop, zeg maar.
Zulke onderzoeken zou ik niet uitzetten bij economisch psychologe José Bloemer, hoogleraar aan de Radboud Universiteit en lector aan de Hogeschool Zuyd. Zij (in een artikel in Trouw) maakt een onderscheid tussen vertrouwen in elkaar en vertrouwen in de toekomst en noemt het ene ‘trust’ en het andere ‘confidence’. De correlaten van het vertrouwen in elkaar zijn eerlijkheid en welwillendheid en het vertrouwen in de toekomst is gebouwd op vertrouwen in elkaar. Het is een soort tweede orde vertrouwen dat geen eigen kenmerken bezit, niet eens reflexiviteit. De illustratie ervoor bij Bloemer is het consumentenvertrouwen en de theorie is dat als we elkaar netjes bejegenen het met het consumentenvertrouwen ook weer de goede kant op zal gaan. Een curieuze tweede orde. Meer een afgeleide dan een andere blikrichting. De externe attributie (onze perceptie van de wereld, de wereld die we niet vertrouwen omdat we er toch geen invloed op hebben) is verdwenen en alleen de interne attributie (onze perceptie van onszelf onder het motto dat wie goed doet, goed ontmoet) blijft over. Je gelooft het niet maar het staat er: ‘Als wij als burger en consument, maar op de allereerste plaats als mens, werkelijk het beste voorhebben met de mensen om ons heen, dan ligt daar de kiem voor het herstel van het vertrouwen van mensen in elkaar - en dus van het consumentenvertrouwen.’
Zulk geoudehoer stemt me niet welwillend.
30 december
=0=
Adieu
De werkgevers willen graag van de pensioenen af. In de besturen van de pensioenfondsen zitten ze en daar gaan ze ook niet uit weg. De miljarden die daar zijn ondergebracht kunnen altijd nog worden ingezet voor het goede doel van, zeg, de bouwondernemers en dan is enige zeggenschap daarin nooit weg. Maar pensioenverplichtingen, eigenlijk vinden ze dat een zaak van de werknemers. Nou vooruit, van de CAO tafel. Om daar eerst over lonen en loonruimte te onderhandelen en vervolgens vanuit weer een andere tafel, de pensioentafel, daar nog eens een premie voor het pensioen overheen te leggen, dat was ooit wel aardig (het land van ooit was het land van de vaste, langdurige, arbeidsrelatie) maar nu niet meer. Die gedachte aan de langdurige arbeidsrelatie is door de AWVN ingewisseld voor een andere: wat goed is voor het bedrijf, is goed voor de werknemer. Is het goed voor het bedrijf om een deel van het werk uit te besteden dan is dat goed voor de werknemer. Waarom? Omdat het goed is voor de ekenemie en wat goed is voor de ekenemie, enz. Van die dingen, de brutaliteit die nooit voorbijgaat. Vandaar het idee van de AWVN: de pensioenpremie moet van een vaste opslag op het loon veranderen in een variabel deel van het loon. Het pensioen moet onderdeel worden van de CAO. Daar staat het nu los van en dat is jammer want een CAO (aardig om dat van werkgeverskant eens te horen) is flexibel en de premievaststelling door het pensioenfonds is dat niet. We kunnen gelijk aan de slag ook want de pensioenleeftijd gaat, net als de AOW leeftijd, omhoog en dat kan de premies drukken. De nieuwe Pensioenwet (de AWVN gaat er gemakshalve van uit dat zij al weten hoe die eruit komt te zien, het ‘invaren’ van oude rechten of niet) en de belastingwetgeving die dit kabinet aankondigt voor pensioensparen zorgen ook voor minder premiedruk. Ergo, de premies kunnen omlaag. Laat dat maar aan de CAO onderhandelaars over.
Ik ontleen dit aan de Volkskrant, die de hand wist te leggen op een ‘vertrouwelijke instructie’ van de AWVN. De conclusie? Die staat er ook in: ‘Op deze manier worden de kosten van pensioen voor werkgevers en werknemers weer meer naar normale proporties teruggebracht.’ Per instructie. Niet zo maar een instructie (wie, behalve de AWVN zelf, is overigens gehouden aan een instructie van die club?), maar een vertrouwelijke. Een vettig woord. De werkgever verstopt zich achter de ondernemer, en de ondernemer die af en toe iets met arbeidsvoorwaarden moet verstopt zich achter de AWVN.
Als ik het wel heb zijn de werkgevers er in de laatste decennia in geslaagd voor miljarden uit de pensioenfondsen te ontvreemden en ze zijn erin geslaagd stelselmatig te weinig premie te betalen. Die laatste lijn wensen ze voort te zetten, met de CAO als instrument. Een mens zou hopen dat de vakcentrales er een stokje voor zullen steken. Dat zou wel eens ijdele hoop kunnen zijn. Indien de jongelui van G500 en van het AVV echt zo voor hun eigen belang willen opkomen dan hebben ze nu wat te doen want dit gaat de jongeren verhoudingsgewijs meer treffen dan de ouderen. En dan kunnen ze tegelijk eens nadenken over het adres voor hun klachten. De werkgevers misschien?
Ik verwacht er niet veel van en toch ben ik de werkgevers, postbus AWVN, dankbaar dat ze de polder de wacht aanzeggen. Er is geen vaste arbeidsrelatie meer als norm voor wat dan ook en daarom is het de hoogste tijd voor een alternatief zorg te dragen. Niet het alternatief van de AWVN, wel het alternatief – ik stel het maar weer voor – van het ontkoppelen van pensioen en werkgever/bedrijf en het koppelen van het pensioen aan het inkomen dat je verdient, of je dat nu als werknemer, uitzendkracht, zzp-er of wat dan ook bij elkaar hebt gesprokkeld.
Laten we met behulp van het pensioen de werkgever adieu zeggen.
28 december
=0=
Idee
In het november/december nummer van S&D schrijft Herman Tjeenk Willink een artikel over ‘Een nieuw idee van de staat’. Dat idee wordt niet ontvouwd. Het is een oproep tot een nieuw idee, niet de invulling en uitwerking ervan. Twee opmerkingen van Tjeenk Willink zijn echter heel goed te beschouwen als een eerste aanzet tot zo een nieuw idee. Ik doel op de verzorgingsstaat en op Europa. En ik voeg er aan toe dat die twee zaken verbonden zijn. Ik bedoel dat de toekomst van de verzorgingsstaat afhangt van de toekomst van Europa en dat zolang de verzorgingsstaat met de rug naar Europa blijft staan de afbraak van dat type staat en de opbouw van Europa beide in een onwenselijke richting voort denderen.
Ik lees over het eerste: ‘Herinneren we ons nog dat in 1983 de sociale grondrechten in de Grondwet werden vastgelegd? Als we die nu eens als aangrijpingspunt voor de discussie over de verantwoordelijkheden van de staat zouden nemen’ (: 76). En over Europa: ‘Een visie op de staat houdt ook een visie op Europa in. Het publieke en politieke debat over Europa is in Nederland zo slecht ontwikkeld, omdat ook het publieke en politieke debat over de staat zo mager is’. Hij merkt op, in verband met de EU: ‘Meer dan van soevereiniteitsoverdracht is er in de unie sprake van deling van soevereiniteit binnen een gemeenschappelijke rechtsorde (…) Staatssoevereiniteit is juist in Europa steeds meer rechtssoevereiniteit geworden’ (: ibid.).
Of soevereiniteit deelbaar is, is een vraag die met de scheiding der machten in tal van staten wel is beslist. Of er in de EU sprake is van rechtssoevereiniteit (de regering en instellingen van de EU zijn ondergeschikt aan het - EU - recht) is niet beslist, in elk geval niet zolang onduidelijk blijft of de EU op weg is naar een staatsvorm en of dat dan een federale dan wel een confederale staat moet zijn. Tjeenk Willink is, net als Habermas, duidelijk geporteerd voor rechtssoevereiniteit en daar zijn ook goede redenen voor, maar een goede reden is niet equivalent aan een feitelijke situatie. De feitelijke situatie is wel dat het EU recht voor het Nederlandse recht gaat, maar het gemak waarmee in ons land wetten en besluiten worden uitgevaardigd die enkele jaren later door het Europese Hof ongeldig worden verklaard en dan worden vervangen door met het EU recht even strijdige wetten en besluiten, dat gemak geeft wel aan dat de Europese rechtssoevereiniteit in ons land vanuit de loopgraven wordt bestookt, en niet vanuit de wil en de gedachte die soevereiniteit te stabiliseren – laat staan te versterken. Nederland had een lange traditie richting federatie, maar sinds 2005 is daar steeds minder van over. We zijn niet federaal maar ook niet confederaal. We zijn helemaal niks. Dat heeft Tjeenk Willink goed gezien.
We hebben geen idee van de staat en daarom ook geen idee van Europa, van de politieke toekomst van Europa. Het lijkt misschien niet veel maar de oproep tot debat van Tjeenk Willink is misschien wel het beste dat we nu hebben.
Zou het zo kunnen zijn dat de koningin het artikel van Tjeenk Willink bij het schrijven van haar kerstboodschap bij de hand had?
26 december
=0=
Evangelie
Het is bijna kerst en dus is het tijd voor het evangelie. Buitenhof was gisteren al helemaal in de stemming. We hoorden het evangelie van Lubbers (‘groene groei’), van Wiegel (‘ondernemers’) en van de voorzitters van de jongerenorganisaties van FNV en CNV (‘herverdelen’). De jonge voorzitters hadden daar radicale opvattingen over. In tegenstelling tot de jaren ’80 ging het niet over banen (jong voor oud), het ging over de plaats van de ouderen omdat ze zijn zoals ze zijn en omdat de ouderen met velen zijn en zij met weinig. De ouderen staan in de weg omdat ze met hun allen zijn en met hun allen oud zijn. Zo komen de jongeren (de conclusie is altijd verrassend direct, retorisch, en onberedeneerd) nooit aan hun belangen toe. De generatie afgunst is in opkomst. Hun probleem is, behalve dat het met het afstempelen van de pensioenen niet genoeg opschiet, electoraal. Ze spelen de generatiekaart en ze gaan het niet winnen als ze de generatiekaart spelen. Dat er nog wel iets anders dan die kaart is, het komt niet bij ze op. Als zelfbenoemde woordvoerders van hun generatie lijken ze meer te hechten aan hun kaart dan aan hun generatie.
Het goede nieuws is dat jongeren gelukkig zijn, dat kinderen gelukkig zijn, dat vrouwen gelukkig zijn. Zeker in Nederland. Het slechte nieuws is dat mannen en babyboomers het gelukkigst zijn. Ook in Nederland. Dat is niet eerlijk. Dat vrouwen zo gelukkig zijn hoorde ik uit de mond van Margriet van der Linden, hoofdredacteur van Opzij. Zij beleed haar evangelie, dat van het calvinistische feminisme, al had ze dat zelf niet door. Zij had het niet over een evangelie, ze had het over de feiten en over het rangschikken van verschillende feiten, de rangschikking die bij haar de echte, de eigenlijke, rangschikking is en de rangschikking, die bepaalt de feitelijkheid der feiten, hun eigenlijkheid in feite. Makkelijker kan ze het niet maken en leuker ook niet. Feitelijk, zei ze, waren vrouwen gelukkig, maar eigenlijk zijn ze dat niet. Ze kunnen eigenlijk niet gelukkig zijn, althans niet zolang ze in deeltijd werken. Ze had een rapport van de OECD gelezen en daarin stond dat liefst drie miljoen vrouwen in Nederland met armoede worden bedreigd. Tel daar hun kindertjes bij op en we komen op een slordige negen miljoen. Dat is meer dan de helft van de bevolking, maar om ons niet het graf in te praten hield Margriet het bij drie miljoen. De dreiging is dat de gelukkige vrouwen nu nog wel een deeltijdbaantje plus relatie hebben en relaties, die gaan over. Ze zijn gelukkig met hun relatie en weten niet dat aan alles een einde komt en daarom zijn ze eigenlijk niet gelukkig. Daar komt bij dat vrouwen die zich niet in een deeltijdbaantje verstoppen maar zich een slag in de rondte werken voortduren op hun schuldgevoel worden aangesproken en dat, zegt Margriet, is nou echt calvinistisch. Dat vind je in andere landen niet, dat is echt iets van ons. Daar moeten we vanaf, vindt ze. Hoe? Door meer te werken. En ik maar denken dat werken als remedie de eerste en enige echte uitvinding van het calvinisme is. Je zou bijna vermoeden dat Margriet de volgens haar de bij de deeltijd gestokte emancipatie van vrouwen verwart met haar eigen halve emancipatie, weg uit het geloof. Wel het schuldgevoel afwerpen, en ter compensatie (uit schuldgevoel, maar dat zal Margriet weer ontkennen) de ethiek van de nijvere mier op het schild hijsen.
Ik was verbaasd. De interviewster merkte de inconsistentie niet op en Margriet ook niet. Hoe kan dat? De regie van Buitenhof hielp me. Op een gegeven moment verscheen een blokje in het scherm en daarop konden we zien wat Margriet allemaal heeft gedaan. Dat was de oplossing. Margriet heeft het calvinistische serum met de paplepel ingegoten gekregen en om het af te maken heeft ze de Evangelische School voor Journalistiek gevolgd.
Geen wonder dat je dan je eigen evangelie over het hoofd ziet.
24 december
=0=
Fanatisme
Een fanaat is iemand die als de plannen onuitvoerbaar zijn dat niet aan de plannen wijt maar aan het gebrek aan energie en enthousiasme waarmee de plannen zijn nagejaagd. Een fanaat doet er altijd een schepje bovenop. Fanaten zijn vervelend, hinderlijk en onder omstandigheden zijn ze gevaarlijk.
De kabinetten Rutte zijn schoolvoorbeelden van fanatisme. Het laatste kabinet Balkenende was begonnen, met de lumineuze inval alle denkbare bezuinigingsvoorstellen door ambtenaren te laten verzinnen, om vervolgens uit het rijke boeket dat daar de vrucht van was her en der te kiezen en daar net zo lang mee door te gaan tot het te besparen bedragje bereikt was. Aan het echte kiezen ontsnapte het kabinet. Het viel, en de erfenis aan bezuinigingsmogelijkheden kwam in handen van de kabinetten Rutte, dat van 2010 en nu in dat van 2012. Die kabinetten hebben een plan, het plan van 3%. Het plan is in de huidige omstandigheden onuitvoerbaar – wat je hier bezuinigt levert ergens anders minder inkomsten op en dan moet je, als een rechtgeaarde fanaat, met verdubbelde energie opnieuw bezuinigen.
Het regeerakkoord van het huidige kabinet is, Samsom zei het al, heel vervelend. En dat niet alleen omdat de gevolgen ervan vervelend zijn (dat zou nog daar aan toe zijn, ware het niet dat de gevolgen behalve vervelend ook dom zijn) maar ook omdat er maar een enkel idee in is verwoord. Het idee dat politiek bedrijfskunde is. Chavannes beschrijft het, gisteren in NRC Handelsblad, als: ‘[e]en poging om bedrijfsmatig denken toe te passen op het bestuur van het land. Alsof er alleen uitvoeringsprobleempjes zijn.’ Volgens Chavannes is dit, is die poging al een jaar of tien bezig. Sinds de euro het betalingsverkeer heeft overgenomen, voeg ik er volledigheidshalve aan toe. Op de winkel passen als politiek credo vonden we al bij Kok. Dat is niet zo nieuw meer. Nieuw is het fanatisme, het verbetene waarmee ons de wacht van nieuwe bezuinigingen en verdere schraapzucht wordt aangezegd. En dat met een ijver, een betere zaak waard.
Hoe leger de politiek hoe meer politici hun liefde voor de ‘inhoud’ belijden. Ook dat grenst aan fanatisme. Met inhoud bedoelen ze geen inhoud, ze bedoelen dat ze geen idee hebben over hoe ze de grenzen zouden kunnen verleggen. De inhoud is de veiligheid van de speelplaats van de school. Zij spelen op safe en wat er een straat verderop gebeurd is voor hen slechts aanleiding met de vinger te wijzen: hadden jullie maar net zo oppassend moeten zijn als wij. De inhoud regeert is politiek verhuld jargon voor de koninklijke uitspraak dat de leugen regeert. De inhoud, dat zijn de nieuwe kleren van de keizer.
Het beeld van de grens (in plaats van ‘vorm’) gebruik ik opzettelijk. De crisis van de politiek en de leugen van de inhoud zijn indicaties van de verwarring over wat de staat nog is. Bijgevolg regredeert de staat tot politie en de politiek tot boekhouding. Dat Samsom daarvoor heeft getekend, dat is pas echt ‘vervelend’. En meer dan dat want het geloof erin is de kern van een dom, benepen en vernielend fanatisme.
23 december
=0=
Disco
Uit het deze week verschenen SCP rapport Dichter bij elkaar? blijkt dat Surinamers en Antillianen in Nederland het minste moeite hebben met ‘interetnische vriendschappen en partnerrelaties’. Autochtone Nederlanders zijn met voorsprong het meest afwijzend met betrekking tot ‘interetnische vriendschappen’. Ze zullen het hun kinderen afraden. Bij een partnerrelatie zijn het de Turken en Marokkanen die daar het minst in zien, gevolgd door de autochtonen. Tegelijkertijd blijkt dat in het bijzonder de Surinamers met discriminatie worden geconfronteerd (en dat is verrassend want dat was een paar jaar geleden nog niet zo). Surinamers en Antillianen geven te kennen dat de voornaamste reden van discriminatie hun uiterlijk is (bij Turken en Marokkanen is dat hun ‘etnische groep’). En verder blijkt dat een hogere opleiding (over de hele linie dus inclusief de autochtonen) niet leidt tot meer acceptatie maar tot minder. Dat blijkt ook uit de contacten: hoe hoger je bent opgeleid hoe schaarser het contact met anderen is (het SCP heeft alleen gevraagd naar contacten in de vrije tijd, niet in het werk en dus ook niet naar de relatie werk en vrije tijd). Ga naar boven en je bent er nog niet. Opwaartse sociale mobiliteit is een moeilijk vak, wie zal het ontkennen? Maar wat heeft het met discriminatie naar etnische herkomst te maken?
Het gros van de rapportage berust natuurlijk weer op de mening van respondenten. Het SCP houdt van meningen. Het heeft zelf geen mening, behalve dan de mening die ze in onderzoeksgedrag omzetten: Surinamers en Antillianen zijn, net als Marokkanen en Turken, ‘niet-westers’. Stop het erin en het komt eruit. Binnenkort is een voorkeur voor interetnische vriendschappen en partnerrelaties een aspect van niet voltooide integratie. Waarom? Omdat Surinamers en Antillianen daar hoger op scoren dan wij. Het is is je wat. Wat is het? Het is onderzoekslogica en onderzoekslogica is nooit onschuldig. Onderzoeksinterpretatie trouwens ook niet. Hoe ziet dat er uit? Nu, het SCP heeft als uitgangspunt dat soort op zoek is naar soort en in hoeverre dat ook lukt hangt weer af van voorkeuren (hoe sterk hang je aan je soort), kansen (sterk beïnvloed door waar je woont en of je nog een baantje hebt; jammer genoeg wel genoemd maar niet onderzocht) en wat de rest (ouders, familie, vrienden, buren, de wijdere omgeving) ervan denkt. Dat kan, hoewel ik me afvraag of ‘soort’ bij seksuele contacten – toch niet onbelangrijk – een goed uitgangspunt is. Soort zoekt soort? Maar goed, seksuele contacten zijn niet geturfd (wel de mening over homo’s enzovoorts, niet de contacten).
Niettemin, allochtonen gaan vaker om met andere allochtonen en met Nederlanders dan Nederlanders met allochtonen (:109). De verklaring is grappig: Nederlanders krijgen de kans niet om met allochtonen te verkeren want de allochtonen wonen apart (dus geen voorkeuren en geen omgeving maar kansen). Het ligt niet aan ons, maar aan de kansen. Wij willen wel, maar het zit ons ook niet mee. Welk een geruststelling. Is het ergens op gebaseerd? Nee, het is nergens op gebaseerd. Ruimtelijke segregatie leidt zelden tot meer verschillende (inter-etnische) contacten met anderen (hoewel dat precies is wat het SCP opschrijft), het leidt tot meer onderlinge (intra-etnische) en tot minder externe (trans-etnische) contacten. Ja, ik kan er ook niets aan doen dat zolang het SCP vasthoudt aan etniciteit (amper een begrip, meer een vuilnisbakcategorie, zeker in dit onderzoek) ik me moet behelpen met variaties op die term. Er is een stroom onderzoek, voornamelijk uit de VS, waarin is gedocumenteerd en verantwoord dat segregatie leidt tot eenzijdigheid en niet tot ‘interetnische contacten’, maar daar heeft het SCP geen boodschap aan. Het zou maar tot enige kritische zin kunnen leiden. Al te veel betekenis hoeven we gelukkig niet toe te kennen aan de verklaring in het rapport want het gros van de verschillen in contacten tussen groepen kan niet worden verklaard op basis van de factoren in het ‘model’ (: ibid). Probeer eens een ander model zou je zeggen maar die gedachte kan ik nergens in het rapport vinden. Wat ik wel vind is een, na de constatering over het machteloze model, uitgebreide verhandeling over de kenmerken van allochtonen. Zou dat er iets mee te maken hebben? Gelet op het aantal pagina’s: zeker! Maar wat dan?
Ik kwam in de Volkskrant een uitspraak tegen van een Turkse hoogleraar die het gestoethaspel over integratie en discriminatie afdeed als gezeik (zijn term, en alleen al daarom lijkt me de man compleet geïntegreerd). Hij had er genoeg van. Hij zei dat als Turken een disco niet in mochten ze gewoon een eigen disco moesten beginnen. Je kunt bezwaren hebben tegen zo een uitspraak (hij lijkt te veel op de redenering van Milton Friedman dat discriminatie op de arbeidsmarkt geen punt was indien de gediscrimineerde mensen zelf een zaakje konden beginnen – en dan vermoedelijk de strijd zouden winnen als zij niet zouden discrimineren want discriminatie beperkt het arbeidsaanbod en daardoor wordt het duurder. Ja ja, de slechte mensen concurreren zichzelf de markt wel uit) maar aan de andere kant is het wel de meeste verstandige oprisping naar aanleiding van het rapport van het SCP die ik ben tegengekomen.
22 december
=0=
Uitwisselingscentra
De markt voor jonge en veelbelovende voetballers is een goed voorbeeld van een slecht werkende markt. Een indicatie voor een slecht werkende markt, voor marktfalen, is dat de voetballertjes op steeds jongere leeftijd met allerlei verlokkelijke aanbiedingen worden geconfronteerd en daar op ingaan zonder de tijd te hebben gehad om zorgvuldig hun mogelijkheden af te wegen. Die twee dingen hangen samen: hoe vroeger clubs de markt afstruinen op zoek naar talent hoe meer haast ze willen maken om een talent te strikken, hoe meer ze bieden en hoe groter de kans op een foute match, zowel voor club en voetballertje als voor alle clubs in de markt en alle voetballertjes in de markt. Het houdt ook niet op bij de jonge spelers. Een speler die weinig trek heeft in contractverlenging mag daarna op de tribune plaatsnemen, en sommige clubs hebben een legertje uit de gehele wereld ingevlogen internationals op de bank zitten waarvan de tegenstander er graag een paar zou hebben, niet om op de bank te zitten maar om echt te spelen. Dat kan beter. Er is behoefte aan ‘marktontwerp’.
Hoe dat beter kan is aangetoond door de winnaars van de Nobelprijs economie van dit jaar, Alvin Roth en Lloyd Shapley (eigenlijk had David Gale er ook nog bij gemoeten maar Gale is overleden). Ze hebben het niet over voetbal, wel over, bijvoorbeeld, de markt voor jonge economen en voor aankomende artsen. Daar spelen vergelijkbare problemen als bij de jonge voetballer. Aan Roth (What have we learned from market design? The Economic Journal 2008/118: 285-310) ontleen ik het door hem mooi uitgewerkte voorbeeld van de jonge artsen. Dat gaat zo. De eerste plek na de studie wordt in de VS de ‘residency’ (een werk- en opleidingsprogramma in een ziekenhuis) genoemd en kort na WOII was waarneembaar dat ziekenhuizen, net als voetbalclubs, steeds vroeger (in toenemende mate voorafgaand aan de feitelijke datum van afstuderen) de markt betraden en om de concurrentie voor te zijn, met steeds mooiere aanbiedingen schermden maar daar dan wel de voorwaarde aan koppelden dat de gezochte jonge artsen heel snel (te snel voor een weloverwogen afweging van dit aanbod vergeleken met andere aanbiedingen) moesten beslissen. Het effect was toenemende chaos en nogal wat verbroken verbintenissen. Het was een voorbeeld van marktfalen.
Tegen die achtergrond besloten de belanghebbenden (de opleidingsinstituten, de ziekenhuizen, de studenten) een uitwisselingscentrum, een clearinghouse, op te richten. Het centrum registreert de aankomende artsen en hun voorkeuren, en het registreert de voorkeuren van de ziekenhuizen. Vervolgens worden artsen en ziekenhuizen gevraagd hun voorkeuren in een rangorde te zetten en met die twee rangordelijstjes gaat het centrum aan de gang (het centrum zet een algoritme in om tot een voor allen optimale match te komen). De match is optimaal als ze stabiel is: de deelnemende artsen en ziekenhuizen zijn tevreden met de uitkomst. Dat is eenvoudig te controleren want elke voortijdige beëindiging van het werk- en opleidingsprogramma is een verstoring van de stabiliteit van de uitkomst. De chaos op de markt is vervangen door rust, door betere beslissingen en door verbintenissen waaraan men zich ook houdt (in plaats van de voetbalpraktijk waarbij een contract eerder op een regeling voor een afkoopsom lijkt dan op een verbintenis). Het heeft zin markten te ontwerpen.
Uiteraard, we hebben het over de VS, is er geprocedeerd tegen dit mechanisme van toedeling van plaatsen aan artsen en artsen aan plaatsen. Het zou de concurrentie en dus de vrije markt beperken (‘conspiracy in restraint of trade’). De zaak diende in 2002 en werd in 2004 ingetrokken omdat het Congres met wetgeving kwam waarin het mechanisme ‘pro-competitive’ werd genoemd, het tegendeel van ‘restraint’ dus. De zorg over de eventuele beperking van de concurrentie kwam niet uit de lucht vallen overigens. Immers, het uitwisselingscentrum neemt de beslissingen over toewijzing. Het centraliseert die beslissingen en neemt die uit handen van de vragers naar en aanbieders van werk- en opleidingsprogramma’s. Roth geeft tevens een aantal voorwaarden aan waaraan voldaan moet worden om dit fraaie exemplaar van wat in een andere traditie de belofte van ‘bemiddelende technologie’ wordt genoemd, ook echt uit de verf te laten komen. Ik noem de twee belangrijkste voorwaarden. Die zijn dat een centrum als hier bedoeld slechts succesvol kan zijn indien er voldoende deelname is van, in dit geval artsen en ziekenhuizen. Roth noemt dat ‘dikte’. Je zou het, in navolging van Christopher Hood ook ‘nodaliteit’ kunnen noemen, het fungeren als een knooppunt van informatie en expertise waar je verstandig aan doet het niet links te laten liggen. De tweede voorwaarde hangt hiermee samen want als je slaagt als knooppunt ben je nog niet geslaagd in je opdracht om opstoppingen te vermijden. Eerder omgekeerd want hoe aantrekkelijker het knooppunt hoe groter de kans op files. Dat stelt het centrum voor de taak om het filegevaar (alle ziekenhuizen bewegen zich naar kandidaat A, alle kandidaten bewegen zich naar ziekenhuis B) vroegtijdig te signaleren en alternatieve routes aan te dragen. Gegeven de informatie uit de preferentielijstjes, gegeven een slim algoritme en gegeven voldoende rekencapaciteit kan dat gevaar worden ontlopen.
Je zou dit geheel een uitstekend en zeer werkbaar model voor stagemarkten en, breder nog, voor arbeidsmarkten kunnen noemen. Voorwaarde is dat de werkgevers (en werknemers maar bij hen ligt het probleem niet zou ik vermoeden) hun beslissingsbevoegdheden overhevelen naar een dergelijk centrum. Je kunt zo een centrum op verschillende niveaus inrichten, afhankelijk van het beroep of de functie in kwestie (sommige beroepen zijn in termen van mobiliteit internationaal, meer beroepen zijn nationaal, nog meer beroepen zijn regionaal of zelfs lokaal), je kunt een preferentielijstje vragen met betrekking tot de mogelijke combinaties van beroep en mobiliteitsbereidheid enzovoorts. De meest voor de hand liggende inrichting is een regionale vorm van arbeidsvoorziening, bestuurd door scholen, ondernemingen en werkzoekenden. Die besturingsvorm, dat is de sleutel. We kunnen hem best maken – Roth en Shapley bieden de instrumenten aan.
Zo’n centrum is een soort bank en een bank is een voorbeeld van bemiddelende technologie. Ik schreef al eens (14 juni 2007, DNBA) over zo’n bank en ik schreef al eens, geïnspireerd door Martin Shubik, over de FERA (1 augustus 2012), het Amerikaanse equivalent van een DNBA. Helemaal af waren die stukjes nog niet. Dat is ook nu nog niet het geval maar het marktontwerp van Roth en Shapley brengt de zaak weer wat verder. Dat geeft de burger moed.
21 december
=0=
Loonmatiging
Het akkoord van Wassenaar, nu dertig jaar geleden, had twee definiërende kenmerken. Loonmatiging (in een crisis dient het loonaandeel te dalen om de ondernemers weer tot investeren aan te zetten) en verdeling van werk (‘jong voor oud’). Het eerste hoort bij de spelregels in een kapitalistische economie, het tweede was nieuw. Nu vandaag de polder weer op het schild wordt gehesen hoeven we het over het eerste niet te hebben (de pleidooien voor loonstijging zijn er, maar niet erg talrijk en zelfs als die verstandige weg wordt gekozen zullen de loonkosten dat meer dan compenseren – via ingrepen in de sociale zekerheid, ingrepen die overigens in tegenstelling tot de loonontwikkeling zelf wel vaststaan), en het tweede is al in de jaren negentig afgeschaft. Niet het herverdelen van het bestaande aanbod maar vergroting van dat aanbod is sinds de kabinetten Kok en tot en met vandaag de leuze.
Niet dat er geen noodzaak is tot herverdeling (ouderen en jongeren staan er gekleurd op in de huidige arbeidsmarkt) maar die zal er niet komen. Een herhaling van Wassenaar is uitgesloten. De loonmatiging zal er linksom of rechtsom wel komen, de herverdeling is uitgesloten. Er zullen minder banen zijn de komende jaren en daarom wordt het beroep op de dure ww afgeknepen en ingewisseld voor een voorspelbaar groter beroep op de bijstand. Dan zijn we bij de gemeenten en die zullen ongetwijfeld met de oplossing komen dat de hogere kosten voor de bijstand kunnen worden gecompenseerd door de uitkeringsafhankelijke bevolking zonder baan toch aan het werk te zetten – en dat bespaart dan weer op de kosten die de gemeente anders voor dat werk had moeten maken. De daling van het loonaandeel loopt zowel via de lonen als, en steeds meer, via de sociale zekerheid.
Waarom de herverdeling er niet komt is niet ingewikkeld te achterhalen. Daarvoor beroep ik me op een omschrijving van de polder van historicus Jan Luiten van Zanden. Die schrijft (in een themanummer ‘Twintig jaar na Wassenaar; verleden en toekomst van het poldermodel’ van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 2002/18-4: 289) het volgende: ‘Het poldermodel in strikte zin kan worden gezien als een mechanisme om via onderhandelingen op nationaal niveau tussen de sociale partners in tijden van nood (wanneer het loonaandeel in het nationaal inkomen te hoog is en mede daardoor de concurrentiepositie is verzwakt) te streven naar een sterke verlaging van dit loonaandeel door loonmatiging. Essentieel is dat centrale organisaties van werknemers en in mindere mate werkgevers beschikken over de bevoegdheden en het gezag om dergelijke afspraken op nationaal niveau te maken en free rider-gedrag (tot op zekere hoogte) te onderdrukken, zodanig dat de gemaakte afspraken geloofwaardig zijn voor de partijen die onderhandelen op sector- of bedrijfsniveau’. Opmerkelijk is dat van de vakcentrales verwacht wordt dat die hun leden, de bonden, in de hand houden en dat de bonden op hun beurt hun leden in de hand houden en even opmerkelijk is dat de auteur de verwachting over vergelijkbaar gedrag van de werkgevers onmiddellijk heeft getemperd. Een correcte inschatting, toen, en vandaag al helemaal. Het nationale niveau is tegenwoordig voor de werknemers onbeheersbaar en voor de werkgevers steeds minder exclusief. De werkgevers hebben de afgelopen jaren met hun gedram over flex, met hun payrolling gedrag, met het met behulp van grensoverschrijdende uitbesteding tappen van een wereldwijd beschikbaar arbeidsaanbod, met onnavolgbare grappen over aanneming, onderaanneming enzovoorts het nationale niveau fors uitgehold. Daarom is dat niveau minder exclusief geworden voor de werkgevers en om dezelfde rede onbeheersbaar voor de werknemers geworden. Herverdeling van werk zou de arbeidsmarkt weer moeten opsluiten binnen de nationale grenzen. Dat station is al geruime tijd geleden gepasseerd.
Wat blijft is de loonmatiging. Je bent een exporterend land of je bent het niet. Nederland is het en daarom zijn de loonkosten de sleutel voor je concurrentiepositie. Nou vooruit, met een beetje inschikkelijkheid aan alle kanten schiet er misschien voor de bouw nog wat over. Dat leid ik althans uit de kranten af. Ik ben benieuwd of ook de werkgevers bereid zijn om, als daar iets aan gebeurt, de chaos van arbeidsrelaties, opdrachtrelaties en juridische krochten in die sector aan te pakken. Maar mijn theewater zegt me dat zoiets er niet in zit. De werkgevers kunnen achterover leunen. De bal ligt, en ook dat is een definiërend kenmerk van de polder, zoals te doen gebruikelijk bij de inschikkelijkheid van de vakcentrales.
19 december
=0=
Liever
Twee jaar geleden publiceerde het SCP een studie over de gevolgen van het selectiegedrag van werkgevers (Liever Mark dan Mohammed?). Gisteren publiceerde hetzelfde bureau een studie over de gevolgen van het selectiegedrag van uitzendbureaus (Op Achterstand). De vraag was: wordt er gediscrimineerd op afkomst? Nu, dat wordt er. Niet-westerse migranten (tot mijn verbijstering blijken Surinamers en Antillianen niet-westers genoemd te worden) hebben minder kansen om voor een sollicitatiegesprek te worden uitgenodigd, respectievelijk via een uitzendbureau een baan aangeboden te krijgen. Het SCP heeft een en ander vastgesteld met behulp van praktijktesten. Onderdeel daarvan was het inschakelen van acteurs daarbij, een procedure die al enkele decennia eerder (1978: Omdat zij anders zijn)door Frank Bovenkerk is toegepast en die tot dezelfde resultaten leidde: ja, er wordt gediscrimineerd.
Niet iedereen wordt in gelijke mate gediscrimineerd en opmerkelijk is (in beide genoemde SCP-studies) dat Marokkanen, vergeleken met Antillianen, Surinamers en Turken, het minst worden geweerd. Het zijn overigens conclusies die met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Zo is in de studie uit 2010 voornamelijk gelet op de onderkant van de arbeidsmarkt, terwijl die uit 2012 breder heeft gekeken. Komt daar de in 2012 nog weer positievere score voor Marokkanen vandaan? Ik ben benieuwd. We mogen het vermoeden, gelet op het feit dat aan de onderkant van de arbeidsmarkt verhoudingsgewijs veel wordt gediscrimineerd (net zoals mannen daar meer last van hebben dan vrouwen, en jongeren meer dan ouderen en, interessante toevoeging in het onderzoek van 2012, online ‘langsgaan’ bij een uitzendbureau is veel gunstiger voor niet-westerse migranten dan in persoon verschijnen).
In 2010 werd de relatief gunstige positie van Marokkanen in verband gebracht met een ad hoc ter verklaring ingevoerd verschijnsel dat de onderzoekers subtyperen noemden (uiteraard niet zo banaal verwoord, het stond en staat er uiteraard in het Engels). Dat komt erop neer dat als je een Marokkaan tegenover je krijgt je ervan uitgaat dat deze slecht Nederlands spreekt, agressief overkomt enzovoorts. En zie, dat valt behoorlijk mee. Marokkanen zijn slecht, maar deze persoon is de uitzondering op de regel. Er zou, Evelien Gans over ‘secundair antisemitisme’ indachtig, gesproken mogen worden over secundaire discriminatie. Oogt beter, maar het blijft discriminatie. Is dat zo, ik bedoel: komt het voor? Dat heeft het SCP nou net weer niet onderzocht. In 2010 dook de redenering op, in 2012 wordt eraan gerefereerd en in de tussentijd is er niets mee gebeurd. Dat is jammer want het had de kans geboden om niet alleen op het gedrag en de kenmerken van werkzoekende autochtonen en allochtonen in te zoomen maar ook op dat van werkgevers en uitzendbureaus. Het onderzoeken van dat gedrag is zoals zo vaak achterwege gelaten.
Sinds 1978 zijn we in het onderzoek naar discriminatie weinig opgeschoten. We proberen uit het uiterlijk van hen die ‘anders’ zijn iets af te leiden, we zouden echter onderzoek moeten doen naar de redenen die mensen die discrimineren aanvoeren om te selecteren op verboden, niet-legale, illegitieme kenmerken. Niet de gediscrimineerde zou centraal moeten staan maar de personen en instanties die discrimineren. Die kunnen immers de luxe van de keuzevrijheid niet aan. Ze maken er misbruik van. Niet dat ze discrimineren en zelfs niet hoe ze het doen, maar hun redenen dienen tot op de bodem te worden uitgezocht en de stok achter de deur om hen tot medewerking aan dergelijk onderzoek te bewegen is heel simpel. Jullie mogen nu nog kiezen maar als het zo blijft nemen we jullie die vrijheid af.
Het doet denken aan pesten en gepest worden. Raar eigenlijk, ik hoor Opstelten en Teeven sinds jaar en dag roepen dat ze daders gaan aanpakken. Maar niet heus. Wat zei de koningin ook weer? Ze zei: de leugen regeert. In de regering en tot en met het onderzoek.
18 december
=0=
Parochie
Tot aan gisteren was me het bestaan van de heilige Precarius niet bekend. Nu, na de verkorte weergave van de Huizinga-lezing van Geert Van Istendael in NRC Handelsblad, te hebben bekeken, blijkt de heilige zelfs de belangrijkste parochie van de wereld te bekronen. Europa heeft zich, vergeleken met de VS, nog enige tijd aan het gezag van Precarius weten te onttrekken maar vanaf de jaren tachtig is zijn geest ook hier neergedaald en nu hij er eenmaal is krijg je hem niet zo gemakkelijk weer de deur uit. Zijn leer is eenkennig, en duldt geen tegenspraak. Het is een soort protestantisme in nieuwe en seculiere gedaante, met de economie als theologie, en onzekerheid als watermerk. Vanzelf gaat het niet, daarom dient de economie omgezet te worden in beleid en politiek. Dat schiet al heel aardig op, de laatste dertig jaar. Van Istendael geeft te denken. Ik neem zijn uitnodiging ter harte.
De onzekerheid houdt ons aan het werk, uiteraard in de hoop op enige zekerheid, en zonder dat je die ooit bereikt. De enige zekerheid is een negatieve. Of je Precarius behaagt weet je nooit maar dat je hem mishaagt zodra je even je werkzaamheden onderbreekt, dat is dan weer wel zeker. Het is mooi dat kort geleden eindelijk de studie van Max Weber over de ethiek van het protestantisme en de geest van het kapitalisme in vertaling is uitgebracht. Kunnen we het nog eens nalezen. Vervang de Engelse puriteinen door de nijvere economen, vervang Benjamin Franklin door de stoere mannen en vrouwen van beleid en politiek, die ons land sterker uit de crisis zullen laten komen, neem hun waarschuwingen ter harte en je weet dat je aan de goden bent uitgeleverd. En nee, ze beloven niets maar als je het heel goed hebt gedaan in het leven mag je dat stiekem toch wel beschouwen als een teken van instemming. Dat is slechts aan weinigen gegeven en die weinigen verdienen niet alleen onze bewondering, ze nemen ook steeds meer plaats in. Met de zegen van de kansel waar wordt verteld dat het goed is, zo, en bovendien, dat het ook niet anders kan. In Nederland blijken beleidseconomen zelfs bereid hun theologische spitsvondigheden op te schorten om de juiste leer niet uit het oog te verliezen. Ze denken dat hun consensus ons zal helpen en ze laten geen middel ongebruikt om de consensusleer uit te venten. De leer houdt in dat het succes van de weinigen de gegeneraliseerde onzekerheid van de velen vereist. Op de lange duur is dat het beste voor allen. De lange duur, het hypocriete advies van hen die van niets weten, behalve van hun eigen gelijk. Gij zult uw leven in onzekerheid leven. Zekerheden maken maar lui. De parochie van Securitas heeft afgedaan, de parochie van Precarius neemt de regie over. Precair zult gij zijn. Nu ja, we noemen het flexibel maar wat dat betekent, dat merkt u wel. Dat laatste is overigens waar – steeds meer mensen werken maar het is nog niet genoeg. Het werk is niet af. We schieten op, we zijn er nog niet. Er zijn nog restanten van zekerheid – vroeger zeiden we verzorgingsstaat – en ook die zullen eraan moeten geloven.
Mijn stelling is, zegt Van Istendael, dat de ‘financiële en economische crisis die nu al vier jaar Europa teistert, wordt misbruikt om de grondslagen van de Europese beschaving te vernietigen. De verzorgingsstaat. De democratie’. Ze worden geofferd op het altaar van Sint-Precarius. En wat staat er boven het altaar? ‘Boven het altaar zweven de letters, niet INRI, Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum, maar TINA, voluit in nieuw Latijn: There Is No Alternative’.
We herbeleven een nieuwe eenheid van kerk en staat, economie en beleid, beleid en politiek.
16 december
=0=
Afbeulen
Drie FNV bestuurders schrijven (NRC Handelsblad van gisteren) dat minister Asscher een einde moet maken aan de uitholling van de rechten van werkenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Ze citeren voorbeelden uit de bouw, het transport, de post- en pakketbezorging, de thuiszorg, de Eemshaven, de vleesverwerkende industrie. De schoonmakers, de catering en breder de horeca hadden we al; ze worden niet meer genoemd. En hoe zit het in de beveiliging, de wereld van de freelancers, van de zzp-ers? De bestuurders schrijven over onvoldoende informatie te beschikken om een compleet beeld te schetsen. Een registratieplicht zou helpen, schrijven ze. Nu is het al te gemakkelijk de ogen te sluiten of de misstanden te bagatelliseren.
Het is niet allemaal onderkant, het wordt wel allemaal gekenmerkt door de afwezigheid van de bescherming door arbeidsrecht en sociale zekerheid. Je hoeft het ontslagrecht, de WW en de ontslagvergoeding niet eens aan te tasten, je kunt er gewoon omheen. Het gebeurt al jaren. Er zijn nog steeds partijen die het probleem toeschrijven aan de vaste arbeidsovereenkomst en die pas tevreden zullen zijn als alle arbeid flexibel is geworden – alsof ze niet zien dat alle flexibele arbeid precair is geworden. Hoe zouden ze het ook kunnen weten als ze het in de allereerste plaats niet willen weten? Wat niet weet wat niet deert. Het kabinet draagt daar overigens een steentje aan bij. Je kunt wel, in het parlement en daarbuiten, bezwaar maken tegen ‘schijnconstructies’, maar het probleem is nu net dat de oorspronkelijke constructie van de arbeidsrelatie aan alle kanten is geërodeerd. Dan kun je twee kanten op. Je kunt, de eerste weg, proberen de arbeidsrelatie in ere te herstellen en je kunt, de tweede weg, proberen het verschil tussen en binnen arbeidsrelaties en opdrachtrelaties af te zwakken door de sociale zekerheid ingrijpend aan te pakken.
De bestuurders vragen om ingrijpen van de minister. Ze prijzen zijn voorstel het bereik van het minimumloon voor postbezorgers uit te breiden. Dat is mooi, maar niet genoeg. De inspectie moet tanden krijgen, en het regiem van de arbeidsovereenkomst moet over alle arbeid- en opdrachtrelaties heen worden gelegd. Terecht, maar hoe belangrijk vindt de vakbeweging de kwestie zelf, voor haar eigen optreden en functioneren? Waarom nog steeds geen voorstel voor de tweede weg, door de sociale zekerheid open te stellen voor en op te leggen aan alle arbeidsrelaties en aan alle opdrachtrelaties? We wilden toch een combinatie van flexibiliteit voor bedrijven en zekerheid voor de werknemers en opdrachtnemers?
Hervorm de sociale zekerheid en de mensen hoeven zich minder af te beulen om rond te komen. Hervorm de sociale zekerheid en de mensen verwerven iets meer regie over hun eigen loopbaan. Ik geloof dat dit ook de belangrijkste overweging is geweest, destijds, voor het gedeeltelijk basisinkomen. Daarom is het er ook niet gekomen. De gedachte dat werkende mensen zelf, via hun draagbare sociale rechten, greep op hun situatie zouden krijgen is elke rechtgeaarde bestuurder een gruwel. Niettemin, die overweging, we kunnen hem honoreren. De vakbeweging zou daarbij best eens het initiatief mogen nemen. Het moet per slot ergens vandaan komen en het zou recht doen aan het idee van een ‘nieuwe’ vakbeweging. Maak van de sociale zekerheid datgene wat het zegt dat het moet leveren: zekerheid.
14 december
=0=
Cultuurindustrie
Lang geleden bezat ik een exemplaar van Inzicht en Uitzicht van Joop den Uyl. Dat boek uit 1978 was een bundeling van een aantal artikelen waarin, als ik me goed herinner, de invloed van JK Galbraith (en dan in het bijzonder diens The Affluent Society uit 1958, en daarin de kritiek op ‘conventional wisdom’ en op private rijkdom en publieke verkommering) op Den Uyl op diverse plekken in de bundel gedocumenteerd wordt. En ook de invloed van American Capitalism (1952) en het ‘concept van de compenserende macht’ is aanzienlijk geweest.
Ik moest eraan denken bij het luisteren naar de prachtige Den Uyl-lezing van Paul Kalma, afgelopen maandag (nee, het was niet zoals Het Parool schreef, Samsom die de lezing hield, het was Kalma). Wat ik daarvan opstak was dat het eigene van Den Uyl, vergeleken met Galbraith, in twee even belangwekkende aspecten kan worden weergegeven. Dat is in de eerste plaats in zijn benadrukking van de culturele opdracht van linkse politiek en in de tweede plaats – de aspecten zijn niet onafhankelijk van elkaar – in zijn formule van ‘maatschappelijke depolarisatie door politisering, in plaats van omgekeerd’.
Cultuur moet worden gepolitiseerd – dat is de overbruggende conclusie. Kalma citeerde een artikel van Den Uyl met die strekking en ik neem het citaat graag over: ‘Zoals het socialisme in de vorige eeuw tot taak heeft gehad onrust en ‘begeerte’ te wekken waar aanvaarding en berusting bestond, toen vooral gericht op het sociale en economische, zo geldt dit thans voor het culturele .’ Kalma voegt daar een toe dat als er van een cultuurcrisis sprake is die mag worden toegeschreven aan het ontbreken van behoeften. Het punt is niet dat de behoeften onbevredigd zijn, het punt is dat ze er niet zijn. En wat niet is geeft ook geen reuring. Dan is politisering geboden – zou je zeggen. Kalma citeerde opnieuw Den Uyl: ‘Mij lijkt dat juist op het gebied van de cultuur geldt dat naarmate de vrede groter is, er meer reden is voor verontrusting.’
De parallel met de bedenker van de term ‘cultuurindustrie’, Adorno, kon niet groter zijn. Grappig, gisteravond in de trein, op weg naar een bijeenkomst van de WBS, las ik een klein opstel van Adorno over de cultuurindustrie. Dat heeft Den Uyl niet beïnvloed, maar ze hadden het wel over hetzelfde. Daaruit leid ik af dat destijds (de jaren vijftig) en nu de nood even hoog is. De zaak dwingt tot gedachten, zou je kunnen zeggen en daarvoor heb je zowel hart voor de zaak nodig als, inderdaad, gedachten.
Bij Kalma was dat in meer dan goede handen.
12 december
=0=
Alles
We hoorden van Michael van Praag over de trainer van Sparta. Die man, zo zei hij, hoort in het voetbal niet thuis. De trainer had, na een wedstrijd waarin een speler van Sparta met zijn schoennoppen op het lijf van een op de grond gevallen tegenstander was gaan staan, verklaard dat het incident geen rode kaart waard was. De speler had geen ‘aanslag’ gepleegd zei hij. Ik heb de beelden gezien. Geen opzet, zou ik denken, maar helemaal zeker ervan ben ik niet. Een twijfelgeval. Als ik het vergelijk met de karatetrap van Nigel de Jong, in de finale van het wereldkampioenschap, is het klein bier. De toenmalige trainer van het Nederlands elftal, Bert van Marwijk, vond de overtreding van De Jong geen aanslag. Dat was niet juist, het was een aanslag en geen geringe ook. Michael van Praag heb ik toen niet gehoord. Michael van Praag heb ik ook nooit gehoord over de trainer van zijn geliefde Ajax, de trainer die destijds de veel geciteerde uitspraak debiteerde dat voetbal ‘oorlog’ was. Rinus Michels. En toen moesten we de finale tegen Duitsland nog spelen. Goed, zijn vader was toen voorzitter van Ajax en hij kwam pas later, maar toch. Michael van Praag is een verschrikkelijke hypocriet.
Voetbal is oorlog betekent dat voetbal alles is en alles toelaat tot de overwinning is geboekt. Scheidsrechters en grensrechters kunnen je daar vanaf houden. Ze zijn een sta-in-de-weg tussen jou en de totale strijd. Voetbal is alles en van daaruit is het niet ver naar die jongen van het Glazen Huis die van mening was dat niet voetbal maar de radio alles was. Giel Beelen, gisteren bij DWDD. Zelfs Matthijs van Nieuwkerk en Jan Mulder hadden er niet veel tegen in te brengen. Ze maakten de indruk door te hebben dat er ergens iets niet klopte maar ze hadden even geen woorden. Voetbal is alles. Radio is alles. Het kwartje viel niet en dus kon Beelen onbekommerd proberen de lachers op zijn hand te krijgen met voorbeelden van mensen die hij had gefopt, een prestatie waarop hij elke keer opnieuw en zelfs na jaren nog altijd heel trots was. Alles is geoorloofd als je wilt scoren. Misschien moet Van Nieuwkerk die Van Praag eens uitnodigen en hem ondervragen over Beelen. Die radiojongen zit helemaal niet in dat Glazen Huis voor een goed doel, hij zit er voor de radio. Dat weten we dan ook weer en waar gehakt wordt vallen spaanders die Giel niet hoeft op te ruimen. Daar zijn anderen voor. Het doel heiligt de middelen. Hoe kun je anders ooit een wedstrijd winnen of radio maken die niemand anders maakt?
Dat meisje in Engeland dat zelfmoord pleegde nadat bekend was geworden dat ze door een paar Australische collega’s van Giel om de tuin was geleid (als de radio wenst dat je door oplichting informaties uit een ziekenhuis lospeutert, dan dient die wens te worden toegejuicht volgens Giel), dat kwam door dat meisje zelf. Daar was wat mee aan de hand en in plaats van zichzelf op te hangen had ze gewoon de telefoon op moeten hangen. Fijngevoelige beeldspraak. En als je dat niet doet dan ben je niet fris. Daar zit een oproep in aan alle telefonistes wereldwijd: wie ook belt, vertrouw het niet, het kan een grap zijn, verbindt niet door, leg de hoorn op de haak. Doe je dat niet dan zijn de consequenties voor jezelf. Giel hoopt dat zijn Australische collega’s spoedig weer prachtige radio zullen maken. Hij gaat ervan genieten, precies zoals hij van zijn eigen radio geniet.
De wereld is doorgedraaid.
11 december
=0=
Complementair
In de ‘policy brief’ van het CPB (Loonongelijkheid in Nederland stijgt), die vandaag is verschenen, wordt de noodklok geluid. Dit keer zijn het de werknemers met een gemiddeld opleidingsniveau die de klos zijn. Naar hoger opgeleiden is meer vraag dan aanbod en dat merken ze in hun inkomen. De vraag naar laagopgeleiden stijgt eveneens, zij het dat het niet terugkeert in hun inkomen. Dat zal dan wel komen door een gestaag toenemend aanbod, maar daar heeft het CPB het niet over. De vraag naar gemiddeld opgeleiden daarentegen daalt en daalt sneller dan hun aanbod (een aantal onder hen probeert de dans te ontspringen door naar het hbo uit te wijken, maar dat mag de trend niet keren). Kortom, de werkgelegenheid in het midden kalft af, en de inkomensongelijkheid stijgt. De werkgelegenheid in het midden- en in het lage segment is complementair aan het hoge, stelt het CPB, hoewel ik de redenering niet begrijp. De uitholling van het midden is immers volgens datzelfde CPB het product van uitbesteding van werk en dat gaat steeds makkelijker. Is dat nou het gevolg van het oprukken van de hoger opgeleiden of, heel banaal, van een eenvoudige kostencalculatie?
Dit lijkt een flauwe vraag maar ik werp 'm toch maar op. Ik doe dat omdat ik de data van het CPB niet erg vertrouw. In een cruciale grafiek (pagina 10, grafiek 5, de grafiek die de daling van de werkgelegenheid voor middelbaar opgeleiden illustreert) staat doodleuk dat het CPB de werkgelegenheid voor het middensegment op de arbeidsmarkt (afgeleid uit internationaal gebruikte beroepscodes) identiek acht aan werkgelegenheid voor middelbaar opgeleiden en die weer identiek aan gemiddeld betaalde banen. Ik vermoed dat een boel mensen de ervaring hebben opgedaan dat hun beloning weinig spoort met hun opleiding en dat hun opleiding weinig spoort met het werk dat ze verrichten. Crisis, weet je wel. Of gewoon een andere richting opgegaan en gemerkt dat je niet zo makkelijk weer terug kunt. Van die dingen, de dingen die niet zo maar voorbijgaan. Maar daar hebben ze bij het CPB nooit van gehoord. Voor hen is de wereld eenvoudig: baanopleiding = beloning.
De laatste decennia is het gemiddelde opleidingsniveau in ons land gestegen. Tegelijkertijd zien we een toenemende inkomensongelijkheid, met het verschil in (en niet het gemiddelde van) opleidingsniveaus als hefboom. En wat is de beleidsaanbeveling van het CPB? Investeren in onderwijs want dat zou de remedie zijn ter voorkoming van een verdere polarisatie in de inkomensverdeling.
Soms vraag ik me, geheel complementair aan hun studies, af wat ze daar precies aan het doen zijn.
10 december
=0=
Nooit
Beter wordt het nooit. Een regel uit het kleine gedichtje van de kinderen van de doodgeschopte grensrechter. Het gedichtje was te lezen, gisteravond in de Arena. Ik was er niet, ik zag het in de krant en die regel viel me op. Beter wordt het nooit.
Niklas Luhmann heeft geen boek of artikel nagelaten met als titel ‘de sport van de maatschappij’. Was het er geweest, ik zou het vlijtig bestudeerd hebben om er iets wijzer van te worden. Misschien zouden twee thema’s bovendrijven. In de eerste plaats uiteraard het onderscheid tussen sport en spel, het laatste een universeel cultureel verschijnsel, het eerste een verschijnsel uit de moderne periode van de functionele differentiatie in maatschappijen. Dat beïnvloedt het spel. Steeds meer neemt de sport het spel over en daarmee verdwijnt het spel niet slechts van de straat, het verdwijnt ook uit de sport. In de tweede plaats de code van de sport, de specifieke regel die van sport iets eigens maakt, iets wat de sport bij uitstek in het vaandel draagt. Die code is de code van winnen/verliezen. In het spel verdwijnt de onrust door het spel te spelen, in de sport verdwijnt de onrust pas met de winst. Wie verliest is niet klaar met de onrust. In competities verdwijnt de onrust pas na afloop van de gehele competitie. De onrust is vrijwel permanent, het gros van de sporters raakt de onrust nooit meer kwijt. Het kijkende publiek evenmin. En wat je niet kwijt kunt moet toch ergens naar toe. Ik las een grappige column van Paul Onkenhout in de Volkskrant. Onkenhout is redacteur van die krant en amateurvoetballer, in de kelder van het voetbalgebouw. Hij heeft in zijn lange voetbalbestaan vele scheidsrechters en grensrechters meegemaakt die er een potje van maakten. Onbenul, onkunde en toch moet er iemand winnen. Het gaat nergens over behalve dat er iemand moet winnen. Dat leidt tot onvrede en dus onrust, ook als je beleefd blijft.
Beter wordt het nooit. Wat hebben die kinderen gelijk.
9 december
=0=
Verkeren
Het kan verkeren, schreef Bredero. Een op van alles en nog wat (en niet alleen op uiterlijke schijn) toepasbare uitspraak. Wie bijvoorbeeld markten dereguleert schaft geen regels af maar schaft publieke regels af. Dan krijg je andere regels, en misschien nog wel meer dan je eerder had. In De Groene van deze week schrijft Koen Haegens daar een mooi artikel over – zij het dat hij zijn gedachtegang baseert op de uiterlijke schijn van het woord ‘markt’, een schijn die hij verbindt met de ‘onzichtbare hand’ van Adam Smith. Zo onzichtbaar is die hand niet merkt hij, enigszins verbaasd, op. Uit naïveteit worden mooie artikelen geboren.
Haegens verwijst naar Karl Polanyi, de auteur die de verschrikkingen van de twintigste eeuw in verband bracht met het privatiseren van markten die daarvoor niet geschikt zijn: de geldmarkt, de grondmarkt en de arbeidsmarkt. De verzorgingsstaat (zowel de verzorging als de staat) was een onderbreking. Die intussen steeds meer wordt onderbroken om terug te keren naar de privatisering en de deregulering Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn we weer volop bezig die markten te dereguleren. Daarom is het zinnig (gegeven een hardnekkige crisis die vanuit de financiële sector is overgeslagen naar de reële sector en – daar zit de echte pijn zou Polanyi zeggen – naar het monetaire stelsel, en gegeven een woningmarkt die erin geslaagd is tekorten te scheppen waar schaarste (een markt, toch) de regel zou moeten zijn, en gegeven een arbeidsmarkt die van mensen een snelheid verwacht die zich kan meten met het geld en die daarom de langzamen een prijs laat betalen en de snellen steeds sneller laat rennen, gegeven dus deze drie crises van geld, grond en arbeid) om eens te kijken naar de deregulering als probleem in plaats van als oplossing. Voor geld en grond is het debat nog niet helemaal voorbij (hoewel ik aanneem dat bij de eerste tekenen van ‘herstel’ de stemmen zullen verstommen), bij arbeid daarentegen zien we steeds meer dat de regulering als het probleem wordt gedefinieerd en de deregulering als de oplossing. De frisse jongens en meisjes van GL en D66 zijn ermee begonnen en ze hebben succes gehad. Zo scheppen zij hun eigen werkgelegenheid want de problemen zullen toenemen, niet afnemen. En ze scheppen problemen voor iedereen die op de arbeidsmarkt is aangewezen.
Het succes van de deregulering strekt zich ook uit tot een markt die Polanyi niet in zijn lijstje had opgenomen: de gezondheidsmarkt en de halve privatisering van de ziektekostenverzekeringen. Elk jaar mogen we kiezen bij wie we ons verzekeren en waarvoor we ons verzekeren. Bij dat laatste geldt dat waarvoor we ons moeten verzekeren – het basispakket – een variabele is geworden die weinig met gezondheid en veel met kosten te maken heeft. Het vangnet dat daaronder hing – de AWBZ – wordt ontmanteld zodat alle ziekten en aandoeningen die praktisch onverzekerbaar zijn aan een steeds dunnere draad bungelen. Daarnaast groeit de markt voor aanvullende verzekeringen en dat is een profijtelijke markt die wonderlijk werkt. Op die markt verzekeren de mensen zich niet alleen voor kosten die ze niet hebben kunnen zien aankomen, ze verzekeren zich ook voor kosten die ze wel degelijk zien aankomen. Dit jaar nog naar de tandarts? Nu al fysiotherapie? Het antwoord op die vragen is niet de wenselijkheid van tandarts of fysiotherapeut, het is het schuiven en manipuleren van uitgaven die je al dan niet in je verzekeringspakket hebt weten te dekken. Wat daar de gezondheidsgevolgen van zijn is aan de verzekerde. Je kunt van alles en nog wat uitstellen of juist vervroegen – de effecten daarvan zijn misschien wel wat meer dan alleen wat ongemak vandaag om volgend jaar op je kosten te besparen. Bovendien hebben de verzekeraars dit foefje – waarvoor ze zelf met vreugde de markt creëren – uitstekend door, en dus worden de premies voor de aanvullende verzekeringen gedurig verhoogd. Je kiest ervoor en als je gezondheid je wat waard is doe je zoals elke belegger. Je neemt het risico en je komt er pas later achter dat het niet om een risico ging maar om een gevaar. Dat kon je niet weten (gevaren kun je vooraf niet taxeren, dat kan alleen bij risico’s), maar nu het toch een markt is geworden doen we net alsof het helemaal niet om gevaren gaat. Het basispakket kent al een eigen risico, het spelen met je aanvullende verzekering wordt je voorgespiegeld als opnieuw een risico. Hoezo verzekering? Verzekeren voor wat je weet dat komen gaat? De verzekeraar te slim af zijn? Jeetje. De uiterlijke schijn bedriegt en op een gezondheidsmarkt die ons gevaren presenteert als waren het risico’s heerst de wet van de uiterlijke schijn.
Het kan verkeren.
8 december
=0=
Schaamlap
Toen de paus een paar jaar geleden de verklaring voor zijn losgeslagen personeel meende te moeten vinden in de maatschappij, was de wereld te klein. Dat zal de paus niet deren – het is zijn brood – maar wij vonden het te gemakkelijk. De kerk die teveel maatschappij in haar gelederen had toegelaten en daarom de zondigheid van die maatschappij mee had geïmporteerd? Kom nou.
Nu bestaat de gehele geschiedenis van de kerk uit een compromis met de wereld en dus zien we in de kerk alle zonden van de wereld terug. Geweld, ontucht, fraude, doofpotten, leugen en bedrog, het kan niet op. Wat de paus voorstelde om de geest weer in de fles te krijgen (de regels aanscherpen), was daarom zowel consequent als onmogelijk. Niettemin zijn de regels aangescherpt – en de paus gaat op twitter. Meer kerk en toch een compromis met de wereld. Ik bedoel maar dat als je de wereld ‘maatschappij’ noemt je bij elke misstand naar de maatschappij kunt wijzen en roepen dat het een ‘maatschappelijk probleem’ is. De oplossing van de paus is misschien dan wel begrijpelijk maar omdat de ‘maatschappij’ in elke gelovige en in elke priester huist is de oplossing de priester uit de maatschappij te nemen en in de kerk op te sluiten lachwekkend. Daar moet je voor hebben gestudeerd denken we dan maar.
De ‘maatschappij’ is geen verklaring en elke voetbalgeleerde die anders beweert is een prutser. De maatschappij is niets anders dan een ongelooflijk vertakt, complex, altijd veranderend en nooit tot rust komend netwerk van lijntjes tussen van alles en iedereen. Het verklaart niets, het moet verklaard worden. De maatschappij handelt niet, doet niks, is geen actor en ook geen verzameling van actoren die je bij elkaar kunt roepen om de orde te herstellen. Toch is dat exact wat ons wordt voorgeschoteld. Het is een probleem van ons allemaal roept de KNVB, om daarna de amateurcompetitie een weekend stil te leggen en het betaalde voetbal met een minuut stilte en een rouwband te bedenken. Verschil moet er zijn. Het bewijst dat het helemaal geen probleem van ‘ons allen’ is, een probleem dat we met ‘ons allen’ op moeten lossen. De dood van een grensrechter is best een mis waard. En daarna gaan we weer aan ons werk. Voetbal bijvoorbeeld. Dit type valse symboliek geeft slechts aan dat de verwijzing naar een ‘maatschappelijk probleem’ (de jeugd van tegenwoordig, de jeugd door de eeuwen heen, de straatcultuur, de verhuftering, de verruwing, de opvoeding) niet meer dan de schaamlap is die moet toedekken dat we niet willen toegeven dat we er de zin niet van inzien om te onderzoeken hoe de lijntjes echt lopen, hoe ze zijn veranderd, hoe de voetbalkerk toch vooral willen blijven voetballen en misschien iets meer kerk wil worden (‘vroeger deden we alles met vrijwilligers, dat moet weer terugkeren’) maar desondanks en onvermijdelijk het voetbal belangrijker vindt dan de huisregels, want dat is voetbal nou eenmaal. Winnen. NOC*NSF zegt het zelf.
6 december
=0=
Bestraffend
In het derde deel van de biografie van Nop Maas over Gerard Reve staat een gedichtje afgedrukt dat Reve ooit voor Geert van Oorschot schreef. Van Oorschot was er wat blij mee en Reve, die Van Oorschot maar een domme man vond, constateerde dat als je een enkele letter in een enkel woord uit het gedicht veranderde de betekenis totaal anders werd. Had Van Oorschot dat gedaan dan waren hem de schellen van de ogen gevallen, maar ja, dom hè. Het betreffende woord was ‘geluk’ en de te vervangen letter was, naar ik aan mag nemen, de ‘k’. Niet moeilijk, heel flauw. Naargeestige man, die Reve – hij zoude het woord ‘naargeestig’ vast splitsen in ‘naar’ en ‘geestig’. Ja, af en toe moet ik lachen.
Je hoeft niet veel te veranderen om een totaal ander effect te bewerken. Neem de volgende zinnen: ‘De belangrijkste ondersteuning voor een oplossing van de eurocrisis is de moraliserende houding die vooral in het noorden van Europa, in Nederland, Duitsland, Finland en in Vlaanderen bon ton is geworden. Een houding die leidt tot het verhelderende idee dat er goede en slechte landen zijn in dit drama. De slechte landen moeten gestraft worden en moeten zeker geen hulp verwachten van de goede landen. Hulp zou hen er alleen maar toe aanzetten nog meer te zondigen. In hun opperste deugdzaamheid kunnen de goede landen dat niet toelaten. Het zou gelijkstaan met het aansporen tot nieuwe zonden.’ De zinnen zijn een variatie op een alinea van een opinieartikel van Paul de Grauwe, in de Volkskrant van gisteren. Lees voor ‘De belangrijkste ondersteuning’ de zinsnede ‘Het grootste obstakel’, en lees voor ‘verhelderende’ het woord ‘verderfelijke’, en de oorspronkelijke tekst staat er weer. De oorspronkelijke tekst is die van de getalenteerde waarnemer De Grauwe, de aangepaste tekst zou zo maar uit de mond van Rutte kunnen komen, of uit de mond van Dijsselbloem, van De Jager, van wie in de Nederlandse politiek eigenlijk niet. Goed, ‘moraliserend’ vinden ze niet prettig om te horen, maar als we er ‘streng maar rechtvaardig’ van maken is het gezelschap content.
Het zou uit de mond van Pierre Koning kunnen komen, of uit die van Diederik Stapel (ik had het gisteren over hen). Beloningen werken niet. Sancties werken. Het is geen wetenschap, het is geen inzicht, het is cultuur. Tegeltjescultuur. Onze cultuur. Er valt niet aan te ontkomen, zelfs Paul de Grauwe van net over de grens ontkomt er niet aan. Zijn kritiek op moralisering is moraliserend. Bestraffend ook; hij spreekt de bestraffende betweters bestraffend toe. Dat mag. Waar je mee omgaat, raak je door besmet. Onvermijdelijk, maar het maakt alle verschil van de wereld of je dat als de faux frais van je bewering beschouwt dan wel als de voornaamste kwaliteit ervan.
Ik denk dat de Nederlandse politici mijn parafrase van De Grauwe beter zullen vinden dan het origineel. Dat weet De Grauwe natuurlijk ook wel. Toch schrijft hij z’n artikel. IJdele hoop? Misschien. Eerder denk ik dat zelfs de botte arrogantie van Rutte en consorten hem de moed niet in de schoenen doet zinken. Wat dat ook waard is, het is altijd meer waard dan de krokodillentranen van politici die het schamele pensioentje van kleine mensen in Griekenland opeisen, en de onbeschaamdheid hebben diezelfde mensen voor te houden dat zij daar uiteindelijk de vruchten van zullen plukken.
5 december
=0=
Liever lui
Mensen zijn liever lui dan moe. Een beetje mens weet dat die uitspraak volstrekte flauwekul is maar bij het CPB werken niet zomaar mensen, daar werken economen. Economen weten het beter. Ze onderzoeken werklozen en vinden dat, ik citeer Pierre Koning van het CPB (in Trouw vandaag, en Trouw heeft het weer van de site van Sociale Wetenschappen en er schijnt ook nog een boek verschenen te zijn waarin Koning het nog weer beter en uitgebreider uitlegt), de stok beter werkt dan de wortel. Dreigementen en korting op de uitkeringen, dat werkt. Scholing werkt niet en, merkt de auteur een paar keer bezorgd op, kost ook nog geld. Loonkostensubsidies werken ook, maar kosten ook geld want leiden niet tot meer belastingopbrengsten en moeten daarom worden gefinancierd door mensen hoger in het loongebouw die daarom – ook dat een wetenschap van het CPB – minder zullen gaan werken. Adembenemend. Diederik Stapel zou er trots op zijn, ware het niet dat we niet weten wie het eerst was met dit type uitspraken, de beleidseconoom of de sociaalpsycholoog. Waarin verschilt de wortel van Koning van het M&M snoepje van Stapel? In de geest van Koning zou ik denken dat zijn gemier geld kost, zoals al het gemier van het CPB geld kost en leidt tot voorspellingen die een maand later weer worden ingetrokken. Ik vind dat het CPB bedreigd moet worden met forse budgetkortingen, elke keer als een voorspelling niet uitkomt. Dat zal ze leren en alleen dan zullen ze leren en doen we dat niet dan, we hebben er intussen decennia ervaring mee opgedaan, blijft het geleverde werk van dezelfde onbetrouwbare kwaliteit. We kunnen deze regel de universele wet van Koning noemen: alles wat geld kost werkt niet, alles wat geld bespaart werkt wel. Zeg dat ze gekort worden en ze zullen denken aan hun hypotheek, aan de verjaardag van hun kinderen, aan de stijgende prijzen en lasten en aan het inkomen dat toch echt nodig is. Nee, dan maar liever aan het werk, hoezeer dat ook tegen de borst stuit. Dat weet Koning allemaal. En passant werpt Koning zich ook nog op als expert in de motivatieleer. Een normaal mens weet dat motivatie interessant wordt als er wat te kiezen is, Koning weet dat motivatie pas interessant wordt als er niets te kiezen is – behalve een pak op je donder als je niet doet wat hij heeft voorgeschreven.
Uiteraard weet Koning ook dat je een dreigement vaak moet herhalen om het effect ervan te behouden. Hij noemt dat ‘klantcontacten’. Klantcontacten! Weer een interventie die ‘werkt’ en, zo merkt de alziende onderzoeker op, nu die ‘klantcontacten’ digitaal worden afgewerkt door het UWV is het nog veel goedkoper geworden ook! Het is een mirakel. Het is het zoveelste schoolvoorbeeld van een pseudowetenschap die op zoek is naar het medicijn dat bij iedereen hetzelfde effect sorteert. Vooral niet vragen naar wat voor wie onder welke omstandigheden werkt maar gewoon vragen naar ‘wat werkt’. Dan heb je de mensen zelf ten minste niet nodig. Je dient ze gewoon het medicijn toe, je let erop bij welk medicijn de mensen het meest gelijkaardig en voorspelbaar reageren, en je weet ‘wat werkt’. Of de gelukkige patiënten een tijdje later over rugpijn klagen of niet zo prettig meer lopen valt buiten het onderzoek. Je kijkt naar hun reactie nu en je ziet dat ze onder bedreiging van een stok sneller in beweging komen dan zonder.
Het is diepe, diepe treurnis en zo lang wij alleen onderzoekscommissies hebben die aanbevelen om dit type leugenachtig onderzoek te ‘repliceren’ om nog zekerder te zijn van de helende effecten van de stok, weten we dat alles zal blijven zoals het is. Volgens de canon van de religie zou Stapel heilig moeten worden verklaard. Stapel is het offerdier van een pseudowetenschap die door zijn acties steviger in het zadel is komen te zitten. Van Koning verwacht ik niets meer of minder dan een actie om die heiligverklaring in gang te zetten.
4 december
=0=
Postmodernisering
Op modernisering volgt postmodernisering. Er was een wet MUB (Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie) en er komt een wet die we nu al de wet PUB mogen noemen. Als het alleen om de klankassociatie zou gaan is de aankomende wet ver in het voordeel. Voor het overige is het afwachten. De conclusie die we wel mogen trekken is dat de ‘professionalisering’ van het bestuur die Ritzen destijds met zijn MUB voor ogen stond niet naar tevredenheid heeft gefunctioneerd. Ik druk me voorzichtig uit.
Op het niveau van faculteiten hield die professionalisering niet veel anders in dan dat er directeuren werden benoemd die behalve besturen nog weinig anders om handen hadden. In plaats van parttime bestuurlijk onvermogen kregen we fulltime bestuurlijk onvermogen. Dat was niet het enige want de nieuw verzonnen professionals hoefden zich niet veel meer aan te trekken van de studenten en docenten. Dat deden ze dan ook niet. Het mocht dan wel gaan om het onderwijs en het onderzoek van studenten en docenten, het weinige dat die erover te zeggen hadden werd door Ritzen toch als een vervelende sta-in-de-weg omschreven. Het mocht worden opgeruimd, het werd opgeruimd. Er kwamen facultaire onderwijsdirecteuren en facultaire onderzoeksdirecteuren met als opdracht over onderwijs en onderzoek te beschikken zonder rekening te houden met onderwijzers en onderzoekers. De voormalige vakgroepen hadden het nakijken. Het was de droom van een meer bedrijfsmatige universiteit die Ritzen najaagde. Kennelijk zijn we wakker geworden uit die droom. Laat, maar beter laat dan nooit.
Het voorstel van D66 (ik pik het op uit de krant, ik heb het voorstel niet gelezen) is gericht op het topniveau van onderwijsinstellingen. De begroting van een instelling kan pas worden aanvaard als studenten en docenten ermee instemmen. Het gaat dus om een stukje van het budgetrecht en het plan is dat niet alleen aan de universiteiten in te voeren maar ook aan andere onderwijsinstellingen. Gezien de huidige bestuurlijke voorliefde voor het spenderen van geld aan dure en overbodige gebouwen zou enige correctie door studenten en docenten op z’n plaats zijn. Die houden vast ook wel van gebouwen maar misschien nog meer van goed onderwijs en onderzoek. Budgetten zijn taakstellend en als de taakstelling een beetje verschuift naar waar die instellingen ooit voor bedoeld waren kan dat vast geen kwaad. Zegt D66, daarin bijgevallen door een meerderheid in de Tweede Kamer.
Opvallend is dat D66 het ontstaan van de MUB toeschrijft aan VVD en PvdA. Dat D66 destijds zelf in het kabinet zat en de kwestie toen onbelangrijk genoeg vond om de MUB te laten passeren blijft onvermeld. We mogen het onderwijsbestuur postmoderniseren, maar in het landsbestuur blijft alles bij het oude.
3 december
=0=
Statistiek
Als je wilt weten of een medicijn tegen een kwaal werkt doe je er goed aan de lijders aan de kwaal in te delen in hen die het medicijn gebruiken en hen die dat niet doen. Dat klinkt eenvoudig en toch is het een heel gedoe want behalve kwaal en al dan niet medicijn moeten de mensen in alle overige opzichten zoveel mogelijk op elkaar lijken en zoveel mogelijk, dat is al gauw een mijl op zeven. Sommige dingen gaan nu eenmaal niet zonder een forse omweg. De omweg heet proefpersonen en controlegroep en als er dan uitkomt dat het medicijn doet wat het moet doen dan heet dat weer dat de werking ervan ‘evidence based’ is vastgesteld. Een zegen, in tal van opzichten. En het is een model voor veel onderzoek geworden, ook in al die gevallen waar het helemaal niet om medicijnen gaat. Dan kan het z’n doel zelfs behoorlijk voorbij schieten en aanleiding zijn voor het soort wetenschap dat nu in de pers aan de schandpaal wordt genageld. De sociale psychologie. Of de economische psychologie. Er is veel van en afgezien van fraudeurs als Stapel is de eigenlijke vraag die naar de adequaatheid van het model zelf: hoe zinvol en hoe verantwoord is het om een medisch model tot de norm voor goed onderzoek op te waarderen?
Werkt een sollicitatiecursus voor werklozen? Werkt scholing? Daar is veel onderzoek naar, met droeve uitkomsten. Nee, het werkt maar heel beperkt en het kost nog bakken met geld ook. Het heeft de re-integratiebranche in de beklaagdenbank gezet en op de financiering voor re-integratie is behoorlijk beknibbeld. Maar hoe weten we eigenlijk dat zo weinig echt helpt? Precies, dat weten we door onderzoek waarin een cursus als een medicijn wordt beschouwd dat sommige mensen wel en andere mensen niet krijgen. Iedere docent weet dat een cursus helemaal geen medicijn is en dat het effect van een cursus voornamelijk afhangt van het antwoord op de vraag of de studenten zin in een cursus hebben (er dus voor ‘gemotiveerd’ zijn en erdoor gemotiveerd worden), of ze leergierig zijn, of ze nieuwsgierig zijn, of ze opgewekt of juist terneergeslagen worden van iets nieuws en onbekends. Jammer, maar dat wordt in het medische model niet meegenomen. Re-integratie is niet somatisch, maar het wordt wel onderzocht alsof het somatisch is. Wat je ‘netto’ overhoudt van een cursus wijkt niet af van de M&M snoepjes die Stapel zei uit te delen om na te gaan of het kapitalisme even zoet was voor kinderen die zo’n snoepje hadden gekregen als voor kinderen die het niet hadden gekregen. En ziet, M&M is de zoveelste perfide kapitalistische uitvinding.
Het meest verwoestende commentaar op de dwaasheid van dit type onderzoek vond ik gisteren, in alweer een onvolprezen column van Bert Keizer, in Trouw. Hij schrijft: ‘Ik weet vrijwel niets van statistiek, maar zelfs ik kan wel bedenken dat je nooit twee groepen van dementen zult kunnen samenstellen die in maar een opzicht van elkaar verschillen, namelijk die dagbehandeling. De idiote conclusie is dat het nut van dagbehandeling dus niet valt te bewijzen, hoewel iedereen weet dat het helpt’.
De commissie die de fraude van Stapel onderzocht vindt dat meer onderzoek ‘gerepliceerd’ moet worden. Dat is een conclusie die de onderzoekers zeer zal bevallen. Je hoeft helemaal niets aan de praktijk te veranderen, je moet alleen veel zorgvuldiger te werk gaan.
De omzet van M&M zal er wel bij varen. Mensen zonder werk niet, en bejaarden en hun verzorgers die van dagbehandeling beter zullen worden ook niet. Zo zie je maar, door iets meer geld uit te geven aan de kwaliteitsgaranties voor overbodig en misleidend onderzoek bespaar je elders in de maatschappij vele miljoenen. Tel uit je winst.
2 december
=0=
Gedwongen
Artikel 19, lid 3, van onze grondwet bepaalt dat een ieder het recht op vrije keuze van arbeid heeft, ‘behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld’. Het ligt voor de hand hierbij te denken aan leeftijdsbepalingen. Toch, hoe voor de hand liggend ook, wordt daar steeds minder aan gedacht. En er wordt steeds meer gedacht aan mensen die zonder werk zitten en waarvan de wetgever vindt dat ze daarmee hun recht op vrije arbeidskeuze hebben verspeeld. Mij lijkt het de meest onlogische en onhebbelijke uitleg denkbaar, maar in ons land is uitgerekend deze uitleg bijzonder populair. Wie van een uitkering afhankelijk is heeft maar te doen wat wordt opgedragen. De kans dat het recht op vrije arbeidskeuze in zulke gevallen slechts tijdelijk buiten werking is gesteld is klein, zeker in een arbeidsmarkt waarin je verleden je tot in lengte van dagen achtervolgt. Eens werkloos, steeds werkloos en de bijdrage aan de werkloosheid van een verbrokkelde arbeidsbiografie zou ik niet willen verwaarlozen. Met dank aan de instanties die voor jou en zonder jou beslissen over wat je moet doen. Uitkeringsafhankelijkheid vernietigt het recht op vrije arbeidskeuze. Het zou me verbazen als dat de strekking van artikel 19, lid 3, zou zijn. Zouden wij onze grondwet mogen toetsen dan zou ik benieuwd zijn naar wat de Hoge Raad over dit recht op vrije keuze te melden heeft. Maar goed, wij zijn Tsjechië niet. Toch zou het geen slecht idee zijn te leren van de Tsjechen.
In dagblad Trouw van 29 november lees ik een berichtje over het Tsjechische Constitutionele Hof dat op 27 november een deel van de wet heeft afgekeurd die bepaalt dat werklozen een straf opgelegd krijgen als ze ‘gedwongen’ werk weigeren.
Volgens de huidige wet moet iedereen die langer dan drie maanden werkloos is een baan van 20 uur per week accepteren of vinden, bijvoorbeeld als straatveger of schoonmaker van een openbare ruimte. Dat is onbetaald werk, hun inkomen komt uit een uitkering. En doen ze niet mee, dan wordt hun ww- of bijstandsuitkering ingehouden. Welk werk werd opgedragen werd bepaald door de autoriteiten. Je kon dan wel jaren ergens gewerkt hebben, dat was allemaal van generlei gewicht voor je toekomst. Hollandser kan bijna niet: we gaan uit van wat u nog wel kunt en wat u nog wel kunt dat weten wij. Daar was het Hof het allemaal niet mee eens. Een Tsjechische krant schrijft dat de rechters van het Constitutionele Hof van mening zijn dat de overheid werklozen behandelt “alsof het mensen zijn in een werkkamp”. Het onderstaande citaat uit die krant neem ik graag over:
“Mensen moesten werken zonder daarvoor betaald te krijgen, waarbij ze vaak dezelfde kleur hesjes moesten dragen als mensen die tot taakstraffen waren veroordeeld. Dat is een inbreuk op hun waardigheid. Volgens de rechters is dat onvoorstelbaar, vooral omdat deze mensen vaak jarenlang of zelfs tientallen jaren hebben gewerkt. Bovendien werden de werkzaamheden door de autoriteiten naar eigen goeddunken gekozen.”
1 december
=0=
Monomonarchie
In de EU is het binnenkort misschien mogelijk om je burgerschap te kopen. Het land dat de mogelijkheid hiertoe wil openen is Hongarije. De Hongaren hebben problemen om de EU en het IMF te interesseren voor en financieel noodpakket dat de zieke Hongaarse economie enige lucht zou moeten verschaffen. Maar de EU is bijzonder ongelukkig met de nieuwe grondwet in dat land. De onafhankelijke rechtspraak komt onder druk te staan, minderheden worden in de kou gezet en, een zorg die ook door het IMF en de ECB wordt gedeeld, de relatief onafhankelijke status van de Hongaarse centrale bank wordt gepolitiseerd. Het verkopen van het burgerschap moet soelaas bieden: wie voor een kwart miljoen euro staatsobligaties aanschaft krijgt het Hongaarse burgerschap cadeau. Ik lees dat de hoop op rijke Chinese investeerders is gevestigd. Dat moet te doen zijn. Krijg 60.000 Chinezen zo gek, je hebt de 15 miljard euro die je had willen hebben, en de investeerders hebben via Hongarije toegang tot de gehele EU.
Ik ben benieuwd naar de kleine lettertjes van dit begerenswaardige idee en dan specifiek naar de eventuele aanwezigheid van een bepaling over dubbele nationaliteit. Jobbik ageert nu tegen de joden in Hongarije (altijd al een schietschijf voor hen, samen met de Roma) die op een ‘lijst’ moeten worden gezet. Dan zijn ze makkelijk vindbaar indien de nationale veiligheid in het geding is want daar schijnen de joden niet helemaal in vertrouwd te kunnen worden. Er is daar enig protest tegen gerezen en Jobbik heeft als reactie daarop hun standpunt enigszins aangepast. Het blijkt nu te gaan om joden met een dubbel paspoort. Dat kennen we hier ook. Rutte zal wel opgelucht zijn dat hij niet opnieuw zal moeten uitleggen dat het met de PVV prima zaken doen is en dat hij voor de rest geen commentaar heeft. Een dubbel paspoort. Verdacht. Het wachten is op een wetsvoorstel om mensen met een dubbel paspoort van beide te beroven. Het zijn geen echte burgers – maar misschien kunnen we ook hen laten betalen voor hun burgerrechten? Dan kun je daarna nog altijd zien wat je met ze doet en het geld moet ergens vandaan komen.
In de nieuwe Hongaarse grondwet schijnt ook niet meer te staan dat Hongarije een republiek is. Ooit was het land deel van een Dubbelmonarchie. Dromen ze daar nu van een waardig vervolg, van een Monomonarchie?
29 november
=0=
Sjoemelen
Gisteren luisterde ik naar de intreerede van een nieuwe lector, Henno Theisens, aan de Haagse Hogeschool. De titel van de rede is ‘Governance in interessante tijden’. Na afloop kregen we het boekje met die titel ook mee. Op de voorplaat een prachtige foto van een zwerm spreeuwen, een voorbeeld van groeperen en bewegen zonder enige centrale sturing.
Het ging in de rede om drie dingen: om de opkomst van een vernetwerkte wereld waarin alles wat ooit solide leek vloeibaar is geworden(grenzen, instituties, relaties, gemeenschappen); om de wending van besturing naar bestuurbaarheid (van ‘government’ naar ‘governance’) en de vele transformaties (verzelfstandiging, privatisering enzovoorts, het trefwoord is ‘New Public Management’) in de wijze waarop overheden zich een plek toebedelen in een wereld waarin ze te groot voor het servet en te klein voor het tafellaken zijn; om het andere soort beleidsmakers (niet langer de grote directeuren maar maximaal de regisseurs) dat het schip van de bestuurbaarheid drijvend moet zien te houden. De eerste twee dingen bleken beter gedocumenteerd dan het laatste. Vandaar dat in het onderzoeksprogramma van het lectoraat ook aan dit laatste uitdrukkelijk aandacht zal worden geschonken.
Voorafgaand aan de rede werden we onthaald op een inleiding van een hoge ambtenaar van het ministerie van BZK. Hij was hoofd van een afdeling met ‘interactie’ in de naam. Ik wist niet dat zo’n afdeling bestond maar het is een mooie illustratie bij het thema van de ‘governance’. Hij vertelde dat het niet altijd eenvoudig was om beleid te maken als met grote regelmaat een nieuwe minister opduikt. Hij had er in luttele jaren vier meegemaakt (Ter Horst, Donner, Spies, en nu Plasterk) en hij liet doorschemeren dat de oude gedachte waarin de overheid het centrum van de wereld is nog lang niet is verdwenen. Een schot in de roos. Zeker in ons land kun je amper over het hoofd zien dat de regelzucht van de overheid – zeker in het laatste regeerakkoord – niet afneemt. De vraag is of het om stuiptrekkingen dan wel om aanpassingsproblemen gaat. Hij liet het in het midden. In de intreerede zelf werd de stelling verdedigd dat ‘aanpassingsproblemen’ vermoedelijk de zaak het beste weergeeft. Dat zou kunnen. Een overheid die niet langer eenzijdig aan de touwtjes trekt heeft het altijd moeilijk. En de kans op doorschieten is niet denkbeeldig. Rutte I en het huidige regeerakkoord mogen model staan.
Neem het HBO. De overheid wil meer toezicht. Er zijn per slot opleidingen geweest die onterecht diploma’s hebben uitgedeeld. Blijkbaar heeft het toezicht daar gefaald en dan is de remedie niet beter toezicht maar meer toezicht, onder het motto dat meer ook beter is. We mogen aannemen dat wat het onderwijs wordt opgelegd z’n uitwerkingen zal hebben in zorginstellingen en woningbouwcorporaties. We gaven ze een vinger, ze namen de hele hand en nu moet orde op zaken worden gesteld. Verzelfstandiging en privatisering zijn mooi en zo, maar we willen waar voor ons geld en dat gaat niet zonder minutieuze verantwoording van elke bestede euro, zeker nu is gebleken dat outputsturing wel tot output maar ook tot sjoemelen leidt.
Van de 1200 opleidingen in het HBO zijn er 5 betrapt op gesjoemel met diploma’s, met hun ‘output’. Meer toezicht, roept de regering. De Raad van State is van mening dat het middel van verscherpt toezicht voor alle opleidingen erger dan de kwaal is en raadt het daarom af. Daar zal de overheid zich niets van aantrekken. Alle instellingen en alle opleidingen zullen er aan geloven. Het is zoals met Buurtzorg. We vinden het allemaal prachtig, het heeft ook goede resultaten maar zolang we niet precies weten hoe welke handeling verbonden is met welk resultaat willen we beide, met de geplaagde belastingbetaler als motief, geregistreerd en gecontroleerd hebben. Je kunt vooraf voorspellen dat er veel geregistreerd zal worden zonder dat de relatie met het resultaat daaruit afleidbaar is (dat kan ook helemaal niet) en dat de zinloosheid van die registratie even verderop beloond zal worden met nog meer eisen voor registratie. Of voorspellen, dat is wat nu gebeurt met het HBO en dat is, gezien de sombere verwachtingen van de oprichter van Buurtzorg, met hen staat te gebeuren.
Het zou me niet verbazen als te eniger tijd de afdeling ‘interactie’ wordt opgeheven en wordt overgenomen door de afdeling ‘handhaving’.
28 november
=0=
Top
Ik keek gisteren op de website nieuwetop.nl, het net gelanceerde initiatief van FNV Jong en CNV Jongeren. De jongeren zijn in het nieuws. Radio, tv, het FD, het kan niet op. Ze willen nieuwe besturen voor beide vakcentrales en als je jonger dan 35 jaar bent mag je je aanmelden. Je mag ook je steun uitspreken met het initiatief. Dat is zo ongeveer alles wat de site te bieden heeft. Nu ja, je kunt een kopietje van het Akkoord van Wassenaar binnenhalen. Dat akkoord is nu dertig jaar oud, vandaar. Hoewel, vandaar? Ik zie de samenhang niet en ik zou ook niet weten wat ik ondersteun, als ik wil ondersteunen. Voor aanmelding is het voor mij ook al te laat. Too little, too late?
Het bemoedigende is dat de twee jongerenorganisaties dit samen hebben opgezet. Wat ze hebben opgezet is behalve onvrede niet erg duidelijk, maar dat ze samen aan het werk willen wel en dat is mooi. Zouden ze echt samen iets willen? Zou je dan niet nog een website – nieuwebasis.nl – moeten opzetten? Had dat zelfs niet de prioriteit moeten hebben? Is het initiatief nu niet een bijna klassiek voorbeeld van de zogeheten ‘Aziatische productiewijze’, de productiewijze waarbij de top wel en de basis niet beweegt? Het lijkt er – voorlopig – verdacht veel op. Neem, ter illustratie, de gemiddelde leeftijden van basis (de leden) en de top (de bestuurders). Het zou me niet verbazen als de basis ouder is dan de top. Om dan het probleem bij de leeftijd van de top te leggen, is dat niet het paard achter de wagen spannen?
De ondernemer vandaag de dag beschikt over een wereldwijde vijver met arbeidsaanbod. Daardoor komt de werkgever in de verdrukking. Ooit streden twee zielen in dezelfde borst, tegenwoordig is de strijd in het voordeel van de ondernemer beslecht. De werkgever beroept zich op de omstandigheden – aber die Verhältnisse sind nicht so – en houdt de vakbonden voor dat ze er samen wel uitkomen, op voorwaarde dat de vakbonden een beetje inschikken. Wat meer flexibiliteit, enig begrip voor constructies die het arbeidsrecht buiten spel zetten en de sociale zekerheid ondermijnen, dat is goed voor het concurrentievermogen en dus voor de werkgelegenheid. Want: niet alleen de omvang van het arbeidsaanbod is enorm toegenomen, ook de structuur ervan is veranderd. Zzp-ers, gedetacheerden, migranten, mensen in een payroll constructie, het kan niet op. Werknemers? Ja, die ook nog en dus hun arbeidsrelaties, naast het aanzwellende contingent van de opdrachtrelaties, dat hoognodig ook onder de paraplu van de sociale zekerheid moet worden gebracht. Juist daarom is een structuurverandering in de sociale zekerheid nodig. Het is niet, zoals ik de jongerenvoorzitters in Nieuwsuur hoorde zeggen, een kwestie van het ‘verdelen van zekerheden’. Nog even en ze willen, net als Femke Halsema en Ineke van Gent, de ‘vrijheid eerlijk delen’. Het is voorzieningentaal waar rechtentaal nodig is. Rechten: toegang. Het is in de allereerste plaats een kwestie van de toegang tot zekerheden, een toegang die voor iedereen geregeld moet zijn. Dan kan flexwerk ten minste flexwerk worden: werk dat niet op vaste tijdstippen en vaste plekken wordt gedaan, maar je niet al daarom op achterstand plaatst bij het toegang krijgen tot een pensioenregeling, een overbrugging in perioden zonder klus, een verzekering in geval van arbeidongeschiktheid. Toegang!
Waarom wil Halbe Zijlstra pas zaken doen met de sociale partners als de FNV weer op orde is? Precies. Halbe wil voorspelbare antwoorden op conjuncturele problemen. De structuur is voor de ondernemers, de conjunctuur voor werkgevers en werknemers. De eersten volgen de ondernemers, de laatsten komt de taak toe hun achterban te masseren (Zijlstra, gisteren in Trouw: ‘Ik bedoel daarmee dus niet, dat bijvoorbeeld de vakbeweging naar voren dient te brengen wat de leden willen. Nee, de top van de vakbeweging moet zaken kunnen afspreken, waarvan je mag verwachten dat ze het goed aan de achterban kunnen uitleggen omdat ze daadwerkelijk weten wat daar speelt’). Aan de top doen we net alsof de conjunctuur tegenzit, aan de basis weet iedereen dat de structuur ingrijpend is gewijzigd, wordt gewijzigd en voorlopig niet zal ophouden zich te wijzigen. Al vergaat de wereld, een beheerste loonontwikkeling laten we ons niet afpakken. De polder past het beleid aan de conjunctuur aan, de basis is gebaat bij structuurbeleid, en de perikelen van vakbonden en vakcentrales zijn het product. Het stelsel heeft een leeftijdsprobleem, Halbe Zijlstra ziet er wel brood in, want de FNV zou eens met een visie mogen komen. Liever niet. Het zou me niet verbazen als Asscher zich in de redenering kan vinden. Aan een visie doen we niet, een punt op de horizon volstaat (Zijlstra, gisteren in Trouw: ‘We hebben als coalitie een gezamenlijke punt op de horizon gezet’). Welk punt? Dat zien we wel als we er zijn. Barsten in de polder? Niets dat niet met een paar pleisters en zoete broodjes kan worden opgelapt. Tot de polder zichzelf overleefd heeft, maar wie dan leeft dan zorgt. Dat is wat anders dan de leeftijden van Smit en Heerts.
Ik wens de jongelui van FNV en CNV veel succes. Hun eerste opdracht lijkt me bij de ‘achterban’ de vinger aan de pols te leggen om te achterhalen ‘wat daar speelt’. Daadwerkelijk dan. Zodat de vakbeweging naar voren kan brengen ‘wat de leden willen’. Nog mooier zou zijn als naar voren werd gebracht wat de werknemers willen, de zzp-ers, heel de brede waaier van mensen die zichzelf in de aanbieding hebben en maar voor elkaar moeten zien te boksen dat ze al doende hun zelfstandigheid en waardigheid kunnen bewaken en bewaren.
Mijn stem gaat naar nieuwebasis.nl.
25 november
=0=
Klacht
In De Groene van deze week beklaagt Ewald Engelen zich over de Nederlandse journalistiek. De aanleiding is een recent verschenen rapport van de Financial Stability Board over schaduwbanken waarover de buitenlandse pers wel en de Nederlandse pers niet berichtte. Die klacht is terecht, de vraag is alleen of het veel had uitgehaald. Enkele weken geleden las ik een artikel in NRC Handelsblad over journalisten die soms niet eens meer de moeite namen feiten en normen uit elkaar te houden. Het ging over de actie van de Telegraaf (Paul Jansen) tegen de plannen met de inkomensafhankelijke zorgkostenverzekering en het ging over de onvermijdelijke Dominique van der Heijden die in haar volmaakt onwetende ongeduld de politiek naar haar hand wenste te zetten en al vast een voorschot op de uitkomst had genomen. Heerlijk artikel. Feiten en normen, complexe constructies en makkelijke meningen en dat in een tijd dat voor complexiteit noch tijd noch geduld beschikbaar is en elke mening even goed is als elke andere. Het eerste feit in de journalistiek is de mening dat elke mening een feit is. Het tweede feit in de journalistiek is dat tegen de tijd dat je een feit op feitelijkheid hebt onderzocht het bericht erover niet meer actueel is. En toch moet de krant worden gevuld en het programma moet worden uitgezonden. Waar zouden toch al die columnisten, politieke commentatoren en nieuwsduiders vandaan komen en hoe moeten ze ons bezig houden als de feiten hen ver boven de pet gaan?
Ik zie de klacht van Engelen dus als een groot compliment aan het journaille als geheel. Feiten zijn vermoeiend en feiten zijn traag. Wat traag is, is niet interessant, behalve voor de belastingdienst. Engelen heeft overigens gelijk dat de media een kans hebben laten liggen met dat rapport. Het leent zich uitstekend voor chocoladeletters, smakelijke koppen en snelle samenvattingen. Nederland komt er helemaal niet goed af, in dat rapport. We hebben een heleboel alsof banken en die vallen niet onder het gebruikelijke toezicht. Hun omzet? Even groot als die van het gewone bankieren. De omzet groeit ook weer prettig, bij ons nog meer dan in vrijwel elk ander land. Met dank aan ons belastingparadijselijke klimaat zijn we het aangewezen oord voor allerlei brievenbusondernemingen die in schone compliciteit met ons lokale financiële vernuft de ene bancaire functie na de andere uitvoeren om hun eigenaren ongestoord van nog meer revenuen te voorzien. Ja, dat hadden die journalisten best eens mogen opmerken. Het bekt lekker.
Het was nog beter geweest als de politici het zouden opmerken. Nu we het regeerakkoord toch per dag herschrijven zouden er ook wel een paar zinnetjes aan de belastingen op schaduwtransacties mogen worden gewijd.
Ook dit regeerakkoord eerbiedigt de regel dat wie snel is met rust wordt gelaten en wie geen kant op kan op belastingverhogingen en lastenverzwaringen mag rekenen. Is dat niet meer dan genoeg voor een klacht?
24 november
=0=
APK
In Finland werd in de jaren negentig de WAI ontwikkeld, de Work Ability Index. Het is een instrument om na te gaan of werknemers nog een beetje lekker in hun vel zitten en nog een tijdje verder kunnen. Het is een tamelijk eenvoudig bruikbaar instrument en het werkt naar behoren. Het is een soort APK voor arbeid. Jaap Smit (een opiniebijdrage in de VK van gisteren) van het CNV stelt voor Nederland een APK voor: een arbeidsmarktpositiekeuring. Aangevuld met een regelmatige loopbaancheck (ook een idee van Smit) kunnen tijdig maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat mensen vroegtijdig uit de boot vallen en om te bevorderen dat ze ook op tijdstippen dat ze er zelf nog wat aan kunnen doen het initiatief op ander werk te beïnvloeden.
En dan zijn we er nog niet. Smit stelt ook voor om de opzegtermijn te verlengen tot zes maanden. Gedurende die tijd wordt het loon gewoon doorbetaald. De werkgever betaalt niet het loon gedurende de eerste zes maanden WW, de werkgever betaalt zes maanden transitieloon. Gedurende die tijd komt de werknemer in contact met een transitiecentrum of een ‘transfercentrum dat vraag en aanbod op de regionale/sectorale arbeidsmarkt bij elkaar brengt’. Lukt het niet in een half jaar en geraakt de werknemer alsnog in de WW, dan komt hij rechtstreeks in dienst van het centrum. Begeleiding, scholing, detachering, het hoort bij zo’n transfercentrum. En van wie is dat centrum? Het is van de sociale partners. Het is uitdrukkelijk niet van de overheid.
Een regionale arbeidsvoorziening in beheer van werkgevers en werknemers. Dat zal schrikken zijn voor dit kabinet dat zelf alle beslissingen wil nemen en hooguit in de uitvoering enige ruimte over heeft voor derden. Ik weet niet of ik alles wat Smit voorstelt even enthousiast wil omarmen maar de gedachte dat het neerkomt op de verdrijving van de overheid van terreinen waar de overheid meer schade heeft aangericht dan oplossingen heeft aangereikt – dat is aantrekkelijk genoeg.
Te hopen is dat het FNV deze gedachten – die ik voor een deel ook al aantrof in de rapportages van de ‘Kwartiermakers’ – overneemt. Dan kunnen ze het met staatssecretaris Kleinsma een keer over iets anders hebben dan bezuinigingen op kosten en kortwieken van rechten.
23 november
=0=
De terugkeer van de dominee
Een paar jaar geleden stelde Wellink al voor om de Griekse schuldenlast op te splitsen in twee delen, een oud en een nieuw deel. Op het oude deel zou fors moeten worden afgeschreven. Het IMF is nu ook dat pad aan het betreden, gewoon, omdat het IMF de Griekse schuldenlast onhoudbaar vindt. Zonder gedeeltelijke kwijtschelding komt de Griekse economie er niet bovenop. Zo simpel is het.
Maar niet heus. De EU ministers denken niet aan kwijtschelding. Alles moet worden terugbetaald. Ook de kersverse minister Dijsselbloem is die mening toegedaan. Meer nog, hij gaat er van uit dat Griekenland inderdaad alle schulden zal aflossen. Met rente, ongetwijfeld. Dijsselbloem is niet voor de EU, Dijsselbloem is voor Nederland en daarom reist hij af en toe naar Brussel. Opdat ze het niet zullen vergeten. Solidariteit is een nationaal begrip. De geschiedenis van de sociaaldemocratie leert anders maar voor geschiedenis hebben we even geen tijd.
Er is nog meer geschiedenis. In De Groene van vorige week stond een interessant artikel over hoe wij dat vroeger deden, in ons land (Jesse Frederik, Liever de koopman dan de dominee). Nog vroeger dan vroeger waren we onverbiddelijk. Insolventie was een misdaad en kon leiden tot een ter dood veroordeling. De soep werd niet altijd zo heet gegeten als ze werd opgediend maar zelfs dan was de schandpaal dichtbij. Laat zestiende en begin zeventiende veranderde het regiem. De handel werd sterker en wie handel zegt, zegt risico. Het bevorderen van handel en het draconisch afstraffen van insolventie gingen eenvoudigweg niet samen. Het was het begin (Frederik dateert het in 1627) van de lange mars naar de moderne regelingen van uitstel van betaling, faillissement en beperkingen van aansprakelijkheid. ‘De domineesbenadering, waarin wanbetaling een zonde is, werd in de Republiek losgelaten voor een koopmansbenadering’. Daarmee liepen we voorop. In andere Europese landen zou het nog lang duren voordat het verstand het begon te winnen van de wraakzuchtigheid. Ook in Engeland, toch geen handelsschuwe natie.
Uiteindelijk won de ‘ratio’. Voor het bedrijfsleven dan. Een zakelijke aanpak van insolventie hebben we ook vandaag nog en we nemen het voor wat het is, inclusief het risico van oneigenlijk gebruik van de faillissementswet. Om trots op te zijn. We liepen voorop! Doen we nog, nu, maar dan in de veroordeling van staten die meer schuld hebben dan wij goed vinden. Voor staten, Griekenland bij uitstek, zweren we nog altijd bij de domineesbenadering. Verschil moet er zijn. Griekenland heeft gezondigd. In niets blijkt het onvermogen van politici duidelijker dan in de moraliserende toon die ze aanslaan zodra ze de kans krijgen zich te uiten over het thema van de staatsschuld. Bos, De Jager, Dijsselbloem, het zijn kinderen van de dominee. Je zou ze eigenlijk uit de buurt van de verlokkingen van het geld moeten houden. De dominee is terug. Economie en politiek, koopmanschap en het ambt van de dominee.
22 november
=0=
Doem
Verhofstadt had aan Rutte een exemplaar geschonken van zijn, samen met Cohn-Bendit geschreven, manifest ´Voor Europa!´ (behalve het manifest bevat de uitgave ook nog een uitgebreid verslag van een gesprek met beide heren, met Jean Quatremet, journalist van Libération, als moderator). Ik las het in Trouw, van 2 oktober. Hij hoopte dat Rutte er iets van op zou steken, voor het (toen nog) nieuw op te stellen regeerakkoord. De kans daarop acht ik klein, niet alleen vanwege de tekst van het intussen tot stand gekomen regeerakkoord maar ook omdat Rutte zich in de toon van het manifest nergens zal kunnen herkennen. Europa of niets, en eigenlijk: of erger dan niets, het is een wonderlijke keuze die het manifest aanreikt. Ik vermoed dat Rutte zich nog wel het fiasco van het referendum over het grondwetvoorstel herinnert, toen twee van de drie stemmers in Nederland dat voorstel afwezen. Dat had met veel te maken, waaronder in elk geval de schrille toon van een aantal politici dat ons voorhield dat als we het voorstel zouden verwerpen de hel in Europa zou losbreken – net zoals dat eerder was gebeurd in twee wereldoorlogen. Dat bleek te veel van het slechte. Nu, eenzelfde schrille toon is het watermerk van manifest en gesprek. Ze weten alles zo zeker dat je je afvraagt of ze zichzelf gerust willen stellen met al hun voorspellingen, waarschuwingen, vergelijkingen, parallellen, projecties, plannen en voorstellen.
De boosdoener is de natiestaat. Ooit (Verhofstadt heeft het over de 18e eeuw, Cohn-Bendit over de feodaliteit, en waarom zouden we ons storen aan slordigheden met een omvang van een eeuw, een paar eeuwen?) was de natiestaat een verbetering. Nu niet meer. Nu is het de doem, de donkere wolk over Europa. Europa is nog steeds een geheel van natiestaten en het zijn die staten die elke vooruitgang blokkeren. Van wie is Europa? Van de burgers, en niet van de natiestaten (: 53). De natiestaten hebben fascisme, nazisme en communisme (kennelijk is elk bolsjewisme een nationaal bolsjewisme, zo leer je nog eens wat) gegenereerd, en in die –ismen vinden we de verantwoordelijken voor twee wereldoorlogen (: 36). Zoek het –isme en je vindt, in welke ideologie dan ook verkleed, de natiestaat en met de natiestaat het nationalisme. Ben je voor de natie dan ben je ofwel een nationalist, ofwel een populist ofwel een conservatief (: 37). Dat schiet op. Natie en nationalisme, het verschil valt weg (ik lees dat ‘de toekomst van Europa postnationaal zal zijn of gewoon niet zal zijn’: 64). Daar kun je over debatteren maar het wordt een wat raar debat als blijkt dat het alternatief voor een nationale natiestaat iets moet worden dat, althans in mijn beleving, amper te onderscheiden zal zijn van een natiestaat, zij het dit keer op de schaal van Europa (en dan kunnen de Engelsen beslissen of ze daarbij horen of dat ze zich aanmelden als de 51e staat van de VS: 128). Cohn-Bendit zal dit wel ironisch bedoelen. Hij heeft het, in navolging van Habermas’ grondwettelijke patriottisme, over een ‘Europees patriottisme’ (:145). Maar als grondwet dan wel Europa de vader is, wie is dan de moeder? De VS, naar ik mag aannemen. De VS moeten als gidsland dienen voor de te stichten federale Verenigde Staten van Europa. De vergelijking met de VS wordt snel en gemakkelijk gemaakt, op die bekende manier waarop modellen worden losgeweekt uit geschiedenissen en vervolgens als navolgenswaardige recepten worden opgedist. Verhofstadt heeft het over een ‘Philadelphiamoment’ voor Europa, in navolging van de VS in 1785/87 (beide jaartallen worden genoemd), toen daar werd besloten over te stappen van een confederatie naar een federatie (: 71, 127). Ons moment moet komen in 2014, bij de eerstvolgende verkiezingen voor het Europese Parlement. Dat is kort dag – de auteurs lijken er niet mee te zitten.
Voor sommigen is het in Europa rondwarende spook een Europese superstaat, voor anderen is het de EU als zodanig. Het antwoord van Cohn-Bendit en Verhofstadt op de eersten zal wel zijn dat alleen al de euro bewijst dat de EU geen staat heeft en het ook niet is. Tot schade en schande, maar de kletsmajoors van de superstaat zouden wel eens een toontje lager mogen zingen. Dat de consequentie daarvan een Europese staat moet zijn (een staat zonder munt kan wel, een munt zonder staat kan niet: 20, 82) is aanvechtbaar. De euro bestaat, de Europese staat bestaat niet. De discussie is nu juist of je meer Europa kunt krijgen zonder van de EU een staat te maken. Als je van mening bent dat er ‘uiteindelijk’ een wereldregering en, neem ik aan, een wereldstaat moet komen zul je dit laatste haarkloverij vinden. Kan zijn, hoewel ik niet graag ruzie met die staat zou krijgen want waar kun je dan nog heen? Het is jammer dat de auteurs er blijk van geven de discussie over wat dan wel een ‘staat’ is en hoe hun ‘staat’ eruit zou moeten zien overbodig te vinden. Er is geen alternatief – en zodra die suggestie zelfs maar wordt gewekt bevinden we ons in het rijk van de politieke armoede.
Het antwoord op de tegenstanders van de EU als zodanig is evenmin overtuigend. We moeten wel tot een sterk Europa komen omdat we anders worden vermalen in de concurrentiestrijd met de VS, Japan, de BRIC landen. Wie klein is gaat ten onder. Is dat zo? De Noren zullen ervan opkijken. Ik snap ook wel dat het opbreken van de EU ongelooflijke schade zal aanrichten maar dat is een heel ander argument en ook hier weigeren de auteurs enige relativering aan te brengen.
Waarom deze publicatie? De voorstanders van meer EU (ik bijvoorbeeld) kunnen ook wel zonder, de tegenstanders zullen hun schouders ophalen. Als zelfs de goede argumenten (en die zijn er, waren er ook al eerder en waren al eerder verwoord en staan nu her en der in de tekst) worden ondergedompeld in doem, als zelfs de toekomst van Europa zijn aantrekkingskracht aan niets anders kan ontlenen dan aan de huiver voor een herhaling van een gruwelijk verleden, wat hebben de auteurs dan bereikt en wat hebben ze willen bereiken?
Misschien dat ze daar nog eens een interview aan kunnen spenderen.
21 november
=0=
Corrupt
Enkele weken geleden hield ik een praatje voor CNV Vakmensen. Na afloop kreeg ik een kistje met twee flessen wijn. Dat komt meer voor. Je wordt ergens uitgenodigd, doet je ding en als dank krijg je een cadeautje. Zou dat corrumperen? Moet je het bij de belasting opgeven en dan eerst zelf op zoek gaan naar de exacte prijs van het cadeautje? Het komt natuurlijk voor in de boeken van de gever. Op naam? Moet je dat weten? Moet je het weigeren?
Als ik Michel van Hulten goed begrijp had ik het moeten weigeren. Het begint klein maar voor je het weet voel je je bij een volgende gelegenheid genoopt ook dan weer op een verzoek in te gaan. Niks mag, dat zou de regel moeten zijn. Niks aannemen, niks schenken. In naam van de zuiverheid. En in het belang van de geplaagde belastingbetaler. Nog vorige maand repte Van Hulten over een jaarlijks bedrag van 4 miljard euro dat met corruptie gemoeid zou zijn in ons land. We weten het niet zeker want het is niet geregistreerd maar als we Nederland met het VK vergelijken – waar het wel wordt geregistreerd – dan is die 4 miljard een redelijke schatting. Grote en kleine corruptie (het onderscheid schijnt in zwang te zijn bij VNO-NCW dat de grote corruptie verfoeit maar niet goed weet hoe de kleine corruptie te vermijden zou zijn) bij elkaar? Je zou je maar eens verplicht kunnen voelen. Het zou kunnen zijn dat de gulle gever met het cadeautje – de kleine corruptie – een claim denkt te hebben op een toekomstige prestatie. Het begint met een vinger en voor je het weet ben je een hele hand kwijt. Er zijn geen aardigheidjes, geen gestes, want daar heb je op z´n minst twee mensen voor nodig en je weet nooit of de ander geen dubbele agenda voert. Nee, ik niet natuurlijk, maar zij.
Je kunt zeggen dat het in mijn geval niet om een zakelijke transactie gaat en dus anders beoordeeld moet worden dan in het geval van een bedrijf dat met een ander bedrijf of met de een of andere overheid in de slag gaat. Of een ambassadeur die, zoals ik bij Van Hulten las, met kerstmis altijd ladingen wijn krijgt. Vroeger deden sommige mensen dat ook bij de huisarts. Geef je alleen wat als je er wat voor terug verwacht, niet direct maar later en wie bepaalt dan wanneer en waarvoor dat ‘later’ aan de beurt is? Is er een gever met zuivere bedoelingen, ook als de omstandigheden wijzigen? Geldt altijd voor wat hoort wat? Of moet je alleen dan op je tellen passen als je van een gift of een voorkeursbehandeling afhankelijk wordt? Wanneer is een of andere uitwisseling – als je iemand vraagt iemand anders de groeten te doen, zit daar misschien een bijbedoeling bij, als je je uitnodigingenlijst opstelt en verzendt, heb je misschien meer op het oog dan alleen de kwaliteit van de bijeenkomst – indirect een poging invloed uit te oefenen? Zit er aan elke zaak niet ook en altijd een persoonlijk aspect en kleeft er aan elke persoon niet ook ergens een zakelijk aspect? Is een ‘netwerk’ nog wat anders dan een poging invloed uit te oefenen in je eigen voordeel? We noemen het ‘sociaal kapitaal’, dat netwerk, en wat heb je aan kapitaal dat geen enkel rendement sorteert? Is een netwerk denkbaar waarin je geen handel met je contacten voor hebt? Wanneer is sprake van handel in invloed? Is elke handeling feitelijk of op z’n minst potentieel handel?
Je hoeft er maar even over na te denken en het aantal vragen over ‘corruptie’ en andere essentiële ingrediënten van een aangenaam bestaan rijst de pan uit. Natuurlijk, het is allemaal verbonden met vertrouwen. Wie iets of iemand vertrouwt hoeft niet alles meer over dat iets of die iemand te weten. Een prettige onwetendheid want wat niet weet wat niet deert. Tot je erachter komt dat je bij iets betrokken was waar je een smetje van kan oplopen en als je wilt dat het zo ver niet komt, als je het smetje niet wilt tonen, dan moet je een rookgordijn optrekken. Weet je dat allemaal vooraf, had je het kunnen weten, had je het moeten weten, had je er rekening mee moeten houden dat vertrouwen kan overgaan in vertrouwelijkheid en vertrouwelijkheid in medeplichtigheid, in elk geval in de ogen van het publiek? Is wantrouwen – ik moet alles weten voor ik ergens aan begin – niet een aan te bevelen weg?
Afgelopen zaterdag, in NRC Weekend, vond ik een artikel met de titel ‘Ons gepolder werk corruptie in de hand’. De auteur, net als Van Hulten verbonden aan Saxion Hogescholen, doet twee dingen. Ze identificeert in de eerste plaats de polder met ‘pacificatiepolitiek’. De polder is de achtertuin van bestuurlijk Nederland. Daarmee plaatst ze elk zbo en iedere rwt, zonder ze overigens zelfs maar te noemen, midden in de polder. In de wondere nieuwe wereld van zbo en rwt gaat, volgens recente informatie van de Rekenkamer, 132 miljard om, en niet iedereen doet dat even zorgvuldig. Corruptie? Nou, lees ik, als we onder corruptie ook ‘handel in invloed’ verstaan, dan is elke oogje dat wordt toegeknepen een geval van corruptie. Wie mocht denken dat de polder over de SER en de STAR gaat heeft zich deerlijk vergist. Over die overlegorganen gaat het niet. En daarmee gaat het ook niet over die nuttige scheiding die we hebben aangebracht tussen dit type overleginstituties en de eigenlijke onderhandelingstafel. Dat is het tweede punt: tussen overleg en onderhandeling zit geen licht. Volgens mij zijn dan de rapen gaar, volgens haar zit het in onze geschiedenis ingebakken. De auteur schrijft het allemaal toe aan de ‘pacificatiepolitiek’, de politiek waarin beslissingen over ons en zonder ons worden genomen. Die politiek is, schrijft ze, een doel op zich geworden en daar is de polder het symbool van. Voor wie is het een doel op zich? We hadden het kunnen raden: voor de elite, de deus ex machina van elk rammelverhaal. Wat doet de elite? Elkaar de bal toespelen en de rijen gesloten houden. Wat is dan polderen? Dat is ‘het onderhouden van informele, ietwat verborgen, netwerken waaruit afspraken ontstaan (…)’. We kunnen veel van de SER en de STAR zeggen, maar niet dat het informele en ietwat verborgen netwerken zijn. Daarmee is niet gezegd dat zich binnen deze netwerken geen netwerken kunnen vormen die aan de omschrijving van de auteur beter beantwoorden, maar daarmee is het nog geen goede omschrijving, noch van de polder, noch van de pacificatiepolitiek.
Onze variant van maatschappelijk corporatisme, ons naoorlogs compromis, staat steeds meer op de tocht. Brussel, deregulering en liberalisering, de ontzuiling, de verzelfstandiging en privatisering van overheidsdiensten en –bedrijven, ze hebben er allemaal mee te maken, gewoon omdat wij onze maatschappij lang in nationale termen dachten en bedachten en daar nu niet meer mee uitkomen. Dat levert tal van nieuwe vraagstukken, problemen en missers op, waarvan ik zou denken dat die niet aan onze pacificatiecultuur moeten worden toegerekend, maar, if at all, aan de aanpassingen van een nog voornamelijk nationaal opgetuigd overleg- en onderhandelingscircuit aan nieuwe omstandigheden en deels ook nieuwe spelregels (met de vrolijk uitdijende toezichtindustrie als onwennige en qua bevoegdheden regelmatig nogal gehandicapte scheidsrechter). Er is daarbij eerder sprake van een te weinig dan van een te veel aan ‘traditie’ en ‘cultuur’, gewoon omdat zich in en gegeven deze verhoudingen eest maar eens een traditie en een cultuur moeten ontwikkelen. De auteur wil aannemelijk maken dat alle miskleunen in haar polder de voortzetting zijn van een oude cultuur in nieuwe omstandigheden. Ze zou het beter kunnen omkeren: alle miskleunen zijn het gevolg van een gebrek aan cultuur, van de afwezigheid van een cultuur, en daarom komt het platte eigenbelang steeds beter aan z’n trekken. Dat is niet beleefd, het is evenmin vertrouwenwekkend, en het is al helemaal niet chic. Maar je moet wat en je moet zeker wat als je wordt verondersteld je eigen wiel uit te vinden. Hoe? Dat geef je niet prijs. Toch?
Hoe is het mogelijk om de gebeurtenissen zo vertekend te lezen en weer te geven? Te verklaren? Te verklaren door een beroep te doen op cultuur als explanans terwijl cultuur het explanandum is?
Corruptie, het zou ons niet mogen smaken. Elly en ik vonden die wijn niet eens zo lekker. Zou het aan de wijn hebben gelegen?
20 november
=0=
Verval
Het aantal artikelen met een opgewekte boodschap over Europa is niet groot de laatste tijd. Maar het komt nog voor. Afgelopen zaterdag trof ik in NRC Handelsblad een stuk aan van de Indiase, aan de Wereldbank verbonden, auteur Indermit Gill. Europa in verval? Welnee. Europa is een groot succes!
Dat stemt tot tevredenheid. Althans, het stemt mij tevreden. Iets van de toon en de muziek. Nu eens geen gedoe over het democratisch tekort, de ingewikkelde besluitvorming, de Brusselse machtshonger, de corruptie die met knoflook gepaard schijnt te gaan (hoewel, in hetzelfde katern van de krant vind ik een bijdrage over de polder die ook al corruptie bevordert, en nu ik erover nadenk zal elk stelsel waar mensen elkaar wat vaker tegenkomen ongetwijfeld en onvermijdelijk wel eens tot vertrouwelijkheden aanleiding geven en wat is nou helemaal het verschil tussen vertrouwelijkheid, dingen door de vingers zien, de ogen sluiten en ranzigheid?), en andere misère. Nee, het is een artikel over de successen van Europa en die zijn niet gering. Europa is, stelt de auteur vast, de ´beste omgeving voor opkomende economieën´. Hij kijkt daarbij naar Centraal en Oost Europa, en naar Ierland en constateert forse groeipercentages. Op financieel en monetair gebied ziet hij dat spaargelden uit de rijkere landen worden geïnvesteerd in landen als Bulgarije, Tsjechië en Polen. Ja, in ons land brengen we het liever naar de VS, maar wij hebben dan ook een lange geschiedenis van rentenierkapitalisme. Wij zijn een beetje uitzonderlijk. Misschien omdat we een te grote financiële sector hebben, net als het VK. Maar over Nederland en het VK gaat het niet in het artikel. Wel over Duitsland en Zweden, landen die er in zijn geslaagd hun tot voor kort niet onaanzienlijke economische problemen te overwinnen. Het heeft, begrijp ik, iets met de combinatie van onderwijs, onderzoek en arbeidsmarkt te maken. Andere landen zouden er, volgens Gill, van kunnen leren. Wij, in Nederland, bijvoorbeeld want je kunt veel van ons zeggen maar niet dat we enig gis beleid hebben op het vlak van die combinatie.
Ik houd van het artikel een beetje de indruk over dat Europa niet beseft hoe sterk het is. ´De critici van Europa zullen moeten inzien dat de grootste successen en de snelste oplossingen altijd meer en niet minder Europa hebben betekend´. Misschien is dat wel de verklaring voor de Nederlandse malaise in het gesprek over Europa: dat niet alleen de critici maar ook tal van voorstanders twijfelen aan dat ´meer´. Het verval zit niet in het verleden, het verval zit in het politieke onvermogen over problemen heen te kijken. Onze premier is exemplarisch. Hij vindt dat onvermogen een deugd.
Kortzichtige mensen houden niet van vergezichten.
19 november
=0=
Dickens
Het kan altijd erger. In Glasgow bijvoorbeeld waar in sommige buurten de armoede groot is, de gezondheid slecht en het aantal zelfmoorden onrustbarend. Een mens zou er depressief van worden en dat klopt daar dan ook. Depressies. Alcohol. Geweld. Je zou het niet geloven als je Dalrymple gelooft maar het was niet altijd zo. De industrie vertrok en toen kwam de ellende. Dickensiaanse toestanden wordt het in de krant (Trouw, De Verdieping, 16 november, pp. 2/3) genoemd. Er wordt aan toegevoegd dat armoede en een grote afstand tussen arm en rijk al een lange geschiedenis in het VK hebben. Misschien dat het er in de eerste dertig naoorlogse jaren wat beter uitzag maar na 1980 is het weer helemaal raak. We kunnen het zien op een tweetal grafiekjes die bij het artikel zijn afgedrukt. In het linker grafiekje (het voor mij interessantste) wordt de inkomensongelijkheid in het VK vergeleken met die in Nederland, in de periode eind jaren zeventig in de vorige en midden jaren nul in deze eeuw. Het geeft de stand van zaken weer van de inkomensverdeling na aftrek van de belastingen. In termen van de Gini-ratio (bij een uitkomst van 0 heeft iedereen evenveel inkomen, bij een ratio van 1 heeft 1 persoon alle inkomen) klommen de Britten van 0.25 naar 0.40. Dat is een gigantische toename van de ongelijkheid. Thatcher zette de beuk erin, Blair had wel wat anders aan z´n hoofd, Brown mocht niet baten en Cameron verwacht veel van de liefdadigheid.
Nee, dan wij. Ook bij ons is de ongelijkheid sinds de jaren tachtig toegenomen, maar dan wel pas sinds de late jaren tachtig. Dan zien we zelfs een sprongetje, dat ons op een niveau brengt dat in de jaren negentig weer tamelijk stabiel lijkt. Rond 2000-2001 zien we opnieuw en zelfs een wat groter sprongetje naar meer ongelijkheid: dat sprongetje staat voor de herziening van het belastingstelsel. Niettemin, het is een stuk bedaarder dan in het VK. Bij ons neemt de ongelijkheid toe van 0.23 naar 0.27 en de helft van dat verschil staat in verband met de belastingherziening. Ik vermoed dat het slopen van een stukje progressie dat halfje verklaart. Tja, denk ik dan, dan zou het toch mooi zijn als dit kabinet daar wat aan zou doen. Bijvoorbeeld door in plaats van de heffingskortingen ingewikkelder en selectiever te maken gewoon weer wat progressie in de directe belastingen terug te brengen. Maar dat gebeurt niet. En dan komen we bij een belangrijke reden waarom die belastingherziening van het begin van de eeuw zo belangrijk is. Want er is meer dan alleen een afnemende progressie in het belastingstelsel.
Toch, sinds die herziening worden de belastingen ingezet om de arbeidsparticipatie te vergroten. Dat gaat op kosten van de uitkeringen. Het begon met de AOW: een belangrijk deel van de heffingskortingen werd en wordt gefinancierd uit de premieopbrengsten voor de AOW. Dat is niet netjes en het verklaart een deel van de noodzaak om de AOW leeftijd te verhogen, versneld zelfs want de gelden voor de heffingskortingen moeten ergens vandaan komen. Je doet een greep in de kas, zegt dat de kas bijna leeg is en zorgt ervoor dat de aanspraken op de kas pas later kunnen worden ingediend en ook nog wat lager uitvallen.
Wat voor de AOW geldt, gaat op voor de gehele uitkeringensfeer. Wie werkt krijgt als individu de heffingskorting. Wie niet werkt krijgt die kortingen niet. Wij bedrijven inkomenspolitiek via de heffingskortingen. Tweeverdieners krijgen twee keer korting. Twee uitkeringen krijgen dat ook, maar dan niet op hun belastingaanslag maar op hun uitkering. Toch een verschil. Wie van een uitkering moet leven wordt niet als individu maar als lid van een gezinseenheid behandeld, en in een gezin mogen geen uitkeringen worden ´gestapeld´. Eentje is genoeg. De belastingen corrigeren eerder luie opdonders dan luie vermogens. Dat zeggen we niet, we zeggen alleen dat we de hardwerkende mens een belastingbeloninkje geven.
Dus ja, geen wonder dat we sinds het in het eerste decennium van de nieuwe eeuw een sprongetje in het niveau van de inkomensongelijkheid zien. Dat niveau gaat ook niet dalen met ons nieuwe kabinet. Het is Drees, zegt onze premier. Dreesiaans. Een nieuw woord. En alweer een historische vervalsing – alsof Rutte er plezier in heeft keer op keer te demonstreren dat het met de kwaliteit van de studie in zijn dagen niet best gesteld was.
De fout van de AOW was niet dat het een volksverzekering was, de fout was dat we het financierden als een werknemersverzekering met een forse premiebetaling voor de lagere en middeninkomens en een premievrijstelling voor alles wat boven dat midden werd verdiend. Fiscalisering was van het begin af aan beter geweest maar dat mocht destijds niet van de KVP. En vandaag de dag gebruiken we de fiscalisering precies de andere kant op: niet om een uitkering en het recht op een uitkering veilig te stellen maar om de werknemer met de andere hand te compenseren voor wat de ene hand aan premie heeft opgehaald. De hardwerkende Nederlander is de enige erkende Nederlander, u zegt het. De VVD heeft gewonnen en biedt Drees aan de PvdA aan als doekje voor het bloeden.
Drees? Dickens? Dalrymple? What’s in a name? Ik hoor het de premier bijna zeggen. We moeten de premier een compliment maken voor zijn historische inzicht dat de geschiedenis in de moderne sociale onzekerheid er geen bal meer toe doet. Of inzicht, eerder een overtuiging. Die overtuiging wordt, ik schrijf het met grote treurnis, gedeeld door de PvdA. De belastingherziening kwam voort uit een kabinet van VVD en PvdA (met D66 in een overbodige bijrol). Het huidige kabinet gaat onverdroten op die weg voort.
18 november
=0=
Besparingen
Enkele dagen geleden trof ik de volgende passage aan in een column van Harrie Verbon in de Volkskrant. Hij verzette zich tegen bezuinigingen en stelde dat het geld in ons land zo ongeveer over de rand klotst. Het probleem is niet het geld, het probleem is de bestedingen. Het geld wordt niet in eigen land besteed. Hij schrijft: ‘Dat zien we vooral als we naar het saldo op de lopende rekening kijken. Dat saldo is momenteel bijna 10 procent van het nationaal inkomen, het hoogste in de EU. Nederland is meer en meer het China van Europa aan het worden. Tegenover een positief saldo op de lopende rekening staat immers een nagenoeg even grote kapitaalexport. Dat wil zeggen dat Nederland momenteel zoveel spaart dat het die besparingen in het binnenland kennelijk niet meer renderend kan beleggen en daarvoor naar landen gaat waar men om verschillende redenen verlegen zit om kapitaal. Dit zijn landen zoals de Verenigde Staten, die al decennialang op de pof leven, maar ook zuidelijke EU-staten.’
Het opmerkelijke is dat je in de boeken dan toch iets zou moeten zien van de opbrengsten van die kapitaalexport. Dat is echter een goed bewaard geheim. Je kunt zoeken wat je wilt maar je vindt het niet. Of we in een crisis zitten hangt niet alleen af van de definities die daarvoor worden gehanteerd maar ook van de registratie van transacties – en die registratie is onvolkomen. Waarom? Ik zou het niet weten. Nederland het China van Europa? Waarom ook niet. Een week geleden (om en nabij) vergeleek Paul de Grauwe Nederland al met een hedgefund: goedkoop lenen en duur uitlenen. Nederland profiteert van de eurocrisis. Waarom zouden wij dan actie ondernemen om daar weer uit te raken? We worden slapend rijk, zelfs nu groeit de export nog en daarmee het overschot op de balansen, we kunnen vrijwel gratis lenen en dat tegen een leuk prijsje doorverkopen, dus wat willen we nog?
Nu, we willen dat iedereen van de ernst van de situatie doordrongen is. Gelukkig hebben we daar de media voor. Zo las ik dat Matthijs Bouman de daling van het bbp toeschrijft aan onze internationale positie die onze kracht maar ook onze zwakte is, aan de vraaguitval (minder consumptie en met name minder investeringen), aan politieke instabiliteit. Nu ja, zegt hij, het is maar een momentopname. Dat klopt en zijn algemeenheden kloppen ook, al enige jaren en niet alleen in Nederland en kunnen daarom ook niet verklaren waarom Nederland het slechter doet dan Portugal, Spanje, Italië, Frankrijk, het VK, Duitsland en nog zo wat landen. En wat ontbreekt in het lijstje ‘oorzaken’ van Matthijs? Precies, alle factoren die van de ene kant door Verbon worden aangedragen en alle factoren die vanaf de andere kant door De Grauwe worden aangedragen. Verbon en De Grauwe vallen buiten de consensus van de meerderheidseconomen en beleidsadviseurs, dezelfde mensen die door Xander van Uffelen vorige week werden aangeklaagd om hun enorme, verwarrende, overbodige diversiteit. Talking Heads. Ja, dan kun je Verbon en De Grauwe er niet ook nog bij hebben.
In ons land zou eens een debat moeten worden gevoerd over papegaaien.
16 november
=0=
Polder
Op de opiniepagina van Trouw, gisteren, een artikel van Wout Buitelaar. De strekking: de polder is nooit weggeweest en de polder doet het nog altijd heel aardig. In Trouw, vandaag, een artikel over een stroom werkgevers die, tegen het pensioenakkoord in, hun pensioenverplichtingen bij een verzekeraar onderbrengen. Geen pensioenfonds meer, geen onderhandelingen meer, geen aanpassingen, bijstortingen meer, gewoon uitbesteden aan een verzekeraar en die mag de ingezamelde premie beleggen. We zien wel wat er uit komt. Of beter, de werkgever ziet dat niet en wil het ook helemaal niet meer zien, de werknemer ziet het. En die weet vooraf niet meer wat hij te zien zal krijgen. De werknemer heeft niet langer gespaard, en de referentie naar ‘uitgesteld loon’ kan ook definitief naar de geschiedenisboeken. De werknemer heeft niet gespaard, de werknemer heeft belegd, zonder ooit te hebben willen beleggen. Resultaten van gisteren geven geen garantie voor de toekomst. U merkt het wel.
FNV en VNO-NCW staan erbij en kijken ernaar. Ze vinden het niet leuk, meldt de krant. Van de FNV had ik dat verwacht maar van VNO-NCW? Misschien dat die wending, weg uit het pensioenfonds en toe naar de verzekeraar, niet met de letter van hun handtekening onder het akkoord spoort, maar toch zeker wel met hun inzet? Daar ging het toch om? Voor hen was het pensioenfonds niet meer nodig. Ze drukten daar twee dingen tegelijk mee uit. In de eerste plaats dat de dominantie van de langdurige arbeidsrelatie door hen niet langer als de maat voor wat dan ook, en dus ook niet voor pensioen en pensioenopbouw, werd beschouwd. En in de tweede plaats dat ze aan de vele nog bestaande langdurige arbeidsrelaties geen boodschap meer hadden. In het verleden verrichte prestaties hebben elke betekenis verloren.
En wie zal het ze kwalijk nemen? Waar wordt het verleden van een werknemer nog wel erkend? Niet in de sociale zekerheid – dit kabinet gaat onverdroten verder op de ingeslagen weg dat je als werknemer niets opbouwt dat je niet bij werkloosheid onmiddellijk wordt afgenomen. We gaan niet uit van wat u bewezen heeft te kunnen, we gaan uit van ‘wat u nog wel kunt’. De uitdrukking alleen al is hoon. U dacht iets van ontslagbescherming te hebben opgebouwd? U leeft in de vorige eeuw, meneer.
De langdurige arbeidsrelatie, dat was de polder. Die polder is er niet meer. Dat Wientjes er goede herinneringen aan heeft, ik zal het niet ontkennen. Het is per slot prettig een adresje te hebben waar over loonmatigingen, nullijnen en ‘beheerste loonontwikkeling’ kan worden gesproken. Zodat we allemaal ons steentje bijdragen en zo. Begrijpelijk. Een beetje werkgever vindt het onontkoombaar dat je pensioen onvoorspelbaar geworden is. Maar dat loonkosten onvoorspelbaar zouden worden – een gruwelijke gedachte.
15 november
=0=
Buurman
Je bent gelukkig als je gelukkiger dan anderen bent en je hebt pech als je meer pech dan anderen hebt. Het eerste is beter onderzocht dan het tweede. Goh! Ik maak dit op uit een artikel in Trouw van gisteren (‘we meten onze rijkdom af aan het salaris van de buurman’). Krijg je meer dan ben je blij, tenzij je collega nog meer krijgt. Bij pech hoor ik m’n moeder weer zeggen dat andere mensen het nog slechter hebben. Gek, het klonk toch niet als troost. Zou ik blij zijn met de pech van mijn buren? Word ik daar gelukkiger van? Doe ik mezelf tekort als ik me niet vermei in hun tegenslag? Ik vraag het me af, ik bedoel dat ik het niet wil uitsluiten maar zeker niet als algemene reactie of ‘ervaring’ zou willen verdedigen of zelfs maar aannemelijk achten. Geluk en pech zijn asymmetrisch zou ik vermoeden en een artikel over het onderzoek dienaangaande dat dit vergeet te vermelden is een overbodig artikel. Daar word ik niet blij van en ongelukkig evenmin. Tussen geluk en pech ligt een brede zone van onverschilligheid. Het leven zou onleefbaar worden als het niet zo was. Wordt die zone groter of kleiner? Dat zou ik nu best eens willen weten. Om te beginnen: de meeste van mijn buren ken ik niet.
Ik geef toe, ik ben bevooroordeeld. Voor mij is de scheidslijn tussen gelukonderzoek en gelulonderzoek erg dun. Jaren geleden al schreef Tibor Scitovsky een mooi boek over de ‘vreugdeloze economie’, de economie die ons comfort zo grondig verzorgt dat er niks te doen overblijft en we in plaats van vreugde verveling overhouden. Geef mensen een product waar ze nog wat aan kunnen knutselen en ze worden vrolijker dan wanneer je ze producten aansmeert die zo af zijn dat het plezier er binnen de kortste keren ook af is. In de VS, begrijp ik, is nu een ‘Makers movement’ aan het ontstaan. Vaarwel consument, hallo gebruiker. Het zal, als Scitovsky gelijk heeft, de vreugdeloosheid indammen en de lol doen toenemen. Daar kan een mens gelukkig van worden en eigenlijk weten we dat ook allemaal wel. Je hebt zelf een rol! Het hoeft geen hoofdrol te zijn. Het hoeft niet eens een klein rolletje te zijn. Maar als we zelfs de figurantenstatus niet bereiken voelen we ons niet serieus genomen. We willen weten dat we zelf een rol spelen in datgene wat we hebben bereikt, en we vinden het weinig geslaagd als het ons vervolgens uit handen wordt geslagen. Moet mijn buurman dat zien? Zijn mijn geliefden en vrienden niet genoeg?
Bereiken (reiken naar, er in de buurt komen, het binnenhalen, erop voortborduren of iets nieuws oppakken om dat weer te bereiken) is het sleutelwoord. Als het lukt heb je twee keer geluk, want je bent waar je wezen wilt, en je hebt de risico’s die aan je inspanning hangen genomen zonder daarin beschaamd te zijn. Is geld daar een goede uitdrukking van, van dat bereikt hebben? Dwaze vraag zou ik zeggen. Maar Trouw zou Trouw niet zijn als het de vraag niet had opgeworpen ‘of geld gelukkig maakt’. En ja hoor, het antwoord is dat als je er meer van krijgt je tevredenheid toeneemt. Tot op zekere hoogte. Enzovoorts. Wat is loon? Een bedragje voor je levensonderhoud, een indicatie van hoe tevreden je baas met je is, een signaal aan de buren want hun auto is kleiner en ouder. Is dat loon naar werken? Het hangt er maar vanaf. Loonsverlaging, de ww, de bijstand? Anderen hebben het nog slechter, de mantra van de fantasielozen. Gelukkig dat de geïnterviewde hoogleraar nog opmerkt dat als je ook nog wat doet je dat meestal met en/of voor anderen doet en dat je daar pas echt content van wordt. Doe wat, is zijn aanbeveling.
Ik zou denken dat we de rijkdom van de ouderen eens op die aanbeveling zouden moeten toetsen. Het zou tal van debatten kunnen opfrissen. Het voordeel is dat je het aan de betrokken mensen zelf kunt vragen. De buurman heb je er niet voor nodig. Die komt vanzelf wel aan de beurt.
14 november
=0=
Ombuigingen
Als je het beginsel van de verzorgingsstaat – dat mensen sociale rechten hebben – verlaat, kun je dat dan een ‘ombuiging’ noemen? Ik zou het eerder een kleine revolutie willen noemen. Nou goed, voor technocraten is het misschien niet meer dan het draaien aan wat ‘knoppen’, maar voor gewone mensen is het wel wat anders. Je had rechten, die worden afgeschaft en wat je terugkrijgt heet een voorziening. Bij een recht wordt de voorraad hulp- en ondersteuningsmiddelen aangevuld, bij een voorziening geldt op is op. De AWBZ was een recht, het is de afgelopen jaren steeds meer een voorziening geworden, en met het nieuwe regeerakkoord wordt de nieuwe status ook formeel vastgelegd. Rechten? Daar doen we niet meer aan mevrouw. Leest u de notitie van het CPB er maar op na, daar staat het allemaal netjes opgeschreven.
We lezen:
‘Alle overige extramurale AWBZ-zorg ten bedrage van ongeveer 10 mld euro wordt overgeheveld naar de gemeentelijke WMO. Het verandert daardoor van een verzekerd recht in een voorziening. De functie dagbesteding wordt als zodanig geschrapt. Aanspraak op persoonlijke verzorging is er alleen nog bij een indicatie langer dan 6 maanden, onder verdiscontering van een norm voor gebruikelijke zorg van 30 minuten per week. Het gaat gepaard met een taakstellende besparing van 1,6 mld euro.
Wat overblijft in de AWBZ is de intramurale zorg voor gehandicapten en ouderen met zorgzwaarte 5 en hoger. Daar is een bedrag van ongeveer 12 mld euro mee gemoeid. De eigen bijdragen voor intramurale zorg gaan omhoog met 0,1 mld euro. De uitvoering van deze romp-AWBZ wordt georganiseerd als een landelijke overheidsvoorziening langdurige zorg met een budgetgrens. Het verandert dus van een verzekerd recht in een voorziening.’
Wat past het toch allemaal mooi in elkaar. Wie werkloos wordt heeft geen kans op een baan maar des te meer kans op werk. Anders geen uitkering. Werk is er meer dan genoeg, daar was de WMO al helmaal op bedacht en nu moet puntje maar eens bij paaltje komen. In de thuiszorg wordt gevreesd voor vele ontslagen en dat lijkt me een terechte vrees. Maar, zal de gemeente zeggen, je kan toch gewoon je werk blijven doen? Je krijgt toch een uitkering? Je bent toch niet te beroerd aan de mooie doelen van de WMO bij te dragen?
Nee, recht hebt u nergens op, maar met die voorzieningen komt het piekfijn in orde hoor, maakt u zich vooral geen zorgen. De gemeente doet z’n best en de landelijke overheid doet z’n best. U moet het natuurlijk wel aanvragen en zo en de kans dat het nee is mag u niet onderschatten, maar om u in staat te stellen uw aanvragen zorgvuldig en keurig op tijd op te stellen schaffen we de ‘functie’ dagbesteding af. U heeft in de toekomst wel wat beters te doen.
13 november
=0=
Hol
Alles wat hol is, zal instorten. Schrijft Ad Verbrugge in het FD van afgelopen weekend. Het is zelfs de titel van zijn essay. Tjee, denk ik dan, nooit bij stilgestaan eigenlijk. Zou het zo zijn? Zouden alle holle zaken in elkaar storten? Heeft de tand des tijds geen zeggenschap over volle zaken?
Dat heb ik nou altijd met Verbrugge. Hij suggereert volheid en wat ik overhoud is holle bolle retoriek. Zo gaat het dit keer om leiderschap, dat ‘aards’ moet zijn of niet zal zijn. We zijn het contact verloren met lijf en aarde en daarom kondigt zich ‘het einde van de huidige wereldorde’ aan. Toe maar. Wat is die wereldorde? Als ik het goed begrijp is dat de globalisering. Daar kun je veel van zeggen maar niet dat het een orde is. Ik geloof dat Verbrugge ook wel vindt dat het meer een wanorde is – maar dan hebben we dus geen wereldorde en hoeven we ook niet op zoek naar een nieuwe. Of wel? Verbrugge vindt van wel.
De roep om een nieuwe orde, mij bevalt het maar niks. En dat nog afgezien van het besef dat de globalisering – het eenvoudige gegeven dat we altijd overal en waar ook direct bij kunnen en dat we dat ook zijn gaan doen gedurende ruwweg de laatste twintig jaar – eerder meer dan minder zal worden. Verbrugge had, als hij een argument had willen uitwerken, de gevolgen daarvan kunnen aangeven, in termen van orde/wanorde bijvoorbeeld, niet in termen van ja/nee. Een argument is te veel gevraagd. In plaats daarvan krijgen we aards leiderschap aangeboden. Of krijgen we dat? Er is behoefte aan leiderschap (‘het publiek zoekt wel degelijk naar leiders’) maar dat zou ook best eens een media-effect kunnen zijn (‘of er daadwerkelijk een gebrek aan leiderschap is, doet er eigenlijk niet eens toe’). Tegen de achtergrond van deze auteursverwarring begrijp ik zijn behoefte aan orde. Met filosofie heeft dat niets te maken, met gewoon redeneren ook niet. Het zal wel psychologisch moeten worden geduid. Orde in de klas, kinderen, anders kan zelfs de goed geaarde meester geen pad uitzetten. En dat wilden jullie toch?
Alles wat hol is, zal instorten. Een voortreffelijke titel.
12 november
=0=
Consensus
Gisteren kreeg je bij de Volkskrant een boekje (van Kafka) cadeau. Ik koop de Volkskrant vrijwel nooit maar gisteren dus wel. Ik wou de krant niet, ik wou het boekje. Een kinderhand, weet je wel. Verkopers weten er alles van. Doe net of je ze wat geeft en moet jij eens zien. In drommen, meneer. Dat is pas economie.
In het katern Vonk in de VK van gisteren staat een artikel van Xander van Uffelen, getiteld ‘Economen spelen politicusje’. Wat blijkt? Economen zijn het onderling vaak helemaal niet eens en zo wordt een verwarring die toch al groot was nog groter. Dat kan beter, denkt Xander. Er moet wat meer consensus in die economie. Dat is goed voor het beleid, en consistentie in beleid is hard nodig, zeker als de politiek zelf instabiel is. De vraag is, hoe die consensus te bereiken. De vraag of consensus niet de hond in de pot is wordt niet gesteld. Het volstaat als de economen ons geen voorspellingen aan de hand doen maar alleen de gevolgen schetsen van beleidsmogelijkheden. Dan, zo vertelt Xander ons, is er al veel meer consensus. Kennelijk zijn voorspellingen over mogelijke gevolgen geen voorspellingen. Op voorwaarde dan dat ‘economen om te beginnen helder zijn over enkele cruciale economische wetmatigheden’. En, de ‘basisinzichten uit het economische leerboek moeten onomstreden en toegankelijk zijn’.
Tot mijn verdriet laat de schrijver na welke ‘cruciale economische inzichten’, afgeleid van ‘welke basisinzichten’ uit ‘het’ (welk?) economische leerboek hier bedoeld worden. De consensus is zo groot dat die gegevens bekend mogen worden verondersteld. Dat is een vergissing. De enige economische wetmatigheid die ik ken is niet economisch maar politiek, beleidsmatig en institutioneel: altijd zorgen voor iets meer geld dan nodig, altijd zorgen voor iets meer arbeidsaanbod dan nodig. Inderdaad, overtreedt die regels en de gevolgen zullen zich tonen. Nog iets anders van uw dienst?
De vraag die hieruit voortvloeit is opnieuw niet economisch: waar is de overheid die het geld kan sturen en waar is de overheid die het arbeidsaanbod kan manipuleren? In Den Haag zullen we die overheid niet vinden. Het is ook een vraag of we die overheid überhaupt zouden moeten willen vinden, maar dat is weer wat anders.
Hoe dan ook, ik weet wel zeker dat Xander van Uffelen dit niet heeft bedoeld. Zijn economische consensus schurkt aan tegen het lumineuze idee van Ernst van Koesveld van het ministerie van Financiën. Die heeft het ook niet over economie maar over de vraag hoe je ‘draagvlak’ moet vinden voor belangrijke economische kwesties. Daar heeft de man hele eenvoudige ideeën over die in onvriendelijker contexten als ‘hersenspoeling’ dan wel ‘indoctrinatie’ opgeld hebben gedaan maar die bij hem worden aangeduid als het bereiken en beïnvloeden van ‘onderliggende preferenties’. In gewone taal betekent dit dat mensen voorkeuren hebben maar ook waarden en dat die twee wel eens kunnen botsen. Bij een nette samenleving hoort echter geen ‘waardenconsensus’, maar ‘waardenpluriformiteit’ en wie die pluriformiteit (de variatie in ‘onderliggende preferenties’) wenst af te schaffen weet niet wat waarden zijn. Hij verwisselt ze met een ideologie.
Hou die ideologie vol (en, hoewel dat er niet bij staat, verzwijg of onderdruk dissidente geluiden, vermoedelijk te beginnen in ‘het’ leerboek en met de Volkskrant als eerste eindpunt) en na een tijdje trappen ze er in en passen hun ‘onderliggende preferenties’ aan. Ze? Ja, iedereen als het goed is. Hoe dat gaat? ‘Het mechanisme is dat wanneer steeds meer mensen het beleid internaliseren, er op een gegeven moment een kritische massa ontstaat, waardoor de norm gaat schuiven en uiteindelijke bijna iedereen naar de nieuwe norm gaat handelen. Er kan dus sprake zijn van “verborgen opbrengsten” van een consistent beleidsperspectief’. Het citaat is ontleend aan een bijdrage van Van Koesveld op Me Judice.
Je bekokstooft een kritische massa om de kritische massa monddood te maken. Zo eenvoudig is het. Je gaat de deur uit omdat je een boekje van Kafka wilt scoren en je komt thuis met de verborgen opbrengsten van Van Uffelen.
11 november
=0=
Compassie
Compassie waar de wet tekortschiet, is de titel van het tweegesprek van Marli Huijer en Frank Ankersmit in Trouw. Ze slagen erin om het pijnlijke omgangsprobleem met uitgeprocedeerde asielzoekers nog onverkwikkelijker te maken dan het al is. Dan moet je van goeden huize komen.
De eerste enormiteit komt op het conto van Huijer. Ze zegt het volgende: ‘Uitgeprocedeerde asielzoekers hebben weinig aan mensenrechten, ze willen burgerrechten. Maar ze zijn geen burgers, althans niet hier, niet van dit land’. Zou het onzalige besluit van het kersverse kabinet om een illegaal als zodanig strafbaar te stellen, niet de daden maar de mensen dus, door dezelfde gedachte gevoed zijn? Ze hebben toch niks aan die mensrechten dus dan kan daar nog wel een kilootje vanaf? Mensenrechten – met het recht om rechten te hebben als fundament – zijn er of ze zijn er niet. En als ze er zijn, hoe zeker zijn ze? Waar zijn ze zeker, waar nog voorlopig zeker, waar al onzeker?
Wat van de tweede helft van het citaat? ‘Ze zijn geen burgers, althans niet hier, niet van dit land’? Ons land bevat tal van burgers van andere landen en voor velen onder hen is dat geen enkel probleem. Toegegeven, het maakt de toegang tot de arrangementen van de verzorgingsstaat moeilijker, maar illegaliteit is andere koek. Dat betreft niet de burger uit ‘andere’ landen, het betreft burgers uit ‘sommige’ landen. Het betreft burgers uit landen die wij in een lange geschiedenis als tweederangs hebben leren beoordelen, en dat oordeel is niet het product van de verzorgingsstaat. Het is het product van een nationalisme dat van oordelen over superioriteit en inferioriteit aan elkaar hangt. Ras was een ingang onder andere om de hiërarchie van superieur en inferieur te bewijzen. Tegenwoordig doen we daar niet meer aan. Daar zijn we te beschaafd voor geworden en beschaving hoort bij onze cultuur. Inderdaad, we noemen het nu cultuur – maar de logica is hetzelfde.
Overigens gaat Huijer gemakkelijk mee met de drogreden die Ankersmit aanvoert voor onze onwelwillendheid om asielzoekers serieus te nemen. De drogreden is de verzorgingsstaat: ‘Toen de natiestaten serieus vorm kregen, in de loop van de negentiende en twintigste eeuw, hebben de staten ook almaar meer verantwoordelijkheden naar zich toegetrokken ten aanzien van hun inwoners. Nederland werd een verzorgingsstaat, die ieder van zijn burgers verzorgt van de wieg tot het graf. Daarmee werd het ook van groot belang om nauwkeurig vast te stellen wie Nederlander is en wie niet. Omdat iedere onduidelijkheid daarover veel geld kost. Het staatsburgerschap is iets waar wij in een proces van ruim twee eeuwen over gebakkeleid hebben, en waarvan we de uitkomst nog steeds onderschrijven. Je kunt daar nu niet zomaar van zeggen: het is er voor iedereen. Dan werkt het niet meer, zo is het niet ontworpen.’ Nee, het is er niet voor iedereen – hoewel burgers van de EU steeds meer claims hebben en burgers van buiten de EU mede daarom steeds minder. Je kunt er over ‘bakkeleien’ of dat allemaal zo ontworpen is, maar ontwerp of niet, het is wel zo en het is daar voorlopig ook nog niet mee gedaan. Tussen de verzorgingsstaat en de asielzoekers staat de EU. In het tweegesprek wordt de EU niet eens genoemd. De EU is onze nationale blinde vlek. Daarom denken we ook steeds vaker dat het ons geld kost, en geld, dat hebben we de twee afgelopen weken wel gemerkt, is de voornaamste substantie van politieke strijd.
We zullen het er maar niet verder over hebben dat de causale lijn die Ankersmit aanlegt tussen de opkomst van de natiestaat en de opkomst van de verzorgingsstaat in vrijwel elk denkbaar opzicht dubieus is. Was de eerste wereldoorlog – de eerste explosie van agressieve en elkaar beconcurrerende natiestaten – het kind van een nog niet eens bedachte verzorgingsstaat?
Compassie is mooi, maar compassie met geoudehoer is een brug te ver – ik blijf maar in de stijl van het nieuwe kabinet, hetzelfde kabinet dat de asielzoekers voor de zoveelste keer de wacht heeft aangezegd.
10 november
=0=
Jules
In januari 1991 kwam ik Jules Theeuwes voor het eerst tegen. Het was in Wassenaar, aan het NIAS, waar een conferentie werd gehouden over contracten en instituties op de arbeidsmarkt. Contracten, arbeidsmarkt en instituties, ze stonden model voor de belangstelling van Jules. Bijzonder, een econoom voor wie instituties niet gereduceerd konden worden tot economie. Hij overleed, 6 november jl., 68 jaar oud.
Op die conferentie mocht ik iets vertellen over hoe het er in Nederland voorstond, met die contracten en instituties op de arbeidsmarkt. Ik herinner me een aanmoedigend commentaar van Aldi Hagenaars, de eerste vrouwelijke hoogleraar economische geschiedenis van ons land. Zij overleed al in juni 1993, op 39-jarige leeftijd en net als Jules aan kanker. Ik denk dat haar nog net de boekpublicatie naar aanleiding van de conferentie heeft kunnen bereiken.
Ik herinner me ook de vriendelijke aansporingen van Jules om mijn paper netjes, en op tijd, om te werken tot een publicatie die goed zou passen binnen het boekproject, dat immers internationaal vergelijkend was opgezet. Behulpzaam, dat was hij. En aangenaam.
Het duurde meer dan tien jaar voor ik hem opnieuw trof. Hij was lid van een evaluatiecommissie die de prestaties van TNO Arbeid van een waardering moest voorzien. Die commissie bivakkeerde twee dagen in Hoofddorp waar TNO Arbeid zat en zit, zij het dat geen TNO Arbeid meer is maar TNO | Kwaliteit van Leven. Jules was toen lid van de WRR. Hij vertelde dat hij bezig was met een onderzoek naar het functioneren van de arbeidsmarkt. Dat zou uitmonden in het rapport Investeren in werkzekerheid, een rapport dat een poging deed de benadering van Sen (‘capabilities’) over de arbeidsmarkt heen te leggen. Dat was bijzonder – er zijn weinig economen die daar iets mee doen. In dit land was hij de eerste en, als ik het wel heb, tot op heden ook de enige. Maar mijn aandacht had hij en toen ik de kans kreeg hem uit te nodigen voor een jubileumcongres van OSA, eind 2006, liet ik dat niet na. Hij presenteerde toen de voorlopige uitkomsten van de mobiliteit op de arbeidsmarkt – sporend met een deel van het derde hoofdstuk van het WRR rapport, dat in 2007 zou verschijnen. En ja, wat hij in een interview in De Groene van mei vorig jaar als het grootste arbeidsmarktprobleem betitelde (‘er is geen arbeidsmarkt voor ouderen’) speelde ook toen al een hoofdrol in zijn betoog.
Een enkele keer kwam ik Jules tegen bij een vergadering van de redactieraad van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken. Ook zo’n teken: een econoom die de sociale wetenschappen (en het recht, niet te vergeten) niet zozeer fronsend als wel kritisch en meedenkend beziet.
Een kleine twee jaar geleden zag ik hem voor het laatst. Ik becommentarieerde een paper van Günther Schmid over transitionele arbeidsmarkten en Jules was erbij. Het intrigeerde hem wel, dat idee van Schmid. Hij was door veel geïntrigeerd, zoals dat hoorde bij een nieuwsgierige onderzoeker die zich graag liet verwonderen.
Heb ik al verteld dat Jules het vermogen had om een vraag ook op een echt vragende toon te stellen en dat hij ook echt geïnteresseerd was in het antwoord? Kom daar maar eens om, een vraag die geen suggestie voor het antwoord inhoudt en een reactie, naar aanleiding van een antwoord, die gericht is op het openhouden en uitdrukkelijk niet op het afsluiten van een discussie.
Het is verdrietig hem nooit meer te zien en te horen, met die stem waarin het Vlaamse accent altijd zo prettig meeklinkt. Een bijzonder mens.
9 november
=0=
Salderen
Een kabinet van geven en nemen moet na het einde van de rit het saldo opmaken. Het ziet er naar uit dat ons net nieuwe kabinet dat al aan het begin van de rit moet doen. Dat is toch een compliment waard, te meer omdat het niet om een rekensaldo gaat maar om een ideologiesaldo. Hans Wiegel ziet die dingen altijd meteen en, fervent tegenstander als hij is van elke samenwerking met de PvdA, stookt het vuurtje lekker op. Daar ben ik helemaal voor. Op de uitkomst van het salderen ben ik overigens niet helemaal gerust. De PvdA denkt het monetarisme te kunnen aanvaarden en er tegelijk de scherpe kantjes van af te kunnen vijlen door her en der een noodverbandje aan te leggen. Dat is een gevaarlijke en ook ondoordachte misvatting.
Het is ironie. Het monetarisme veronderstelt een effectieve centrale overheid, in de vorm van een centrale bank die de geldhoeveelheid beheerst. Sinds de liberalisering en deregulering van de financiële markten is van die effectiviteit weinig overgebleven. Dat is al zo ongeveer dertig jaar zo en toch houden de EU en ook Nederland vast aan die fictie, en nemen de bijbehorende maatregelen. Natuurlijk, hetzelfde gaat op voor het keynesiaanse pakket. Dat vereist opnieuw een effectieve overheid. De VS komt daar nog een beetje bij in de buurt, in principe dan, maar Nederland niet en de EU, bij gebrek aan politieke slagkracht, al helemaal niet.
De PvdA heeft het monetarisme geslikt op een moment dat het zichzelf heeft overleefd. Sneu maar waar. En wat heeft de VVD geslikt? Daar zijn ze nog over aan het nadenken. In de Telegraaf lees ik dat in die partij wordt nagedacht over een maniertje om de inkomensafhankelijke zorgpremie strijdig te verklaren met de marktwerking in de zorg. Dat is geen sterke verdedigingslinie, al was het maar omdat in die marktwerking de patiënt geen eigen rol speelde. De rol van de patiënt is toebedeeld aan de verzekeraars. Nu, die kunnen nog altijd onderhandelen over tarieven en kwaliteit. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de nieuwe verzekeringsrealiteit het voor de verzekeraars aantrekkelijker zal maken om nu eindelijk eens de kwaliteit serieus te nemen. Pure winst; ook, overigens, voor de marktwerking. Immers, als we de kwaliteitsweg aflopen zullen we al snel de grenzen van de marktwerking tegenkomen. Wie weet worden de verzekeraars da wel gedwongen hun klanten niet langer als consumenten te behandelen. Wie weet zouden ze tot serieuze, en door de overheid nauwlettend in de gaten te houden, informatie en voorlichting moeten overgaan. Geen pakketten en pakketvergelijkingen meer, maar gebeurtenissen en situaties waar je als mens in terecht kunt komen – en wat daar aan te doen is.
Ik hoor steeds meer geluiden dat VVD en PvdA opnieuw moeten onderhandelen. Als daarbij het taboe op het B-woord wordt opgeheven zie ik er de lol wel van in. Inderdaad, de sleutel ligt bij de belastingen op inkomen en vermogen. Stel die centraal en de ideologische aap komt ten minste uit de mouw. Een progressiever belastingstelsel zou een zegen zijn en na de dood van het monetarisme is er behalve stoffige argumenten weinig tegen in te brengen.
8 november
=0=
Transitie
Er waren toch wat zorgen, de laatste tijd. Er was de herverkiezing van Obama. Dat is geregeld. Er is de kwestie van de Ruttecare. Daar koester ik licht ambivalente gevoelens over. Ergens tussen Schadenfreude en Schadenfall. Maar de echte pijn zit in het transitiebudget, de fooi die je krijgt om de pijn van de ingenomen ontslagvergoeding te verzachten. Mijn eerste ongerustheid (mogen ze dat zo maar vrij besteden?) is alweer verdwenen. Dat mogen ze niet. Het moet hen op het pad, jawel: de transitie, van ‘werk naar werk’ houden. Dat is een hele geruststelling want stel je voor dat je de mensen die hun ontslag of het aflopen van hun contract (ik houd niet van voorspellingen maar deze durf ik wel aan: het aantal 11-maandencontracten zal in de nabije toekomst stijgen) hebben aangezegd gekregen daar zelf over zouden mogen beslissen. Zo veel vertrouwen in de werkende mens hebben we niet. Slempen, brassen, zuipen feesten, dat zou er van komen. We brengen de mensen verantwoordelijkheidsbesef bij door hen de verantwoordelijkheid uit handen te nemen.
Maar, ik moet toegeven dat ik in al mijn naïveteit de werknemer nog niet helemaal had beroofd van alle beslissingen over hoe het werkgebonden bedragje dan wel mocht worden besteed. Kijk, op eigen initiatief krijgt de werknemer nooit wat. De sociale rechten zijn rechten op afroep van de werkgever en niet van de werknemer. De laatste kan wel uitgekeken zijn op de eerste maar het wordt pas betalen als de eerste op de laatste is uitgekeken. Niet te veel, maar het gaat om het principe. Opnieuw, ik had een kleine hoop dat daar nu eindelijk eens enige verandering in zou komen maar het regeerakkoord biedt daarvoor geen enkel soelaas. Het mag wel minder, het mag niet anders. Daarom, zo leerde ik gisteravond (ik was bij een werkgroep van de WBS), zal het transitiebudget, hoe het er ook uit komt te zien en waar het ook aan besteed mag worden, never nooit in handen van de werknemer komen. Ja maar, vroeg ik schuchter, mag die werknemer dan misschien een eigen loopbaanadviseur (bij voorkeur van een vakverbond of vakcentrale omdat je die mag verdenken van voldoende praktische bruikbare arbeidsmarktkennis en omdat je die nog aan zou kunnen spreken op het belang van wat je al aan beroepservaring en kennis hebt opgedaan voor het vervolg van je loopbaan) meenemen?
Het gezelschap keek me vriendelijk en zelfs enigszins meewarig aan. Het dacht natuurlijk dat ik een beetje wou stoken, met het oog op het geven van een stem aan de werknemer. Niets is minder waar natuurlijk. Ik ben voor rust, altijd al geweest. Met het transitiebudget wordt het misschien wel niks. Maar hoe dan ook, aan de werknemer is niets gevraagd en wordt niets gevraagd. De bonden heb ik er ook nog niet over gehoord. Ja, dat het weinig is en zo, maar niet over wie beslist en of ze daar niet een nieuwe taak aan zouden kunnen ontlenen: het eindelijk eens hoog op de agenda zetten van de stem van de werknemer.
Wij vertrouwen de werknemer niets toe dat tot enig eigen initiatief zou kunnen verleiden. Rust is een groot goed en met de verkiezingen net achter de rug hebben we voorlopig meer dan genoeg kans gegeven op het gebruiken van je stem.
7 november
=0=
Welk probleem?
In Trouw vraagt Joop Schippers zich af welk probleem nu eigenlijk wordt opgelost met de versoepeling van het ontslagrecht en de verkorting van de ww tot een jaar. In een mooi betoog toont hij aan dat de Nederlandse arbeidsmarkt al heel flexibel is, dat werkgevers zonder al te veel problemen van hun werknemers af kunnen komen en dat een kortere duur van de ww de mensen wel in hun portemonnee treft maar hen niet naar nieuw werk zal leiden, althans niet naar een nieuwe baan want de banen zijn er niet. Ook de werkgevers, schrijft hij, vinden dat de flexibiliteit een grens heeft bereikt. Ze zien scholing en ontwikkeling in gevaar komen en rekenen dat kennelijk toe aan een teveel aan flexibiliteit. Een laat inzicht, maar toch een inzicht. Biedt een arbeidsrelatie aan zonder een perspectief op de toekomst, dus op morgen en overmorgen, en scholing en ontwikkeling zijn het kind van de rekening. Dus, welk probleem lost het kabinet op? Een schijnprobleem, waar desondanks een heleboel mensen last van zullen krijgen.
Toch ben ik bang dat het meer is dan een schijnprobleem. Laten we de ervaringen met de deeltijdwerkloosheid als leidraad nemen. Werkgevers konden een greep doen in de fondsen om, ook bij gebrek aan werk, die mensen in dienst te houden die zij voor de continuïteit van hun bedrijf essentieel achten. De werkgevers maakten die keuze en daarmee werd een element van selectiviteit in ontslag en ww geïntroduceerd dat we voorheen niet hadden. Eenzijdige werkgeversselectie is een nieuw element en dat element wordt met het nieuwe ontslagrecht van dit kabinet bestendigd. Met een omweg, maar niettemin. Het werkt heel eenvoudig. De werkgever gaat naar het UWV, krijgt na uiterlijk vier weken een advies van het UWV, trekt zich daar niets van aan, gaat over tot ontslag en daarna mag de werknemer een juridische procedure aanspannen. Wie weet levert het de werknemer vijftien minuten roem op, maar dan hebben we het ook wel gehad. Het arbeidsrecht beschermde de werknemer tegen de willekeur van de werkgever. Daar was het voor bedacht. Kan een probleem zijn voor een ongeduldige werkgever. Dat probleem gaat dit kabinet netjes voor de werkgever oplossen.
6 november
=0=
Domper
Alsof het allemaal nog niet genoeg is ligt nu ook een domper op de loer voor de thuiszorg. Het FD (3 november, p. 9) is te rade gegaan bij Jos de Blok, de stichter van het bewierookte Buurtzorg. Buurtzorg leek de oplossing voor de zorg, de oplossing die de grote thuiszorgorganisaties met hun taakdeling, taaksplitsing en chronometerverslaving bijna hadden vernietigd. Buurtzorg was beter en goedkoper. Heel politiek Nederland omarmde het. Beter en goedkoper, wat wil je nog meer?
De politiek wil het nog goedkoper. En ook anders. De thuiszorg moet naar de gemeenten. Deels is dat al gerealiseerd, inclusief de bezuinigingen want de centrale overheid wil dolgraag decentraliseren, behalve als het om het budget gaat. Dat moet lager en dat bepaalt de centrale overheid. De gemeenten moeten allerlei dingen doen maar met minder geld. Het gevolg is voorspelbaar. Er moet door de thuiszorgverleners op prijs geconcurreerd worden. De Blok voorziet dumpprijzen en daar is zijn Buurtzorg niet op berekend. Via een omweg krijgen de oude bureaucratische organisaties opnieuw het heft in handen. De tijden van ‘mevrouw, ik ben hier alleen voor het aantrekken van uw steunkousen’ komen weer terug. En daarmee de praktijk dat er geen zorg wordt verleend, maar wel keurig geregistreerde handelingen worden verricht. Zo, die zit mevrouw, en tot morgen dan maar weer. Zijn we nog niet klaar? Mevrouw, ik denk dat u dan een beroep moet doen op uw netwerk van mantelzorgers want wij hebben er geen tijd voor. Geen netwerk? Dan heeft u behoorlijk pech.
Geregistreerd moet er worden want de gemeente wil wel in staat zijn te controleren of de ingeboekte bezuinigingen ook werkelijk worden gerealiseerd. Ook daar staat geen zorg tegenover, maar wel administratie. Bovendien, over de vergoedingen voor de verpleegkundigen die in plaats van de gebruikelijke managers bij Buurtzorg de dienst uitmaken moet worden onderhandeld met de zorgverzekeraars. En ook die zijn meer geïnteresseerd – we weten het inmiddels wel – in handelingen en hun registratie dan in zorg. Zorg, per slot, is een per klant verschillende relatie en daar valt geen zinnig tarief op te zetten. Liever, daarom, ‘sturen’ op handelingen, gestandaardiseerde handelingen, bekende handelingen. De Blok zegt het niet met zoveel woorden maar je hoort hem twijfelen over de toekomst van Buurtzorg. Haalt Buurtzorg het jaar 2017? Ik zou er geen weddenschap op durven afsluiten. Maar als het moet, dan is de toekomst niet aan Buurtzorg maar aan de kiloknallers – die hun tarieven dan wel uit hun personeel moeten persen. Iets nieuws? Jammer mevrouw, maar daar hebben we geen registratievakje voor en geen vakje is geen vinkje en geen vinkje, dat kan natuurlijk niet. Wil Buurtzorg alsnog wat nieuws? Kan hoor, daar is zelfs een landelijk loket voor. We mogen vrezen dat aan een loket alleen vragen van type 1 in aanmerking komen. Dat was dan de vernieuwing.
De Blok constateert dat het regeerakkoord geen visie bevat en zich beperkt tot voorstellen die ‘puur systeemgericht, op financiën en verantwoordelijkheden’ gericht zijn. Dat gaat dan op kosten van innovatie en van ‘de samenhang van voorzieningen, kwaliteit en toegankelijkheid’.
Budgetten zijn taakstellend. De taakstelling van de budgetten in dit regeerakkoord blijft beperkt tot het in de hand houden van het budget zelf. Ook een mooie taak. Met zorg heeft het alleen niets te maken. We moeten niet alles willen.
4 november
=0=
Nee
Er is veel gedoe over de zorgpremies. Hans Spekman ziet er het nivelleringplezier wel van in. Het doel heiligt de middelen. Is dat niet raar? Was niet en is niet een progressief belastingstelsel – het stelsel dat door Zalm en Bos fors werd aangetast – het middel bij uitstek om te nivelleren? En hadden we niet op onze vingers kunnen natellen dat de benoeming van Bos als informateur zou betekenen dat de nivellering overal gehaald mocht worden behalve in het belastingstelsel? Inkomenspolitiek voer je via de belastingen, niet via de zorg. Soms denk ik dat Hans Spekman niet helemaal fris is.
De blijdschap van Spekman is des te merkwaardiger als je aan de ontmanteling van de WW denkt, aan de rare constructie rond het ontslagrecht, en rond een ‘transitiebudget’ dat om budgettaire redenen de meeste transities zal blokkeren, als je denkt aan het criminaliseren van illegalen en nog wel wat. Zo kun je het best hebben over ontwikkelingshulp, maar niet als je ook hier het budget laat beslissen. Ja, zegt Samsom, dat van die illegalen is voornamelijk symboolpolitiek hoor, dat zal in de praktijk best meevallen. Ons land is zo langzamerhand een symbool voor kilte en onvriendelijkheid. Symbool? De betrekkelijke stilte in de PvdA over de enorme korting op het ontwikkelingshulpbudget, dat is pas een symbool. Dat kan er dan ook nog wel bij? Welk feestje wordt hier nu eigenlijk tegen welke kosten voor welke genodigden en op wiens rekening gevierd?
Alles is budget – vandaar dat er in het regeerakkoord niets te vinden is over het politieke Europa, niets over zzp-ers en zelfs de nivellering mag pas doorgaan als het past binnen het budget. Een bankbelasting helpt, het splitsen van banken is budgettair een risico. Vandaar dat we het eerste wel en het tweede niet willen. Dat is de politieke boodschap van het aanstaande kabinet. We bedrijven alleen politiek als het binnen een budget past. Staatshuishoudkunde als politiek. Nee, zeg ik dan. Nee en nee en nee.
3 november
=0=