Persiflage
We kunnen zeggen wat we willen over het kabinet, maar we ontkomen er niet aan toe te geven dat het inzicht dat de economie een kringloop is bij het kabinet in voortreffelijke handen is.
Gisteren werd bekendgemaakt dat de inflatie in ons land hoog is, voor de helft wordt veroorzaakt door hogere heffingen, accijnzen en belastingen, door de overheid dus. De inflatie is nu hoger dan de spaarrente. Je kunt het beter uitgeven, je kunt beter schulden aangaan dan op je centen te blijven zitten als je geld minder waard wordt moet je er zo snel mogelijk vanaf, om de schade te beperken. Zo wordt het vliegwiel van de economie weer in beweging gebracht en kan de stokkende kringloop van het grote feest der betalingen – ik bedoel de economie – weer op gang komen.
De vraag is waarom in ons land de inflatie niet alleen hoog is maar ook hoger dan het Europese gemiddelde. Zonder de overheidsingrepen hadden we net onder het gemiddelde gezeten, nu zitten we er ruim boven. Toch een prestatie. Maar waarom moeten in ons land al die heffingen, accijnzen en belastingen meer omhoog dan in andere landen? Daar komt de kringloop pas echt om de hoek kijken.
Zoals zelfs bekend bij alle politici (tenzij ze toevallig bij een regeringspartij horen of zelf in de regering zitten) is Nederland een belastingparadijs. Dat kost onze schatkist miljarden per jaar (en ook andere schatkisten moeten een forse veer laten). Die miljarden, zeggen de Kamerleden van de regeringspartijen en de leden van het kabinet, zijn heel goed besteed want het levert banen op en zo en anders zou de Zuidas maar leegstaan. De miljarden houden de kringloop van de economie in stand en daar gaat het maar om. De rest is populistische bijzaak.
Een kringloop is zoiets als de onze bloedsomloop en onze bloedsomloop is een gesloten systeem. We lekken wel maar op andere plekken. Als je bloed plast moet je naar de dokter. Lekken moet en omloop moet. Alleen, in de kringloop van de belastingen moet het niet zo zijn dat we belastinggeld lekken want daar zijn belastingen niet voor. Die zijn er om wegen te kunnen aanleggen, onderwijs te kunnen verzorgen, recht en orde te kunnen handhaven, belastingambtenaren te kunnen betalen, gezondheidszorg te kunnen leveren. Het houdt ons van de straat en het levert verse belastinginkomsten op, die dan weer enz.
Ons belastingstelsel plast belastingen en daarom moeten de burgers extra belastingen betalen om het verlies in het belastingsysteem te beperken, te compenseren. Het systeem is lek. Een echte genezing is dat niet – voor genezing is het nodig dat belastingen niet voor belastingparadijzen worden gebruikt.
Dit kabinet is niet goed bij het hoofd.
9 augustus
=0=
Vrij woord
In dagblad Trouw wordt melding gemaakt van een gezin in Pennsylvania dat een contract afsloot waarin stond dat niemand uit het gezin (man, vrouw, twee jonge kinderen) ooit nog over schaliegas mocht spreken. In ruil voor hun zwijgbelofte kreeg het gezin driekwart miljoen dollar uitbetaald. Dat kon het gezin uitstekend gebruiken. Ze hadden een boerderij midden tussen de plekken waar naar schaliegas werd geboord en daar hadden ze knap last van. Het tastte hun gezondheid aan. Ze wilden weg. Nu konden ze weg.
Kun je vrijwillig, per contract, afstand doen van je recht op het vrije woord? Kun je, per contract, aan zelfcensuur doen? Kunnen ouders dat voor hun minderjarige kinderen beslissen? Kunnen ouders dat beslissen voor de scholen waar de kinderen naar toe gaan en waar het onderwerp schaliegas wellicht op de agenda komt? Hebben de ouders het recht te beslissen over wat in ieder geval uitgesloten wordt bij de toekomstige beroepskeuze van hun kinderen? Je moet er niet te lang over nadenken – de kans dat ze die driekwart miljoen op een gegeven moment weer terug moeten betalen lijkt me akelig groot.
Het is een intrigerende kwestie. Sinds slavernij verboden is mogen we geen slaven meer kopen – en we mogen onszelf ook niet als slaaf verkopen. Dat is de norm. De praktijk is anders want de praktijk is niet alleen de norm maar ook de overtreding van de norm. Als we voor het gemak even bij de norm blijven dan geldt dat we niet onszelf mogen verkopen en ook onze kinderen niet. Het leven van mensen is van die mensen en niet van anderen. In de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring gaat het onder meer hierover, over ‘leven’. Het gaat ook over geluk en vrijheid en bij die vrijheid hoort de vrijheid van meningsuiting. Net als het najagen van geluk en net als leven behoort de vrijheid tot de onvervreemdbare rechten. Je hebt ze, ook al heb je er geen nuttig emplooi voor en als je er al afstand van zou willen doen – je kunt ze niet overdragen. Er is geen markt voor, er is geen rechtsgeldig contract voor. Dat is het intrigerende van ons gezin: is het contract dat ze afsloten een knip voor de neus waard? Hadden ze dat contract überhaupt mogen afsluiten of verdienen ze een tik op de vingers voor hun actie? Van wie ze die tik op de vingers moeten krijgen? Van de staat, de staat die zelf niet aan die rechten mag komen en de staat die niet mag toestaan dat die rechten worden verkwanseld.
Het vrije woord heeft het zwaar. Talloze mensen ‘in functie’ passen gedurig zelfcensuur toe en de enkelingen die het vrije woord zwaarder laten wegen dan hun functie (‘klokkenluiders’) worden streng bestraft. Wij hebben een minister van Buitenlandse Zaken die met meel in de mond spreekt als het onderwerp ‘drones’ ter tafel komt. We hebben een parlement met een commissie stiekem die inzage krijgt in stiekeme staatszaken en daar niet over mag spreken. We hebben politici die bij de koning op bezoek gaan en over dat bezoek niets mogen meedelen. We hebben artsen, advocaten, psychiaters en psychotherapeuten, we hebben priesters die we vertrouwen omdat ze beroepsmatig stelselmatig zelfcensuur plegen. We hebben een bedrijfsleven dat ritselt van de bedrijfsgeheimen waar niet over gesproken mag worden door de mensen die ervan op de hoogte zijn. Ik dien het maar ongesorteerd op. Voor sommige functionele beperkingen van het vrije woord is best begrip op te brengen, voor andere weer niet en statisch is de verdeling van begrip en onbegrip niet. Je moet er even bij stil blijven staan, steeds opnieuw.
De meer luidruchtige verdedigers van het vrije woord zul je er niet over horen. Het moet niet te ingewikkeld worden.
Het vrije woord is een compromis. Om dat te vergeten komt een vijandbeeld altijd van pas. De moslims nu bijvoorbeeld, of de Russen tot voor kort. Stephen Fry houdt een pleidooi tegen het houden van de Winterspelen in Rusland, volgend jaar. Hij doet dat in een open brief aan premier Cameron en het IOC. De reden voor zijn open brief is het feit dat in Rusland het ‘propageren’ van homoseksualiteit verboden is en de reden is dat de politie niet optreedt als homo’s in elkaar worden geslagen. Homo’s zijn de joden van Rusland en wie daar niet tegen optreedt, schrijft de homo en de jood Fry, vergoelijkt de Russische praktijk. Fry: ‘ “All that is needed for evil to triumph is for good men to do nothing,” so wrote Edmund Burke. Are you, the men and women of the IOC going to be those “good” who allow evil to triumph?’
Fry heeft gelijk. In Rusland staat tegelijkertijd het vrije woord en de integriteit van het leven van mensen op het spel. Boycotten dus. Die boycot, hij gaat er niet komen en dat zegt genoeg over het vrije woord. Mocht Obama alsnog tot een boycot besluiten – dat wordt ingewikkeld uitleggen maar je weet maar nooit – dan is dat vanwege zijn jacht op het vrije woord van Snowden, niet vanwege het bedreigde vrije woord in Rusland. Ook dat zegt weer veel over het vrije woord. Nee, niet over onze behoefte aan een vijandbeeld, aan een streep met aan de ene kant de goeden en aan de andere kant de kwaden. Wel over de verregaande gecompromitteerdheid van het vrije woord, hier, in de VS, in het VK. Gaan wij boycotten? Welnee. Of het een punt wordt weet ik niet maar mocht het een punt worden dan hoor ik de minister nu al zeggen dat we hierover alleen in EU verband kunnen beslissen. De EU, zullen de Russen vragen, waar ligt dat ook weer?
Woorden schieten tekort.
8 augustus
=0=
Vergiet
Een Tsjech heeft toestemming gekregen om een pasfoto waarop hij met een vergiet op het hoofd is afgebeeld te laten plaatsen op zijn rijbewijs. Eerder schijnt dat ook al een Oostenrijker gelukt te zijn. Ze zijn aanhanger van de Kerk van het Vliegende Spaghettimonster, de satirische tegenhanger van creationisme en intelligent design. Een vergiet is het spaghettisymbool, zoiets als een visje, het symbool van ichtus. Ik beroep me op de wet van de religieuze gelijkheid, dacht de Tsjech, en dan moet het in orde komen. Het kwam in orde. Ik lees het in het RD, de krant drukt het bericht zonder enig commentaar af.
We kennen ook de kerk van Satan. Een vanuit de VS overgewaaid verschijnsel waarvan de oprichter beweert dat zijn kerk niet in schuld maar in onschuld gelooft. Toch aardig. Je kunt ook zeggen dat de kerk niet in zin maar in onzin gelooft. Amsterdam was, als we de stichter van de kerk in ons land (Maarten Lamers) moeten geloven, het eerste Europese bruggenhoofd. In Amsterdam was het niet meer dan een seksclub waar men zich van de reguliere sluitingstijden niets hoefde aan te trekken. Je bent een kerk of niet. De kerk bestond, werd opgeheven, en werd weer opgericht.
Een sluitende omschrijving van religie is er niet. Je kunt een wereldreligie als de islam een cultuur noemen en de dwaasheid van die opinie is niet de inhoud van de mededeling, de dwaasheid is de ijdelheid te weten wat de omschrijving van een religie is. Ons vliegende spaghettimonster, onze satan, ons creationisme en ons intelligent design zijn de onvermijdelijke luizen in de pels van de religie. Hun lot hangt niet af van de erkenning door andere religies en gotspes. Hun lot hangt af van de kwaliteit van een rechtsstaat waar staat en godsdienst op afstand van elkaar hun zaakjes mogen regelen en waar niet elke bevlieging gerepresenteerd hoeft te worden in de nooit eindigende discussie over het hoe en wat van die afstand. Dat weten ze bij het RD en daarom maken ze zich niet druk over een vliegend spaghettimonster. De gaten in hun vergiet zijn groot genoeg.
7 augustus
=0=
Te Koop
Hongarije begon, Cyprus en Griekenland volgen. Te koop: verblijfsvergunningen voor koopkrachtige liefhebbers, voor wie de thuisgrond te heet onder de voeten is geworden. In Hongarije was de hoofdprijs het grootst: staatsburgerschap te koop. In Griekenland volstaat al een bedrag van 250.000 euro. Koop er een huis voor en je krijgt een verblijfsvergunning. Voor vijf jaar en je hele familie mag mee en krijgt ook een verblijfsvergunning. Kun je na vijf jaar je huis niet kwijt dan kan de vergunning met nog eens vijf jaar verlengd worden. Tien jaar. Hoeveel jaar heb je nodig om voor het staatsburgerschap in aanmerking te komen?
Opmerkelijk, landen waar de vreemdelingenhaat hoogtij viert, waar de bloed-en-bodem ideologie hoogtij viert, uitgerekend die landen zetten de deuren open. En waarom ook niet? Zij willen the worst and the richest, wij willen the best and the brightest. Komt u binnen. Meer hebben we niet te bieden, tenzij u de sluipwegen voor the youngest and the strongest mocht bedoelen, maar die erkennen we niet. We erkennen alleen de door onszelf bedachte onnatuurlijke selecties en als zij daar, in Griekenland, Cyprus en Hongarije zo nodig op geld willen selecteren, wij doen het liever op kapitaal. Het is maar waar je behoefte aan hebt. Geld hebben we zat, maar ideeën om uit geld geld te winnen, de alchemie van kapitaal, zijn altijd schaars en wie ons uit die nood kan helpen is welkom.
De beschaving van een land kun je aflezen aan het antwoord op de vraag welke nieuwkomers je niet wilt hebben. De beschaving van een land kun je aflezen aan het antwoord op de vraag op grond van welke criteria welke burgers als last worden gezien en welke als aanwinst. Het antwoord op de tweede vraag geeft een robuuste indicatie – heerlijk woord: robuust –voor het antwoord op de eerste. Je hoeft alleen maar dicht bij huis te blijven.
5 augustus
=0=
Toonaangevend
De Groene belooft ons een serie interviews met ‘de meest toonaangevende denkers van het moment’. Wie toonaangevend zijn is nog even afwachten (de namen zijn nog niet onthuld), alleen de eerste in de serie is nu bekend. Het is econome Deirdre McCloskey (‘Uiteindelijk wordt de hele wereld bourgeois’; De Groene Amsterdammer, 1 augustus 2013: 20-25). Wat opvalt in het interview is niet het toonaangevende denken maar de schrille toon, een toon die nogal contrasteert met de prachtige foto die het blad van haar heeft afgedrukt. De foto toont een innemende vrouw van zeventig jaar, met een mond die ingehouden glimlacht en met onderzoekende, nieuwsgierige ogen. Een vriendelijke, humorvolle vrouw. Leg die foto naast de tekst en je weet niet wat je overkomt. De tekst is stellig, verbeten, gelijkhebberig en afkomstig van iemand die zich door niets meer zal laten verrassen omdat ze het allemaal wel weet. Er kan altijd weer kennis bij maar de contouren en de structuren om gegevens in informatie en informatie in kennis te transformeren liggen vast. Uiteindelijk wordt de hele wereld bourgeois, inderdaad en van die dingen en alles bewijst mijn gelijk. Het denken is al lang gedaan. Zou dat toonaangevend denken moeten zijn? We zullen zien in de rest van de serie. Niettemin, ik vind dit begin een valse start.
Inhoudelijk bevat het interview niets wat we al niet wisten van haar. Ik ben geen kenner van haar werk maar wat ik heb opgepikt is terug te brengen tot drie kritische noten die ze over de economische wetenschap kraakt. In de eerste plaats wil ze een discussie over maatstaven: vervang het meten van wat groter of kleiner is geworden door de vraag hoe groot groot nou eigenlijk is. In de tweede plaats stelt ze vast dat economen niets van de economie weten en dat ook geen probleem vinden zo lang ze maar iets van wiskundige modellen weten. In de derde plaats, een wat curieuze eend in de bijt en eerder politiek-ideologisch (‘libertair’) gemotiveerd dan economisch-wetenschappelijk, zouden economen moeten afzien van elke gedachte over de ‘maakbare samenleving’ want daar komt alleen maar ellende van. Ik ontleen dit aan haar bijzonder aardige publicatie De Zondeval der Economen; Over wetenschappelijke zonden en burgerlijke deugden (Amsterdam, Amsterdam University Press 1997). Dat is dus zestien jaar geleden (en feitelijk nog langer want de tekst ervan gaat terug op haar periode als hoogleraar aan de Erasmus Universiteit). Niks schrille toon, gewoon een heldere en leerzame uiteenzetting van een eigenzinnig perspectief op de economische wetenschap.
Die kritische noten zijn terug te vinden in het interview en veel meer heeft het interview niet te bieden. Geen nieuwe inzichten, niks bijgeleerd. Jammer. Ik vraag me af wat er met McCloskey in de tussentijd is gebeurd.
4 augustus
=0=
Performatief
Als de vergadervoorzitter zegt ‘ik open de vergadering’, dan is de vergadering geopend. De voorzitter zegt wat, en het gevolg is dat gebeurt wat hij zegt want de vergadering is geopend en kan beginnen, besluiten kunnen worden genomen, notulen kunnen worden gearresteerd en de rondvraag is pas voorbij als de voorzitter zegt dat de vergadering gesloten is. Dan hebben we het over performatief taalgebruik. Komt veel voor, bij iets beginnen, bij iets afsluiten, bij iets dat onderweg is, zeker als er een agenda is die afgewerkt moet worden. Je gaat naar buiten en roept dat je naar buiten gaat. Wanneer iemand zegt ‘ik verklaar de jacht voor geopend’ dan kan dat performatief zijn. Het kan ook een metafoor zijn. Aan de woorden alleen kun je het niet aflezen – mensen die dat wel doen verwarren woordgebruik met taalgebruik en, een vergissing komt zelden alleen, ze verwarren het effect van woorden met de betekenis ervan. Alsof je bij elk gebruik van het woord hond het geblaf al hoort. Alsof je bij elke keer dat het woord geweld wordt gebezigd je je maag al voelt samentrekken. Elk woord, elke taaluiting kan performatief gelezen en beluisterd worden en daarom zijn ze ook performatief als ze zo gelezen en beluisterd worden. Voor hem die zo lezen en luisteren. Dat is gelukkig niet iedereen maar aan de andere kant zou ik het aantal mensen dat in elk woord een oproep ziet niet willen onderschatten. Betekenissen staan niet vast, bedoelingen worden toegerekend en wat de bedoeling is, dat bepalen we zelf wel. Blijft de vraag over wie dan die ‘we’ zijn, die dat bepalen.
Wat is een bedreiging? Is ‘ik bedreig je’ een performatieve taaluiting, waarbij de daad op het woord moet volgen, indien niet nu dan wel binnenkort, ooit? In het strafrecht (artikel 284 Wetboek Strafrecht) is een bedreiging een al dan niet talige handeling die de bedreigde ertoe moet aanzetten iets te doen, iets niet te doen of iets te dulden. In de wereld van de fatwa die Rushdie overkwam is dat een hopeloos tekortschietende bepaling maar zelfs dan is Monique Samuel kort geleden wel degelijk bedreigd. Niet getreurd, zal Sylvain Ephimenco (de columnist die graag de plek van ‘we’ opeist) gedacht hebben. In dagblad Trouw wordt Monique Samuel door hem maat genomen. Het ontbreekt haar aan moed, de moed die Ephimenco gelukkig zelf wel heeft. Samuel is kort geleden door een paar jongetjes belaagd en ze ontving hatemail en bedreigingen. Ze zou de Profeet hebben belasterd of beledigd of de Moslimbroederschap die toch heel dicht in de buurt komt van de Profeet, of weet ik veel. In die kringen is elk hen ongevallig woord een performatief woord en in die kringen heeft men heel goed door dat in het recht niet elk woord performatief is. Als u zich beledigd voelt kunt u altijd nog naar de rechter. Was dat niet het advies dat zij kregen – tot de rechter inderdaad werd ingeschakeld en niets kon doen? Waarom niet? Hun beledigde gevoelens waren van hen, waren hun probleem en nee, performatieve betekenis hoefde je niet aan die woorden toe te kennen. Het waren toch maar woorden? Dat hebben ze goed begrepen en dus gebruiken ze hun woorden nu zo dat wij moeten denken dat ze het heus niet bij woorden zullen laten. Bedreigend? Ach kom, het zijn maar woorden, mevrouw, u moet dat niet zo letterlijk, niet zo performatief nemen. Een paar agressieve jochies die in woord en gebaar hun gelijk onderstrepen, onderstrepen niettemin tegelijkertijd dat je uit de taalhandeling met het grootste gemak de taal kunt weghalen. Dat overkwam Samuel en ze benutte de tv om de jongetjes en allen die regelmatig ‘vrede zij met hem’ in de mond nemen ervan te overtuigen dat ze hen en de islam maar wat liefhad. Dat kon niet, vond Ephimenco, dezelfde die enkele dagen eerder Hans Teeuwen kapittelde omdat die de God van Abraham vergeleek met Charles Manson – Ephimenco vermeldde daarbij achteloos dat er net de laatste tijd nogal wat ongelukken zijn gebeurd waarbij pelgrims zijn omgekomen.
Monique Samuel is geïntimideerd. Hans Teeuwen is geïntimideerd, Theo Maassen is geïntimideerd, Youp van het Hek is geïntimideerd. Ze aarzelen allemaal over het groter wordende schemergebied, waarbinnen het woord zijn communicatieve karakter verliest en overgaat in de handeling die verdere communicatie overbodig maakt. Wanneer zit je daarin? Markeringen zijn er niet en iedere wakkere geest die meent te weten wat anderen moeten doen of nalaten of dulden kan vooraf, tijdens en achteraf bedenken dat een woord om een performatief vervolgwoord vraagt.
Taal is soms een wapen, en taal is altijd strijd. Of het nu gaat om België, om de plaats van dialecten, om straattaal, om het instellen en handhaven van een taal die op school moet worden onderwezen, het gaat allemaal niet vanzelf en als het al tot iets leidt is dat niet het einde van de strijd. Toch is de stilzwijgende veronderstelling in de taal, het alsof van de taal, dat we er genoeg van delen om voort te kunnen. Taal heeft een ‘taaleigen’, een soort redundantie die niet vanzelf spreekt maar wordt aangeleerd en doorgegeven. Voor nieuwelingen in de taal is dat een probleem, zowel voor mensen die de straattaal en het dialect niet kennen als voor mensen die juist dat kennen en de officiële taal als een vreemde tweede taal beleven. Je pikt ze er overal zo uit als het ware. Indien het alsof van het taaleigene van de officiële taal wordt bedreigd wordt het lastig. Voor ‘ons’. Om taal van taal en performatieve taalhandelingen van andere taalhandelingen te onderscheiden bijvoorbeeld. Niet het woord is dan nog het probleem maar de taal zelf. Dan is het beter het daarover te hebben dan ‘hen’ te verdenken van woorden als wapens en ‘ons’ te vrijwaren door een taalpositie boven het strijdgewoel te claimen. Wat kun je anders doen dan de strijd aangaan? Ja, lastig is het en op de allereerste plaats is het moeilijk. Het is een probleem; een probleem dat je niet oplost door de moraliserende zelfbevrediging van de moedige Ephimenco. Bij wie wil hij eigenlijk een ‘wit voetje’ (de titel van zijn column van gisteren) halen?
2 augustus
=0=
Boycot
In een column in de VK lees ik dat Max Pam vindt dat grootgrutters niet voor hem hoeven te beslissen welke producten ze in hun schappen aanbieden. Ik neem aan dat Pam niet zelfvoorzienend is, ik neem aan dat Pam niet wil dat de staat beslist wat ter verkoop wordt aangeboden, dus als ook de door Pam bezochte Jumbo het niet mag, wat dan? Ik vermoed dat Pam denkt dat hij dat dan beslist. De winkel is er toch voor de klant en niet omgekeerd? Nou en of. Past goed bij de ideologie van de grootgrutter. U vraagt en wij maken de draai wel. Een heerlijk wereldbeeld. Een mens zou er jaloers op worden.
Zou Pam niet willen weten waar de producten die hij aanschaft vandaan komen? Uit een vrij gebied bijvoorbeeld, of uit een bezet gebied waarvan de bezetter ook de naam nog eens vervalst als hij ons zijn waren aanbiedt? Ik dacht dat het daarom begonnen was – niet over een boycot van producten uit Israel, niet over een boycot van producten uit de bezette gebieden, maar over een boycot die in het leven is geroepen omdat de bezetter het verdomt om de plaats van herkomst van zijn producten correct te vermelden. Pam vindt de kolonisten een beetje rare jongens maar lef hebben ze volgens hem wel. Een romanticus, die Pam. Lef? Vast en zeker maar het lef om op hun producten netjes te vermelden dat die uit illegaal bezet land komen, dat lef hebben ze weer niet. Ik kan me vergissen maar ik weet tamelijk zeker dat het daar over ging en niet over het feit dat Van Agt een roomse stiekemerd is, dat Jumbo een rooms familiebedrijf is en dat je de roomsen nooit moet vertrouwen. Voor Pam gaat het daar wel om. Hij schaart zich in het koor van mensen die menen dat als een joodse kolonist een product maakt het daarom een Israëlisch product is en dat als je daar kritiek op hebt je maar eens naar China moet kijken. Of naar Cuba, het eiland dat Pam voor het gemak ook meeneemt. Alles om de inzet – zet op een product waar het vandaan komt en verkoop geen bezette gebieden voor autonome staten – uit de wind te houden.
De beste boycot is de boycot van klare taal, zal Pam gedacht hebben. Of misschien heeft hij dat helemaal niet gedacht en is de associatie van Israel en Van Agt voor hem al genoeg om op tilt te slaan.
Ik weet niet wat sneuer is.
1 augustus
=0=
Legaal
Zodra de toeristen in de zomer Buckingham Palace mogen bezoeken wordt de staf van het paleis uitgebreid. Het dan ingehuurde personeel krijgt een 0-uren contract – hoewel in The Guardian, de bron van het bericht, een woordvoerder van het paleis ontkent dat het om dit soort contracten gaat. Laten we zeggen dat het om 0+-uren contracten gaat. In de kern hetzelfde maar, zo las ik, wel opgeleukt met een lunch – op de dagen dat je wordt opgeroepen. Ontbindende voorwaarde in het contract is dat als de werknemer nog een tweede baantje ernaast neemt ontslag volgt – tenzij uitdrukkelijk toestemming is verleend door de werkgever.
Dit type contract is ‘omstreden’. Ja, vast wel. Er is zo veel omstreden. Op het gebied van het arbeidsrecht is zo ongeveer alles omstreden. Arbeidsovereenkomsten met onbepaalde duur bijvoorbeeld, zelfs die. Omstreden. Zelfs zo omstreden dat ze niet langer de norm zijn, niet langer het typische contract. We hebben geen typisch arbeidscontract meer. Dat spijt de werknemers en het verheugt de werkgevers. Meer keuze voor hen en in de fantastische uitstalkast met arbeidsrelaties zit voor elk wat wils, en nog helemaal legaal ook. Een 0-urencontract is ook legaal. Doorlenen is legaal, payrolling is legaal, er is zoveel legaal dat je als werkzoekende wel heel goed beslagen ten ijs moet komen om te weten wanneer je wordt getild en wanneer niet. Als werkzoekende zie je door de bomen het bos niet meer. We hebben natuurlijk een Inspectie, maar die is zo dun bemenst dat we het ILO-verdrag ter zake (1 inspecteur op 10.000 werknemers en in ons land is het 1 inspecteur op bijna 35.000 werknemers) met voeten treden. Het lijkt zo eenvoudig: hoe meer juridische constructies rond arbeidsrelaties je toelaat (hoe meer schimmige ondernemingsconstructies je rond arbeidsrelaties toelaat) hoe groter de kans op misbruik. De conclusie zou moeten zijn dat je dan aan de ene kant het ondernemingsrecht op de schop moet nemen en aan de andere kant meer inspectie nodig hebt, niet minder. In ons land hebben we de exact tegengestelde conclusie getrokken. Aan het ondernemingsrecht gebeurt niets en we bezuinigen op de inspectie (en en passant op de status van de Inspectie) en geven daarmee te kennen dat in ons land het arbeidsrecht niet langer een instrument is waarmee de willekeur van de ondernemer/werkgever kan worden bedwongen. We hebben wel wat anders te doen en nemen het misbruik op de koop toe.
Er is misbruik en misbruik. Misbruik 1 gaat over de oplichters die zowel de werkzoekende uitbuiten als andere ondernemers valse concurrentie aandoen. Daar zijn we allemaal tegen want behalve dat het niet eerlijk is, is het ook een nadeel voor de belasting- en premie-inning. Dat moet dan maar eens afgelopen zijn. Minister, werkgever en werknemer, ze zijn het er allemaal over eens. Het lijkt op de polder in actie, zoveel eensgezindheid, maar zo is het niet. Er is, legaal en wel, zo veel mogelijk in ons land dat de risico’s voor bijvoorbeeld arbeidsomstandigheden steeds meer worden verschoven naar de werknemer, evenals het risico verbonden aan werkloosheid enz. Die omkering (misbruik 2) is in het nadeel van de werknemer en in het voordeel van de ondernemer/werkgever. Ooit deelden die een belangengemeenschap – gesymboliseerd door de norm van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Die belangenovereenkomst is door de ondernemer/werkgever opgezegd. Dat bedreigt het bestaansrecht van de polder.
Minister Asscher maakt een onderscheid tussen illegale constructies (misbruik 1) en legale constructies met ongewenste effecten (misbruik 2). Ik lees in een interessant artikel van Hendrik Noten & Tom Plat (De Sierafor Samenleving, Socialisme & Democratie, 2013/4: 39): ‘Veruit de meeste constructies behoren op dit moment tot die tweede categorie’.
Meer dan ooit is het onmogelijk om arbeidsrecht los van ondernemingsrecht te bespreken en te behandelen, en meer dan ooit blijkt de cesuur tussen de ‘positieve integratie’ van het ondernemingsrecht in EU-verband (we concurreren binnen de EU-kaders met andere EU-landen) en de ‘negatieve integratie’ van het arbeidsrecht (waar we van Europa zo min mogelijk willen weten) harder te worden, niet zachter. Dat bevordert de ‘tweede categorie’, misbruik 2 dus. Dat misbruik is legaal. Buckingham Palace hoeft zich nergens zorgen over te maken en de Nederlandse ondernemer ook niet.
31 juli
=0=
Quasi
Het geld, besteed aan de Vogelaarwijken, heeft geen merkbaar eigen effect opgeleverd. Dat stelt het SCP, op basis van een onderzoek Werk aan de Wijk, waarvan het rapport vandaag is uitgebracht. Ik was er al bang voor en ja hoor, het is een ‘quasi-experimentele’ evaluatie geworden. Dat quasi moeten we overigens met een korreltje zout nemen omdat de onderzoekers een onderzoeksopzet met aan de ene kant een groep die aan het interventie-infuus wordt gelegd en aan de andere kant een groep die helemaal op de eerste groep lijkt maar niet aan het infuus wordt gelegd, al een echt experiment noemen. Hoe een natuurkundig experiment dan nog de titel van experiment durft te voeren is een raadsel. Bovendien, bij de evaluatie van het gehele krachtwijkengedoe blijken geen controlegroepen te kunnen worden aangewezen en daarom hebben de onderzoekers daar ook weer wat op moeten vinden – om toch nog een soort ‘quasi-experiment’ in de evaluatie te kunnen stoppen. Het gaat om, hoe zal ik het zeggen, een quasi quasi-experiment. Hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen is niet slechts een toonbeeld van vernuft, het bepaalt ook de uitkomst, en het oordeel over de ‘effectiviteit’ van de aanpak in de Vogelaarwijken. In de kranten lees ik wel iets over de uitkomsten (het heeft niet gewerkt), niet over de stappen die de onderzoekers op weg naar de uitkomsten hebben gezet.
Ze gebruiken daar een ‘regressiediscontinuïteitdesign’ (RDD) voor en ze schrijven: ‘Van RDD kan gebruikgemaakt worden wanneer er een continue score is gebruikt om de interventie aan subjecten toe te wijzen (bv. stadswijken). Subjecten met een score onder een vastgestelde waarde worden toegewezen aan de interventiegroep en subjecten met een score boven deze waarde vormen de controlegroep (of omgekeerd) … Omdat bij het krachtwijkenbeleid wijken als aandachtswijk zijn aangewezen op basis van achterstandsscores die boven een bepaalde waarde liggen (= de scoringsregel), is RDD toepasbaar bij de evaluatie van het krachtwijkenbeleid’ (o.c.: 62-63). Dat liegt er niet om, maar je vraagt je af hoe dan die aanvankelijke achterstandsscores tot stand zijn gekomen. Ik geef een voorbeeld, Laak Noord. Die wijk werd net geen achterstandswijk en dat kwam niet door een gebrek aan problemen, het kwam door het feit dat de Haagse Hogeschool in hetzelfde postcodegebied viel en die school was zo ’n oppepper voor de wijk dat die alleen daardoor geen Vogelaarwijk mocht worden. Wel een controlewijk, een ‘controlegroep’ uiteraard. Nu is de HHS een prachtschool maar om te beweren dat het echt iets van de wijk is en de wijk helemaal heeft opgefleurd – geen mens die het zou willen beweren. Maar wat mensen niet kunnen kan het RDD weer wel.
Ik geef toe, het is maar een enkel voorbeeld, maar het mag volstaan om, voor de zoveelste keer, de onzin van ‘controlegroepen’ te illustreren. Over het feit dat Vogelaar de centen voor haar aanpak nog niet eens voor elkaar had toen de crisis al uitbrak hebben we het dan nog niet. In het rapport wordt het eventjes vermeld – in een minuscuul en lapidair tussenparagraafje (o.c.: 21). Waarom zou je ook meer willen, de crisis mag dan de ene woningbouwcorporatie harder te grazen hebben genomen dan de andere, al dan niet met behulp van ijverige bestuurders, maar als je dat ook weer moet verwerken blijft er nog minder over van het RDD en de met zoveel moeite bij elkaar geharkte ‘controlegroepen’.
Ook al vervang je een quasi-experiment door een quasi quasi-experiment, het is en blijft een lelijk ding. Interventies werken niet, mensen wel.
In Laak Noord gaat het zo slecht nog niet.
30 juli
=0=
Wie van de twee
Het Filosofisch Kwintet op Nederland 1 bestond gisteren, naast de gespreksleidster, uit twee filosofen, een econome, en een klinisch psycholoog. Allemaal Nederlanders, behalve de psycholoog, die uit Vlaanderen kwam. De enige die ten aanzien van het thema (economie en identiteit) iets zinnigs poogde in te brengen was de psycholoog. Hij had het over de impact van een door economisch jargon steeds meer gekoloniseerde taal. Daar begint mijn probleem: hadden we die inbreng te danken aan de taal van de psycholoog of aan de taal van de Vlaming? Zijn wij, Nederlanders, meer met economisch jargon geïnfecteerd dan onze Zuiderburen en hebben we de infectie daarom niet door of, tweede mogelijkheid, zijn onze filosofen en economen zo geborneerd dat ze niets anders weten op te lepelen dan Aristoteles, Adam Smith en Keynes, niets anders dan nutsmaximalisatie, kosten/baten, het individu, het eigenbelang, en een prijskaartje voor alles? We zijn rekenmachientjes, bewust of onbewust. Een ontroerende toevoeging, dat onbewuste. De econome zei het, niet beseffend dat het onbewuste al even eeuwig is als ideologie en daarom weinig helpt ter verklaring van ons gedrag en eerder geschikt is om de verklaring (de hare in dit geval) te verklaren. Taal als aanroeping, als aansporing, als gevangenis (met tralies, dat nog net wel), als blikveld. Ze had het niet door. Clairy Polak ook niet. Ze was verrast toen de psycholoog als voorbeeld gaf dat we tegenwoordig in onze relaties ‘investeren’, net zoals we onze kennis en kunde als ‘menselijk kapitaal’ opvoeren, onze contacten en netwerken als ‘sociaal kapitaal’ en ons vermogen om verstandig mee te praten over de boeken waarvoor we de tijd niet hadden om ze te lezen als ‘cultureel kapitaal’. Over identiteit gesproken. Dat kapitaalgedoe werd overigens niet vermeld. Clairy ging op de hint van de Vlaamse gast niet door. Droef, maar het was niet anders.
Nu moesten we het doen met de standaardvergissingen over de economie. Dat het doel van de economie in onze behoeftigheid gezocht moet worden, dat de basiseenheid van elke economische calculatie het individu is. De economie is er voor de mensen en de mens is een individu. De economie is uiteraard helemaal geen teleologie, het is niet meer dan een zichzelf reproducerend stelsel en kan dus niet zonder terugkoppeling, zonder feedback. Er is een feedback, bijvoorbeeld, die je ertoe dwingt te werken aan je diverse vormen van kapitaal en wel zo dat als je helemaal niet houdt van, helemaal geen behoefte hebt aan, al die gezelligheid van contacten en netwerken je een dief van eigen portemonnee bent als je aan die behoefte toegeeft. Er is de feedback (de psycholoog, alweer hij, gebruikte het mooie beeld van een windtunnel) die jou modelleert naar de snelheid van de economie in plaats van omgekeerd. Lukt het niet om jou te herontwerpen naar de eisen van de snelheid? Dan heb je pech en tal van mensen hebben pech. Het was alweer de psycholoog uit Vlaanderen die het opmerkte. De anderen knikten gedwee. Tja, even niet bij stilgestaan. Eenvoudige gedachte, feedback. Ik geef toe, van het individu blijft dan niet veel meer over dan het uniform en van de calculatie niet veel meer dan de heteronomie, de gehoorzaamheid aan normen die overal vandaan komen, behalve uit jezelf. Het onbewuste en de ideologie daargelaten natuurlijk.
En, wat minder vragend en wat meer constaterend, zien we niet dat in het bedrijfsleven arbeidsorganisaties niet zijn opgebouwd uit individuen maar uit ‘teams’, gewoon omdat het individu veel te klein bemeten is om de constante stroom aan eisen, veranderingen, aanpassingen, nieuwigheden aan te kunnen? Zien we niet dat in de sociale psychologie (van Simon tot en met Kahneman) en in de theoretische economie (Arrow bijvoorbeeld) forse restricties zijn opgespoord die van de individuele rationaliteit niet heel veel overlaten? Psychologie en economie – beide disciplines zaten aan tafel. De psycholoog bracht wat nieuws, de econome dacht ongetwijfeld dat iets nieuws een economische theorie van de innovatie veronderstelde en die ze had even niet bij zich.
Ik denk toch dat het een lokale, en geen disciplinaire, infectie is die de Nederlanders met stomheid slaat. Als in het spelletje: Wie van de twee? De Vlaming mag opstaan, de psycholoog mag blijven zitten.
29 juli
=0=
Tussenmensen
Voor mij was het een nieuw woord: tussenmensen. Ik trof het aan in een artikel in De Groene, getiteld ‘Thuiszorg voor tussenmensen; terug naar de werkvloer’. De auteur van het artikel heeft een week meegelopen met mensen uit de thuiszorg. In dezelfde Groene nog een artikel over thuiszorg, van dezelfde auteur en dit keer over de beloningen in die branche. Hogere beloningen voor bestuurders, loonsverlagingen en ontslagen voor de werkvloer. Het gat wordt groter. De reden: bestuurders vergelijken zich niet met de anderen in hun organisatie, bestuurders vergelijken zich met andere bestuurders. Het zijn de zegeningen van het NPM, het New Public Management, en het geheel is een belediging voor het publiek, maar een triomf voor het management. Wat de minister, de staatssecretaris en de Kamer ook verzinnen, het aanpakken van het NPM zit er niet bij. Zij hevelen de zaak gewoon over naar de gemeenten – mogen die het uitzoeken. Ik lees dat zorgorganisatie Servire uit het oosten van het land al hinderden mensen ontslag heeft aangezegd. Het contract van Servire loopt af, een nieuw contract moet nog gesloten worden met gemeenten die fors moeten bezuinigen dus wat doet een beetje bestuurder? Precies, die wacht niet af, die is daadkrachtig en zorgt niet voor de zorg maar voor de financiën. Zo doe je dat, als manager die zich met andere manager vergelijkt op een markt voor managers. De SP gaat er vragen over stellen. De SP vindt dat Servire niet op de zaken vooruit moet lopen met die ontslagen. Dat ziet de SP onjuist. Besturen is, sinds het NPM, op de zaken vooruitlopen en wie dat niet doet maakt op de markt voor managers/bestuurders geen kans. De SP doet net alsof het in de zorg om zorg gaat. Dat zouden we allemaal wel willen – daarom kan het niet.
Bij de beloningen hebben we het over bovenmensen en benedenmensen in de verdeling van de zorgopbrengst. Bij de zorg zelf hebben we het over de verdeling van patiënten in aandoeningen en de categorisering van al die aandoeningen in zorgzwaartepakketten. Zorgzwaartepakketten hebben weinig met zorg van doen. Ze bepalen welke (uitputtend genormeerde en in gestandaardiseerde termen omschreven) zorghandelingen tot welk bedrag worden vergoed door ofwel de WMO aan te spreken, ofwel de AWBZ. Wie meer wil moet zelf meebetalen. Wie meer wil kan niet altijd meebetalen. Vervelend maar rechten bestaan niet meer. In plaats daarvan krijgen we voorzieningen en op is op. De WMO is goedkoper en nu de AWBZ zowel van een recht in een voorziening wordt omgetoverd als van het rijk naar de gemeenten wordt overgeheveld is het niet moeilijk raden waar de voorkeur van de gemeente naar uit zal gaan. Of voorkeur, de gemeenten krijgen veel minder dan het rijk eraan besteedde. Hoeveel keus hebben ze? Hier, ik twijfel er niet aan, ligt een schone taak voor bevlogen bestuurders met hart voor de zorg en oog voor de markt van bestuurders. Toch? Anders krijg je wel bevlogen maar geen goede bestuurders en wie is daar nu mee geholpen?
Als je tussen twee zorgpakketzwaarten in valt dan ben je een ‘tussenmens’. Daar zijn er veel van lees ik. Dat kan ook niet anders want mensen worden ingedeeld naar hun aandoeningen en de ene aandoening is ernstiger dan de andere en moet toch in een pakket worden geplaatst want je kunt niet in twee pakketten wonen. Ja, jammer, maar zo is het. Het leidt uiteraard tot ritselen. Dat is een zegen voor de patiënten van de thuiszorg – en een nog grotere zegen is dat de verpleegkundigen door hebben (de boekhouders van het CIZ hebben dat niet door want er is geen enkele declarabele registratie voor) dat hun handen belangrijk zijn maar hun ogen en oren nog veel belangrijker.
Het mooist verwoord worden de problemen van de mensen die zich verzetten tegen hun transformatie van verpleegkundige in boekhouder door een verpleegkundige die het ziekenhuiswezen verliet om in de thuiszorg te gaan werken: ‘Weet je wie kiezen voor werken in de thuiszorg? De mensen die niet in nummertjes of ziektebeelden denken. … In de thuiszorg kijk je niet alleen naar dat gebroken been, maar je bent ook gefocust op alles wat er achter de patiënt zit.’
In de thuiszorg zijn de patiënten mensen. In de vergoeding voor thuiszorg zijn de patiënten een combine van aandoeningen. Het resultaat is ‘tussenmensen’.
28 juli
=0=
Plank
De staatssecretaris mocht niet spreken op het afscheidsfeestje van de landelijke deken van de advocatuur. Hij mocht wel komen en een handje geven, hij mocht niet spreken. De deken had er geen behoefte aan. De advocatuur blijkbaar ook niet.
De aanleiding voor het ongenoegen was het toezicht op het toezicht. De staatssecretaris was ontevreden over hoe de advocaten hun eigen huis op orde hielden. Dat hebben de advocaten (de deken in de regio, de landelijke deken) zich aangetrokken. Verschillen tussen regio’s zijn weggepoetst, administratieve standaarden zijn aangescherpt. Zelfregulering. Het had wat eerder gemogen en het had niet op de staatssecretaris hoeven wachten. Het komt meer voor dat zelfregulering geen product is van de overtuiging dat regulering nodig is maar een product van de angst voor en de weerstand tegen externe regulering. Hoe dan ook, de advocatuur heeft ingezien dat zelfregulering pas af is als ook daarop weer toezicht komt en dan niet van nog meer slagers die hun eigen vlees keuren maar van een ‘onafhankelijke’ toezichthouder.
Staatssecretaris Teeven is daarover met de advocatuur een tijdje in gesprek geweest. Tot overeenstemming heeft het niet mogen leiden. De staatssecretaris vindt dat de overheid het externe toezicht moet invullen, de advocatuur vindt dat de overheid dat juist niet moet doen. De vraag is wat ‘onafhankelijk’ inhoudt. Bij de AFM bijvoorbeeld lees je dat dit gezelschap ‘onafhankelijk’ is maar wel met handen en voeten gebonden aan het ministerie van Financiën. De NZa (Nederlandse Zorgautoriteit), met een tamelijk breed mandaat, zeker vergeleken met de AFM, is een zelfstandig bestuursorgaan en van de verzameling zbo’s in ons land kun je van alles zeggen maar niet dat het een heldere status heeft – je mag vermoeden dat zbo’s juist daarom zo populair zijn geworden. Het Centraal Medisch Tuchtcollege, op zijn beurt, is ook onafhankelijk en daar lijkt onafhankelijkheid ook redelijk gegarandeerd. Bij de AFM denk ik altijd dat het een autoriteit van gebakken lucht is, bij het Tuchtcollege denk ik dat niet. Zou de advocatuur daaraan gedacht hebben, met hun plan voor onafhankelijk toezicht op toezicht?
In het belang van een onafhankelijke rechtspraak zullen de advocaten wel gelijk hebben en Teeven niet. Teeven slaat de plank mis, lees ik in de Volkskrant. Hij maakt er een gewoonte van. Niettemin ben ik benieuwd wat de advocatuur onder een onafhankelijk extern toezicht verstaat.
25 juli
=0=
Det
Ruim twee jaar geleden, om precies te zijn op 4 juli 2011, waren we (leden van een cultuurproject voor Gouda, geëntameerd vanuit de Haagse Hogeschool, waar Det docent was, het museum Gouda, de openbare bibliotheek Gouda en het regionaal archief) in Enkhuizen, ter afsluiting van een werkseizoen. Det had een mooi woninkje in Enkhuizen maar daar was het niet om te doen. We zouden het jaar, behalve met het opmaken van de stand van zeken en het maken van afspraken voor het begin van het nieuwe, nog bezegelen met een bezoek aan het Zuiderzeemuseum. Det zou ons rondleiden. Dat deed ze goed en enthousiast. Ze kende het museum, ze kende mensen die er werkten, de mensen kenden haar. Ze had er zelf gewerkt en had er, met pijn in het hart, afscheid van moeten nemen in dezelfde periode dat Arnout Weeda daar als directeur moest vertrekken. Ze had meer gedaan, in het organisatieadvies en later op de hogeschool maar haar periode bij het museum, dat was de beste. Dat zal ook aan Arnout hebben gelegen, over hem sprak ze steeds met warmte en bewondering. Bij de presentatie van Arnout’s boek (Het mysterie van Wenen) in Amsterdam, aan het Spui, was ze aanwezig, achteraan in het kleine zaaltje van de UvA. We hadden het wel eens over dat boek. Ik biechtte haar op dat ik er niet goed uitkwam maar dat ik er nog wel eens wat over zou opschrijven en dat wou ze dan graag hebben. Ik heb dat nog altijd niet gedaan (meer en meer ben ik ervan overtuigd dat het boek eigenlijk ‘Kierkegaard in Wenen’ had moeten heten maar een goede vorm om dat uit te schrijven heeft mijn pad nog niet gekruist) en nu is het te laat.
Over haar periode (late jaren zeventig, jaren tachtig) als zo ongeveer de beste keepster in het nationale en internationale hockey sprak ze weinig. Dat was afgesloten. Maar haar doorzettingsvermogen, haar discipline en haar veerkracht, het zullen toen karakteristieken zijn geweest en in de enkele jaren dat ik haar kende zijn het haar karakteristieken gebleven.
Det overleed afgelopen zondag vier maanden nadat ik haar voor het laatst zag, nota bene bij de herdenkingsbijeenkomst voor haar broer Jos de Beus, net als zij te vroeg overleden. Toen was ze nog vol goede moed, de kanker die haar al jaren plaagde, met tussenpozen van een beetje minder maar ook dan niet helemaal weg, leek even getemd. Nee dus. Det is slechts 55 jaar geworden.
23 juli
=0=
Organisch
Het bij elkaar brengen van wetenschappelijke disciplines en praktijkgeoriënteerde kundes is in de visie van Herbert Simon wel moeilijk, maar niet onmogelijk. Hij vergelijkt het met het mengen van water en olie, en merkt op dat die zich weer zullen scheiden, tenzij je blijft roeren. Waarom zou je die moeite doen? Omdat in het beste geval zowel de disciplines als de kundes daar beter van worden. Je organiseert gemeenschappelijke gelegenheden (van gezamenlijke bijeenkomsten tot en met de inrichting van faculteiten en gebouwen) en het contact dat daaruit voortvloeit, is nuttig voor beide. Contacten organiseren samenhang, niet alleen binnen beroepsgroepen maar ook tussen beroepsgroepen. Bonding en bridging in het moderne jargon. Durkheim zou het solidariteit noemen en hoewel de solidariteit binnen een groep meestal – om een beeld van Michael Walzer te gebruiken – ‘dikker’ is dan die tussen groepen zijn de twee typen niet noodzakelijk een bedreiging voor elkaar. Ze vullen elkaar aan, eerder dan dat ze in conflict zijn. Maar zijn ze in conflict dan is het gelijk oorlog. Het bracht Durkheim ertoe, tegen de achtergrond van de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog, zijn kaarten te zetten op ‘burgerschap’, eerder dan op de vlag, het volk, de natie en andere passies waarbij het bloed altijd dikker is dan het water. Hij zocht zijn mechanische solidariteit in de gelijkheid van het burgerschap en was ervan overtuigd een complexe en moderne samenleving daarmee een betere dienst te bewijzen dan de aanhangers van volk en natie.
Dat is ook wat me stoorde aan het artikel in dagblad Trouw van zaterdag, het artikel waar ik ook gisteren aan refereerde. Verbroedering of verwijdering, die keus. Maar broederschap is te ‘dik’, dus waarom niet ‘burgerschap’? Waarom geen Europees burgerschap? Waarom geen mogelijkheid om burger van Europa te worden, onafhankelijk van je land van herkomst, zoals je ook burger van de VS kunt worden, ook al ben je niet geboren in een van de vijftig staten van dat land? Waarom, met andere woorden, houden we het in Europa op een mechanische solidariteit die de nationale grenzen niet mag overschrijden? En, zolang we het daarop houden, wie zou zich dan nog kunnen verbazen over politici en bewegingen die vinden dat daar nog wel een tandje bij mag worden gezet? Het speelveld wordt hen op een presenteerblaadje aangereikt.
Verander het speelveld dan maar. Verbreed het van een achter nationale grenzen verschanst burgerschap naar de volle reikwijdte van een Europees burgerschap.
De discussie over Europees burgerschap lijkt me, meer dan de discussie over een federaal Europa, een thema dat het bleke Europese ideaal weer wat kleur op de wangen kan geven. En daarvoor is het de hoogste tijd.
22 juli
=0=
Nergens
Nergens in het gebied van de euro is het consumentenvertrouwen zo sterk van positief naar negatief omgeslagen als in Nederland. Ik lees het in de NRC en daar baseert men zich op cijfers van het CBS. De krant analyseert dat de oorzaak van onze opvallende positie gelegen is in ons pensioenstelsel. Onze pensioenen beslaan 130% van het BBP, elders in Europa is het 15%. Slaat de twijfel over wat het allemaal nog waard is toe dan komt het bij ons verhoudingsgewijs veel harder aan. Wie dacht wat te hebben denkt nu dat het wel eens zou kunnen verdampen. De rente, weet je wel. Dat is helemaal geen rente, dat is een door de Kamer zelf geaccordeerde boekhoudregel die met de markt net zoveel te maken heeft als de accijns op tabak, alcohol en benzine. De consument weet dat best en wordt er niet kooplustig van. Uiterst verstandig. Dat de consument de problemen van bezuinigingsbeleid zou kunnen oplossen – niemand behalve een politicus die het verzint.
Ik zou denken dat de consument helemaal niet somber gestemd is door sombere vooruitzichten, ik zou denken dat de consument somber gestemd is door het verstikkende wolkendek van woorden, profetieën, geruststellingen en ontkenningen – kortom door een lading taalvervuiling waarvan het voornaamste effect het onmogelijk maken van welk zinnig gesprek dan ook is – dat onophoudelijk en sinds jaren (aan de snelheid waarmee dat waterhoofd groter wordt kunnen we crisis beter aflezen dan aan de prognoses van het CPB) boven ons hoofd hangt. Dan gaat het over (de verwachtingen) over pensioenen maar ook over de verwachtingen over huizen en zorg. Dat het ook over de verwachtingen over werk zou kunnen gaan ligt voor de hand, en ook dat vermeldt de krant, in een adem met de stagnerende export. Werk is er zat, maar banen hebben we niet want banen moet je betalen. Dat weet de consument best maar daar had de krant het even niet over. Werk? Neem de zorg. Zouden we ooit nog zonder oorverdovende ruis over zorg kunnen spreken nu een staatssecretaris zegt te streven naar een samenleving waar het voor elkaar zorgen weer normaal, weer de norm, wordt? Zou die staatsecretaris ook maar een seconde geloven dat wij geloven dat het probleem in te weinig aanbod zit en niet in een omvangrijkere en complexere, langduriger en steeds slechter (in termen van het beroep dat het op mensen doet) voorspelbare vraag naar zorg? Natuurlijk gelooft de staatsecretaris dat niet maar, denkt hij, wie wil er nou geen ‘betrokken’ samenleving? Inderdaad, vandaag is de lucht betrokken dus waarom ook de samenleving niet?
En het gaat maar door. Het CPB heeft nu weer uitgevonden dat de problemen op de huizenmarkt ‘psychisch’ zijn. Dat komt ook hier door het aanbod, door de aanbieders, de verkopers, van woningen. Zij lijden aan ‘verliesaversie’. Dat is een volgens het CPB irrationele aandoening bij huizenverkopers die het verdommen verlies te nemen, ook al zou je bij verkoop geen restschuld overhouden. Ik zou niet weten wat daar irrationeel aan is. Niettemin, nu het CPB niet alleen weet wat rationeel is, maar op basis van die pretentie ook meent te weten wat irrationeel is, moeten we niet alleen vrezen voor nog meer van dit soort planeconomengekte, we moeten vrezen dat ook het gesprek over de huizenmarkt weer een beetje onmogelijker geworden is.
En de pensioenen? Weer een staatsecretaris is er uit. In de zeer nabije toekomst kan gekozen worden tussen een nominaal pensioen dat door de inflatie zal worden leeggegeten en een reëel pensioen dat misschien voor de inflatie corrigeert en misschien ook niet want de staatsecretaris heeft bedacht dat reëel en risico dezer dagen hetzelfde betekenen. Kiest u maar! Wie kiest? Dat, zo heeft de staatssecretaris bedacht, zijn niet de gepensioneerden, het zijn de pensioenfondsen. Daar komt nog gedonder van, maar los daarvan, de gehele reële redenering van de staatsecretaris berust op een toekomst waarin voor een zwarte zwaan geen plaats meer is. Ik vermoed dat de pensioenfondsen dezelfde redenering aanhouden en daarmee is hun keuze tamelijk voorspelbaar.
We hebben een financiële crisis als uitkomst van precies die redenering. De consument weet dat. De consument is reëel, hier en in de rest van Europa. De consument heeft het niet zo op risico’s die anderen voor hem nemen. Als dat ooit tot de beleidsmakers doordringt – wie weet wordt een gesprek dan weer denkbaar.
20 juli
=0=
Zuinig
Minister Schippers denkt niet in termen van patiënten maar in termen van aandoeningen. Een hernia is een hernia en het is vreemd en overbodig en verspillend als het ene ziekenhuis bij een hernia wel en het andere niet tot opereren overgaat. In dat geval moeten ze allebei hetzelfde doen en de minister weet wel wat dat is: niets. Verspilling bestrijden mevrouw, dat doe je zo. Ik las over het ministeriële inzicht in hernia in een interview met haar, afgedrukt in dagblad Trouw. Sire, er zijn geen patiënten. Er zijn alleen aandoeningen en een aandoening is een aandoening is een aandoening. Wie, bijvoorbeeld, een statistisch weinig voorkomende combinatie van aandoeningen tot zijn bezit mag rekenen moet er in de nabije toekomst op bedacht zijn dat hij voor aandoening A naar ziekenhuis Q te Z moet en voor aandoening B naar ziekenhuis J te O. Ik kies het gemakkelijke voorbeeld. Je kunt nog meer aandoeningen tegelijkertijd hebben en daarmee is de kans op een combinatie die uitsluitend reislustige patiënten met een grote wens tot het ontdekken van steeds nieuwe omgevingen zal bevallen, weer wat groter. Niet alles kan tegelijk, zei de minister (ze durfde de salarissen van de medische specialisten niet aan te pakken) maar daar vergist ze zich in. Aangekomen bij de individuele patiënt kun je tegelijk verschillende aandoeningen aantreffen, dus dat kan wel degelijk. Nee, we kunnen ze niet allemaal tegelijk genezen, wat dacht u, maar als u tijd heeft, een koffertje en enig aanpassingsvermogen dan zult u nog eens zien.
De minister heeft een eigen logica. Een verzekeraarlogica. Een verzekeraar vergoedt geen patiënten maar behandelingen. Daarom gaat het ook niet om de patiënten, het gaat om de behandelingen. Daar is, om de medische werkvloer in de gaten te houden, ooit de dbc, de afkorting voor de diagnosebehandelcombinatie, voor uitgevonden. Zo’n combinatie bestaat voor elk zorgproduct want de zorg bestaat uitsluitend uit producten. De invoering van de dbc’s viel ongeveer samen met de introductie van de nieuwe, geprivatiseerde, zorgverzekering en daarop moet worden toegezien. Daartoe zijn de dbc’s ontwikkeld. Die hebben niet met zorg en alles met toezicht te maken. Het werd een onoverzichtelijk bende. De verzekeraar zou voortaan zorg gaan ‘inkopen’ en daarbij per aandoening ongetwijfeld de beste en scherpste verhouding van ‘prijs/kwaliteit’ weten binnen te slepen. Voor patiënten was niet echt een rol weggelegd in de nieuwe opzet van vraag en aanbod, want niet zij zijn de vragers, de verzekeraars zijn dat. En ook die redeneren niet vanuit patiënten maar vanuit aandoeningen. Verzekeraars en zorgaanbieders vormen de nieuwe combinatie, met de minister op het vinkentouw van de kosten van een ‘basispakket’ dat geen basispakket maar een sluitstukpakket is, dat niet wordt geregeerd door maatstaven uit de zorg maar door financiële maatstaven. Een opmerkelijke combinatie, goed voor een ware kostenexplosie en voor onbegrijpelijke rekeningen, die gelukkig voornamelijk naar de verzekeraars gingen, in de hoop dat die er wel wat van konden bakken. De patiënten konden dat niet en we weten ook waarom, want zij, patiënten, bestaan helemaal niet, alleen hun aandoeningen bestaan en daar hebben we al zorg genoeg om. Though this be madness, yet there is method in it.
Een aandoening leidt soms tot een ingreep, maar alleen indien de ingreep ‘zinnig en zuinig’ en ‘nuttig en noodzakelijk’ is. Een ingreep leidt tot een rekening en die zal in de toekomst ‘duidelijker’ zijn en ‘beter’ te begrijpen door de patiënt. Niet duidelijk en begrijpelijk maar duidelijker en beter. En daar gaan we allemaal op letten want verspilling – daar hebben we niets aan. Stapje voor stapje komen we dichterbij de enige echte bron van de verspilling. De patiënt. Ik vind dat als de Kamer dit akkoord van de minister voorgelegd krijgt de Kamer het aan zijn eer verplicht is uit te spreken dat per heden de patiënt in naam van de aandoening wordt afgeschaft. Waarom anders staat het patiëntenrecht op vrije artskeuze steeds meer onder druk?
Het zal niet verbazen dat de huisarts (bij de huisarts was je tenslotte nog altijd patiënt) de sleutel heeft die de deur opent naar succes en falen van dit akkoord of beter: van deze operatie.
18 juli
=0=
Boot
En zo zat ik gisteravond weer eens in het café, om te schaken met R. Ik verloor roemloos. Voorafgaand aan de schaakpartij namen we, drie pensionado’s (D. was er toen nog bij), de wereld door. We vroegen ons af of, nu de VVD is teruggevallen op de meest platte vorm van utilitarisme, de solidariteit niet het kind van de rekening zou worden. Ik koop wel een eigen boot versus we zitten allemaal in dezelfde boot – zo’n vergelijking. We concludeerden dat de PvdA meer van het VVD-utilitarisme heeft overgenomen dan de VVD van de solidariteit die de PvdA zegt na te streven. De schuit waar we allemaal in zitten heeft onderhoud nodig. Het onderhoud wordt verwaarloosd. Zou het onderhoud er wel komen dan houden we niet genoeg over voor onszelf, voor ons eigen bootje. Vandaar. Als je van kunst houdt dan moet je er maar voor betalen, en als de kunst niet wordt betaald weten we ook niet wat het waard is. Dito voor zorg, dito voor onderwijs en wat zich dan nog aan het zicht van de markt heeft weten te onttrekken zal door het panopticum, onze hoogsteigen interne monitor, alsnog zichtbaar worden. Ideologie van Rutte II.
Ik bedoel met ideologie uiteraard geen stelsel van ideeën, ik bedoel dat ideologie ‘materieel’ is, ingeschreven in statelijke en maatschappelijke organen en organisaties en herkenbaar aan de bijbehorende praktijken, de rollen die je speelt als werknemer, uitkeringsgerechtigde, scholier en student, ouder, burger. Nee, vooral geen ideeën, en dat niet alleen omdat de ideeënarmoede van de Nederlandse politiek deze ronde wel heel erg opvalt, maar ook om conceptuele redenen. Ideologie, zo Althusser, is niet alleen ‘eeuwig’ (in de zin van Freud: het onbewuste is ‘eeuwig’), ideologie is ook en wat mij betreft zelfs in de eerste plaats, ‘materieel’. Nu, ligt dan de vraag niet voor de hand welke organen en organisaties met welke bijbehorende praktijken de sociaaldemocratie in het veld heeft gebracht om de strijd met de utilitaire tegenhangers (door Power zo aardig samengevat in de term ‘auditmaatschappij’) aan te gaan? Waarom denken we dat een eigen bootje belangrijker is dan een schuit voor allen? Waarom denken we dat we iedereen de maat kunnen nemen en dat de enige maat een utilitaire maat is? Een utilitaire maat voor allen? Natuurlijk, allen, dat meten we tegenwoordig Europabreed en sommigen meten het zelfs wereldwijd. Een bezwaar?
Nee, het zou geen bezwaar mogen zijn. Het is geen bezwaar. Het is een uitdaging.
16 juli
=0=
Kalender
Elly en ik waren een paar dagen in Frankrijk. Eerst Parijs (Centre Pompidou, Le Marais), daarna het al even zonovergoten Montchanson. Gisteren, de 14e juli, reden we terug. De 14e juli is een toevoeging – laten we zeggen, een seculiere toevoeging – aan de Franse kalender. Een uitzondering. Je hebt pas werkelijk een revolutie – bijvoorbeeld een revolutie in de zin van het doorzetten van de scheiding van kerk en staat – als je een nieuwe kalender begint. En er in slaagt het met die kalender vol te houden natuurlijk. Dat is andere koek. De Fransen hebben het even geprobeerd (tussen 1793 en 1805), tot Napoleon er weer een einde aan maakte. De nieuwe kalender had, hoe zou het anders kunnen, eigen feestdagen (dagen voor de Deugd, het Vernuft, de Werkzaamheid, de Gezindheid en de Beloning). Daar moesten de Fransen, inclusief de klerikale Fransen, het maar mee doen. Was het gelukt, het had een werkelijke scheiding van kerk en staat betekend, op kosten van elke publieke aanwezigheid van de kerk. De Fransen hebben er twaalf jaar mee zitten hannesen, met die kalender, en toen was het over. Daarna werd het thema van de scheiding van kerk en staat een bron van semantische vreugde en communicatief onbegrip over en weer.
Op weg naar Le Marais zaten we even op een terrasje. Het was nog vrij rustig, met uitzondering van het tamelijk oorverdovende effect van het luiden van een kerkklok vlakbij. Frankrijk is een seculiere staat maar wel een staat met een traditionele christelijke kalender. Kerst, Maria Hemelvaart, dagen waarop de gewone werkdagen zijn afgeschaft. Net zoals op de zondag, onze zondag in Parijs. De staat mag seculier zijn, de kalender is door en door christelijk en zo lang dat zo is, is al het geklets over godsdienst als een privézaak niet meer dan dat – geklets. Kalenders zijn geen privézaak, alleen verjaarskalenders zijn dat, kleine markeringen in de grote tijdsstructurering, vergelijkbaar met het talige contrast tussen langue en parole.
Ik lees in de kranten dat onze premier Gods wil kent en dat die wil de mazelen en andere kinderziekten al lang is ontgroeid. Niet alle bevindelijk gereformeerde predikanten weten dat en daarom vindt de premier, na mevrouw Borst en na de onvermijdelijke mevrouw Dupuis, dat die predikanten hun gemeenten deze kennis over de wil van God niet langer mogen onthouden. Een liberalisme dat zich ontfermt over de inhoud van de preek, dat is nog eens wat nieuws. De impliciete erkenning dat godsdienst niet helemaal en niet exclusief privé is, is mooi meegenomen. Daar kunnen we de liberalen nog aan herinneren als het zo uitkomt.
En voor het overige is het niet meer dan een bewijs dat de enige manier waarop gelovigen over politiek en politici over geloof kunnen spreken, die van de eeuwige reproductie van het communicatieve misverstand met betrekking tot de scheiding van kerk en staat is.
15 juli
=0=
Wirwar
Af en toe worden we door De Groene getrakteerd op een onderzoeksdossier. Zoals vorige week over de woningbouwcorporaties sinds hun verzelfstandiging begin jaren negentig. Een opmerkelijk dossier, ook dit keer. Niet eens omdat er zoveel nieuwe dingen in staan (eerlijk gezegd kan ik dat niet zo goed beoordelen, het kan voor de fijnproever anders liggen) maar vanwege de grondigheid en de helderheid van het artikel.
Begin jaren negentig, de jaren waarin we overhaast besloten naar Joegoslavië af te reizen en de jaren waarin we al even overhaast besloten tot zelfstandigheid voor de corporaties, tot een bruteringsoperatie van vele miljarden en tot een toezicht op de corporaties dat zo slecht was geregeld dat niemand wist hoe het precies in elkaar stak. Een wirwar. Begin jaren negentig, de jaren van het Verdrag van Maastricht, van de muntunie en het EMU-saldo als gevolg waarvan de overheidsbegroting bevrijd moest worden van verplichtingen zoals volkshuisvesting, en van de liberalisering van het bankwezen. Überhaupt de jaren van deregulering van van alles en nog wat. De jaren waarin elk bedrijf dat wou blijven meetellen de aandacht verschoof van goederen en diensten naar beleggingen, daarin geholpen door een snel groeiend leger van dienstvaardige specialisten dat telkens nieuwe financiële producten bedacht en aanbood, producten die zo slim in elkaar zaten dat ze elk risico konden afdekken door steeds meer risico te nemen. Niemand die het begreep, zeker niet als het fout ging, maar als het fout ging was er altijd de overheid nog. Dat gold ook voor de corporaties. Bij de brutering werd besloten dat de overheid afzag van liefst veertig miljard gulden aan bij de sector uitstaande leningen en dat de corporaties als tegenprestatie van eenzelfde bedrag aan toekomstige subsidies zouden afzien. Zo werd de overheidsbegroting geschoond en kreeg de sector de vrije hand. De overheid bleef wel toezicht houden (met die taak werd het Centraal Fonds Volkshuisvesting belast) en de sector zelf zou met behulp van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw aan de nodige verstandige zelfregulering doen. Het werd een fiasco. CFV had informatie nodig om toezicht te kunnen uitoefenen, WSW had die informatie en weigerde die te leveren. Wie vervolgens waartoe bevoegd was om de ander in het gareel te schoppen was niet duidelijk en bleef niet duidelijk. Opmerkelijk: in de loop der jaren werd het toezicht eerder soepeler dan strenger. Dat bleek met name uit het gemak waarmee het WSW garanties aan kredietverstrekkers kon afgeven met als prettig gevolg van de corporaties dat ze tegen een lage rente konden lenen. Die garanties zorgden er overigens voor dat niet de sector maar de staat garant stond, voor een bedrag inmiddels van bijna 90 miljard euro. Ook sociale woningbouw heeft een prijs.
Nog opmerkelijker was het feit dat de corporaties zich steeds minder van de sector als geheel aantrokken en hun eigen weg gingen. Dat was, dat weten we zo langzamerhand wel, de weg van de ene beleggingsconstructie na de andere voor het ene project na het andere, met voor elke constructie weer een aparte juridische constructie. De wirwar. Accountants stonden erbij en keken ernaar en toen het te laat was, was het te laat.
Nederland is een land van een machteloze autoriteit en van tandeloze autoriteiten.
3 juli
=0=
Acuut
Ik zal de reformatorische geest nooit begrijpen. Nu gaat het weer over mazelen en inenting. Sommigen vinden inenten onjuist omdat het tegen de vaderlijke hand van God zou ingaan. Anderen vinden dat het wel kan, overigens op basis van dezelfde Heidelbergse catechismus. Nu, dat komt voor. Over de uitleg van teksten kun je van mening verschillen. Ik vind wel dat het daarbij verschil maakt of het over jezelf gaat of over je kinderen. Het is in dit land verboden om het leven van jezelf en dat van anderen in gevaar te brengen en met dit verbod wordt in het geval van inentingen tegen de mazelen de hand gelicht door ouders die weigeren hun kinderen in te laten enten. De autoriteiten staan erbij en kijken ernaar. Ze gedogen het en geven in feite de godsdienstvrijheid van de ouders de voorrang boven het leven van de betrokken kinderen. En niet alleen van hun eigen kinderen maar ook van de kinderen in de omgeving van hun kinderen. Meestal wordt de inenting tegen de mazelen gecombineerd met de inenting tegen de bof en de rode hond. Alle drie ziektes kunnen schade opleveren – de kans op schade aan het gehoor, van slechthorend tot en met doofheid, komt bij alle drie voor. Ik weet niet wat de catechismus meldt over de kinderen van anderen, maar wat er ook over moge staan, het weegt voor mij minder zwaar dan de stilte, opnieuw, van de autoriteiten. Ons land wemelt van de autoriteiten; ze worden elke keer opgericht als de overheid erachter komt dat ze iets uit handen heeft gegeven dat ze niet meer terugkrijgt en hup: een autoriteit. In dit geval zou het eenvoudig moeten zijn. Je eigen en andermans kinderen op het spel zetten, dat is twee keer raar en twee keer onwenselijk (Geert-Jan Knoops vindt, zoals blijkt uit een uitspraak in de Volkskrant, dat de Raad voor de Kinderbescherming zich tot de rechter zou kunnen wenden).
Maar het wordt pas echt onbegrijpelijk, voor mij althans, zodra een kind als gevolg van het niet-inenten ernstig ziek wordt. Dagblad Trouw doet verslag van een interview met de rector van het Hersteld Hervormd Seminarie van de VU. Hersteld is een mooie toevoeging aan hervormd in dit geval, maar vooruit. De rector, gevraagd naar wat er gebeurt als kinderen ernstig ziek worden, geeft het volgende antwoord: “Bij acute nood maakt niemand een probleem van medisch ingrijpen. Vóóraf ingrijpen is het punt. Tegenstanders vinden dat ziekte en gezondheid ons overkomt en niet iets is waarvoor je preventief maatregelen neemt”. De vaderlijke hand beschikt – tot het menens wordt. Dan wikt en beschikt de ouder zelf. Volgens welke redeneerkronkel heeft God zijn vaderlijke hand dan even gedelegeerd aan de ouders? Aan ouders die de kans dat een kind als gevolg van dit late ingrijpen voor de rest van het leven onherstelbare schade oploopt aanvaarden en dan roepen dat het niet te gek mag worden?
Rare ouders. Je neemt een gok met je kinderen en tegen de tijd dat ze serieus gevaar lopen doe je nog een beetje aan schadebeperking. Alsof je de deur openzet voor inbrekers maar wel de Bijbel verstopt in een onneembare kluis. Pikken verzekeraars het eigenlijk?
Ik vind het aanvaarden van de kans op onherstelbare schade aan kinderen, die van jezelf en die van anderen, onaanvaardbaar. Er zou acuut iets aan moeten gebeuren.
2 juli
=0=
Suggestief
Als ik de suggestie van Tom-Jan Meeus (NRC Weekend 29-30 juni, Z&Z: 25) goed heb opgepikt dan is de Eerste Kamer het uitverkoren adres van VNO-NCW. Hij constateert dat er in het gezelschap van senatoren maar liefst vier mensen rondlopen (van PvdA, CDA, D66 en VVD) die lid zijn of waren van het bestuur van VNO-NCW. En hij geeft aan dat, nu Wientjes met zijn tafelzilveraanbeveling feitelijk heeft aangegeven dat voor hem dit kabinet niet interessant meer is, het kabinet het niet makkelijker gaat krijgen om de Eerste Kamer te paaien. Goed, het staat er wat verhuld maar het staat er.
Het zijn formidabele uitspraken. Indien Meeus gelijk heeft dan controleert de Eerste Kamer niet langer de zorgvuldigheid van het werk van de collega’s uit de Tweede, de Eerste Kamer controleert of er wel voldoende rekening wordt gehouden met de belangenposities van sectoren als bouw, de zorg en de zorgverzekeraars en met de belangen van het bedrijfsleven als zodanig. Dat is het einde, niet van de Eerste Kamer maar van de formule, het stilzwijgende pact, op basis waarvan dat instituut functioneerde.
Het lijkt de hoogste tijd voor een bijzondere en gezamenlijke vergadering van beide Kamers om vast te leggen wat de verwachtingen over en weer zijn, verwachtingen in de zin van mogelijkheden om elkaar aan te spreken op de rollen die vervuld moeten worden. De suggestie van Meeus is immers dat VNO-NCW, in dit geval via de Eerste Kamer, een machtsstrijd met het kabinet uitvoert met als inzet wie nu eigenlijk de baas in dit land is. Het is niet zijn enige suggestie. Meeus trekt een vergelijking met de VS waar de Democraten goede vrienden van het bedrijfsleven zijn geworden – iets wat zich volgens hem nu in de PvdA afspeelt. Het betoog van Meeus is wat anekdotisch maar het kan zijn dat hij dat voor de smeuïgheid doet – zo’n lang artikel moet ook nog gelezen worden.
Het gaat Meeus niet om de Eerste Kamer, het gaat hem om de invloed van VNO-NCW en om de partijen die met die club zijn verbonden. Maar mij intrigeert nu juist de positie van de Eerste Kamer. Die dreigt te veranderen van een plek waar overlegd wordt in een plek waar onderhandeld wordt en waar in de onderhandelingen niet het algemene belang maar de diverse belangen van het bedrijfsleven centraal staan. Ik zou denken dat we aan de SER genoeg hebben om het bedrijfsleven een, mede door publieke overwegingen gewogen, invloed te laten uitoefenen op de agenda van de overheid. De Eerste Kamer is geen polder.
1 juli
=0=