DAGBOEKHOUDER
Aantekeningen van een ongeduldige toeschouwer

Ton Korver

Amsterdam 2016

Ga naar Archief:
2007–2008–2009–2010–2011–
2012–2013–2014–2015–2016


Om naar het begin van de pagina te gaan: klik op =0=


Juni

Meppen

Bindend

Gibraltar

Joke Smit

Sluipend

Handel

Verzet

Ras

Bril

Winnaar

Mei

Uiterlijk

Laatdunkend

Wacht even

Mislukt

Feuilleton

Helikopter

Gedrieën

Aanklacht

Voorafgaand

Heilig ontzag

Pardon

Langzaam

Centrum

Knoop

 


Maxima Moralia
 
Dat had ook de titel kunnen zijn van dit bundeltje aantekeningen. Maar ik wil niet overdrijven. Zo dicht op de huid zitten me de sketches hieronder nu ook weer niet. Ze gaan over dingen die me bezighouden en waar soms de handen van jeuken. Dat is nog niet hetzelfde als het ‘verzonken in ervaring’ dat de Minima Moralia van Adorno als keurmerk heeft. Je moet afstand weten te bewaren. Dat geldt voor de politiek – die karakterlozer wordt met elke nieuwe stap om vooral dicht bij de burger te blijven – en het geldt voor mij.

Niettemin, het kan altijd beter. En dat is een tweede verschil tussen mij en het inspirerende voorbeeld van Adorno. Er is geen goed leven in het slechte is een dictum dat nog uitgaat van een herkenbaar onderscheid tussen goed en kwaad. Daaruit vloeit het oordeel voort. Inmiddels twijfelen we ook daaraan. Dat is geen reden tot wanhoop. Eerder het omgekeerde. Twijfel is, met de gave ons te kunnen vergissen, de opmaat voor schaven en beschaven. Dat wordt makkelijk vergeten, en hoe drukker we het hebben hoe makkelijker. Ik ben aan diezelfde drukte gebonden. Vandaar het ongeduld, gekoppeld aan de afstand die ik met de woorden ‘aantekeningen’ en ‘toeschouwer’ verbind en het voorbijgaande dat meeklinkt in de titel waar ik uiteindelijk voor heb gekozen: dagboekhouder.

 


FiB
tijdschrift Filosofie in Bedrijf

Archief

Dagboekhouder 51
maart - april 2016


Dagboekhouder 50
januari - februari 2016

Dagboekhouder 49
november-december 2015

Dagboekhouder 48
september-oktober 2015

Dagboekhouder 47
juli - augustus 2015

Dagboekhouder 46
mei - juni 2015

Dagboekhouder 45
maart - april 2015

Dagboekhouder 44
januari - februari 2015

Dagboekhouder 43
november - december 2014

Dagboekhouder 42
september - oktober 2014

Dagboekhouder 41
juli - augustus 2014

Dagboekhouder 40
mei - juni 2014

Dagboekhouder 39
maart - april 2014

Dagboekhouder 38
januari - februari 2014

Dagboekhouder 37
november - december 2013

Dagboekhouder 36
september - oktober 2013

Dagboekhouder 35
juli - augustus 2013

Dagboekhouder 34
mei - juni 2013

Dagboekhouder 33
maart - april 2013

Dagboekhouder 32
januari - februari 2013

Dagboekhouder 31
november - december 2012

Dagboekhouder 30
september - oktober 2012

Dagboekhouder 29
juli - augustus 2012

Dagboekhouder 28
mei - juni 2012

Dagboekhouder 27
maart - april 2012

Dagboekhouder 26
januari - februari 2012

Dagboekhouder 25
november - december 2011

Dagboekhouder 24
september - oktober 2011

Dagboekhouder 23
juli - augustus 2011

Dagboekhouder 22
mei - juni 2011

Dagboekhouder 21
maart - april 2011

Dagboekhouder 20
januari - februari 2011

Dagboekhouder 19
november - december 2010

Dagboekhouder 18
september - oktober 2010

Dagboekhouder 17
juli - augustus 2010

Dagboekhouder 16
mei - juni 2010

Dagboekhouder 15
maart - april 2010

Dagboekhouder 14
januari - februari 2010

Dagboekhouder 13
november - december 2009

Dagboekhouder 12
september - oktober 2009

Dagboekhouder 11
juli - augustus 2009

Dagboekhouder 10
mei - juni 2009

Dagboekhouder 9
maart - april 2009

Dagboekhouder 8
januari - februari 2009

Dagboekhouder 7
november - december 2008

Dagboekhouder 6
augustus - oktober 2008

Dagboekhouder 5
april - juli 2008

Dagboekhouder 4
januari - maart 2008

Dagboekhouder 3
augustus - december 2007

Dagboekhouder 2
mei - juli 2007

Dagboekhouder 1
januari - april 2007

 

Meppen

In de Groene van deze week veel aandacht voor de Brexit. Ook voor Henk Hofland gelukkig, twee artikelen bewijzen hem de eer die hem toekomt. En er is een groot onderzoeksartikel over verzekeringen waarvan iedereen hoopt dat ze bona fide zijn en waarvan iedereen weet dat ze malafide zijn. Voortschrijdend inzicht, het inzicht dat je naïef bent als je denkt dat er goede en slechte maatschappijen zijn, dat het een dure les is geweest en dat je nu wel eens terug wilt meppen.

Zo zie je maar, een Brexit is nooit ver weg. Ik bedoel, ik vind de uitleg dat de Brexiteers niet voor iets kozen, maar ervoor kozen om gewoon iets af te breken, iets stuk te maken, ik vind die uitleg overtuigender dan de goedkope wijsneuzigheid over blanke, laagopgeleide mannen op leeftijd. Wij geen feestje? Dan jullie ook niet. Dat was het referendum. Decennia lang de schouders ophalen over de eenzijdige afwenteling van de nadelen van een meer open economie op diezelfde blanke, laagopgeleide aanstaande bejaarden, decennia lang met een stalen gezicht beweren dat het op de lange termijn voor iedereen beter zal worden – een referendum is, waar het over gaat doet er niet eens toe, een voortreffelijk medium om die leugenaars van gisteren de dampen aan te doen. Dat de leugenaars van vandaag en morgen daar goed mee wegkomen, ach, hun beurt komt nog wel. En ze weten het, dat wil zeggen ze weten niets en zeggen het bijna, bang als ze zijn dat ze op alles wat ze naar buiten brengen kunnen worden afgerekend. Afrekening, het woord alleen al smaakt naar referendum.

Ooit hadden we regeringen die namens de gehele bevolking poogden te spreken en te handelen. In Engeland is daar nu afscheid van genomen. Als de helft van de bevolking niet kan worden gediend dan is dat zo, pech gehad en wie weet ben jij volgende keer van de winnende partij. Dan kun je het nog eens dunnetjes over doen, je kunt je gram halen en meer dan dat. Afrekenen? Rekeningen vereffenen, daar gaat het om, met dank aan David Cameron.

In de Guardian kwam ik een column (Philip Allott, Forget the politics – Brexit may be unlawful)tegen waarin de vraag werd behandeld of het wel legaal was, wat Cameron met zijn referendum heeft bedacht, of daarmee de uitvoerende macht z’n hand niet overspeelde, of de rechtsprekende macht daar geen stokje voor kon, dan wel zou moeten, steken. Ik kreeg al lezend de indruk dat er op een proefproces werd gehoopt.

In de Groene houdt Thijs Kleinpaste een pleidooi dat als er al een referendum mocht komen daar zware procedurele eisen aan te stellen: een hoog opkomstpercentage, en een stemming die, net als bij een grondwetsherziening, twee ronden moet zien te overleven. Het zou kunnen. Ik weet niet hoe je daar nou weer een meerderheid voor krijgt en bovendien, het is geen oplossing voor het probleem van onverantwoordelijke premiers, van onverantwoordelijke partijen en, in het bijzonder, van een parlement dat weigert z’n taak te doen, de taak van een vertegenwoordiging voor en van allen te zijn, de taak die je per definitie niet per referendum kunt afdoen, nooit niet en dus ook niet na een referendum – behalve als we een referendum organiseren met als vraag of voortaan het parlement door een referendum moet worden vervangen.

30 juni

=0=

 

 

Bindend

Hoe zou dat eruit zien, die juridisch bindende verklaring waar Rutte om heeft gevraagd in Brussel? Iets in de geest van ‘de EU-lidstaten spreken plechtig uit dat alles wat niet in het associatieverdrag met Oekraïne staat echt niet in het associatieverdrag staat en er ook niet in komt te staan’?

Papier is geduldig. De kiezer is dat niet. De gemiddelde kiezer kan misschien geen nepkaviaar van echte onderscheiden. De gemiddelde kiezer kan wel knollen van citroenen onderscheiden. Het is niet uit te sluiten dat behalve premier Rutte de overige 26 leiders van de EU-lidstaten dat weten en Rutte zullen opdragen z’n eigen huiswerk te maken, in plaats van hen daarmee lastig te vallen. Dat zou de overige 26 sieren.

Rutte respecteert uitslagen van referenda door er een botte grap van te maken. Zou het kabinet hier met één mond spreken? Het zou zo maar kunnen en in elk geval, Rutte komt ermee weg. De enige parlementariërs die het referendum steunen zijn de non-parlementariërs van de PVV. De SP wil ook wel een referendum maar dan een eigen referendum dat niet over in of uit de EU gaat maar over de (on)wenselijkheid van een EU-light. Je verzint het niet. Het is alsof je een grasveld aanlegt en verbiedt dat er onkruid meekomt. Bij de SP denken ze dat niemand het verschil tussen EU-light en denken-light zal opvallen omdat het Emile ook niet opvalt. Bij de SP denken ze dat wanneer het voor Roemer te ingewikkeld wordt het voor iedereen te ingewikkeld is, en klaar zijn ze. Van de blijmoedige jongens en meisjes van D66, ooit de kampioenen van het referendum, horen we alleen nog afwijzende geluiden. Zo lang het referendum nergens over ging waren ze voor, nu het ergens over gaat zijn ze tegen. Zo kom je nog eens in de regering en daar heeft Pechtold wat aan – zijn houdbaarheidsdatum is in zicht – en daar heeft D66 wat aan want een nieuw geluid in het parlement met een nieuwe fractievoorzitter is nooit weg, en daar heeft het land wat aan omdat het goed is te weten dat zelfs referenda geen oplossing bieden voor kleingeestigheid. Van het parlement zal Rutte geen last hebben. 

‘Wij, leiders van de EU-lidstaten, verklaren voor verleden, heden en toekomst dat wij nooit verdragsteksten hebben opgesteld of zullen opstellen waar niet in staat wat er niet in staat. Wij voegen er ten behoeve van premier Rutte (NL) aan toe dat deze verklaring juridisch bindend is en wij verwijzen voor de uitleg van wat juridisch bindend is graag naar de handtekening van de vertegenwoordiger van het VK onder het Europese verdrag’.

29 juni

=0=

 


Gibraltar


In Gibraltar stemde 96 procent van de mensen voor Bremain. Op het totale aantal uitgebrachte stemmen is het een verwaarloosbaar percentage. Er zijn 30.000 stemmers in Gibraltar. Ze zagen de bui hangen en dat hebben ze goed gezien: Spanje is gisteren direct begonnen met het spreken over ‘gezamenlijk beheer’ van Gibraltar. Het had de Conservatieven in Londen gesierd als ze hier vooraf, en zeker achteraf, aandacht aan hadden geschonken. Maar de Conservatieven hebben alleen met zichzelf te maken. De rest van de wereld kan wat hen betreft opzouten.

In Engeland wordt nu door de voorstanders van de EU met de vinger gewezen naar ouderen en laagopgeleiden. Ik las een commentaar van een student die vond dat ouderen het recht niet hadden over zijn toekomst te stemmen. In ons land is de altijd fijnzinnige Marianne Zwagerman eenzelfde mening toegedaan (‘mensen die zelf alleen nog maar op weg zijn naar de dood zouden niet over de toekomst van andere mensen mogen stemmen’). Ik meen overigens te weten dat Marianne, net als iedereen overigens, op weg naar de dood is. Het stemrecht is aan niemand besteed. Een goede paradox is nooit weg. Het doet denken aan mensen die verdeeldheid aanwakkeren en vervolgens iedereen die het niet met hen eens is van het zaaien van verdeeldheid beschuldigen. Dat trucje kan iedereen uithalen: de Schotten en de Noord-Ieren, Gibraltar, en, waarom ook niet, de Falklands hebben nog wel een appeltje te schillen met het grote Brittannië dat misschien over enige jaren zo groot niet meer zal zijn omdat het zo nodig de politieke huid van de Conservatieven moest redden door tal van belangen met voeten te treden.

Hoogopgeleid, laagopgeleid, jong, oud, stad, platteland. Wordt hier drie keer hetzelfde gemeten? En als dat zo is, meten we dan niet vier keer hetzelfde omdat ook winnaars en verliezers langs lijnen van opleiding, leeftijd en locatie getraceerd kunnen worden? Zou zo maar kunnen: jonge en hoogopgeleide stedelingen leven en werken in een vernetwerkte wereld, oude en laagopgeleide plattelanders zijn meer in lokale en minder in globale netwerken vertegenwoordigd. De eerstgenoemden hebben het referendum verloren. Dat de anderen, de Brexiteers, daarmee gewonen hebben is weer wat anders, die winnen namelijk nooit, en dat gaan ze ook nu niet doen. Ze winnen een slagje en verliezen de oorlog en dat weten ze en dat weten de anderen ook, de jonge, hoogopgeleide stedelingen weten het en ze zijn boos. Je bent de lul, of je bent de lul, dat zijn de keuzes en als de Brexiteers dat even vergeten zijn dan moet het ze alsnog worden ingepeperd.

Dat de ‘verliezers voor even’ die elkaar nu in de City beteuterd aankijken, de winnaars van gisteren waren en de winnaars van morgen zijn laat zich raden. Iedereen weet het, zij ook, en dat het hen even tegenzit is voor hen onverdraaglijk. Het zijn slechte ‘verliezers voor even’ – ook daarin herken ik de aanmatigingen van de heersende klasse. Ze willen een nieuw referendum, de schatten. Natuurlijk, nooit je verlies nemen als je altijd gelijk hebt, als het je geboorterecht is gelijk te hebben. En na dat referendum een nieuw referendum want wat de één mag moet de ander ook mogen. Enzovoort.

Gibraltar bij Spanje, de Falklands bij Argentinië, Schotland onafhankelijk, Noord-Ierland bij Ierland. De wereld zou er een stuk normaler uitzien als dat allemaal doorgaat. Een echt onafhankelijk Engeland, een Klein-Brittannië – ik vind de gedachte wel aardig. En maak je vooral geen zorgen jongens en meisjes. Jullie blijven welkom op de internationale arbeidsmarkten, jullie wel, julie altijd. Al die retoriek over migranten en parasieten, dat ging helemaal niet over jullie, dat weten jullie toch?
Winners shall be winners.

26 juni

=0=

 

 

Joke Smit

Eén aspect van de commotie rond Denk is het ongemak van een partij die mensen organiseert op basis van hindernissen die zij wel ondervinden en anderen niet of minder. Je kunt die hindernissen etniciteit noemen, dat klinkt al bijna gewoon en het heeft het voordeel dat het spreken over etniciteit altijd over de etniciteit van anderen gaat. Wij hebben geen etniciteit, wij zijn Nederlanders en daar hebben we genoeg aan. Zij daarentegen willen én Nederlander zijn én moslim én Turk én Marokkaan én Surinamer. Etniciteit is een rupsje-nooit-genoeg en daar hebben we het niet op. Het roept afkeer op en daar hebben ze het zelf naar gemaakt. Toch? Nee, we zijn niet blij met Denk.

Of toch? Ik herlas, bijna vijftig jaar na dato, Joke Smit. Was die niet voor een eigen partij tegen het onrecht, een vrouwenpartij? Ja, dat was ze, ze begon er niet mee, ze eindigde ermee.                                                                                                                                                Dat Joke Smit nog altijd  progressief is zullen weinigen willen ontkennen (er even van uitgaande dat we nog weten wie Joke Smit was), althans als we haar voortreffelijke omschrijving van progressief aanvaarden: ‘onder een progressief versta ik iemand die opinies aanhangt die later gemeengoed en al of niet onvermijdelijk zullen worden’ (Joke Smit, 1967, Het onbehagen van de vrouw, in idem Er is een land waar vrouwen willen wonen. Teksten 1967-1981. Dnbl/erven Joke Kool-Smit 2007: 30). Ik houd van die omschrijving omdat het een totaal onbevooroordeelde omschrijving is. De sleutel is ‘gemeengoed’, en gemeengoed lees ik als ‘cultuur’, ‘dat wil zeggen het realisme van het verleden en het heden’ (ibid.: 18). Je hoeft niet blij te zijn met het gemeengoed of er ‘gelukkig’ (net zo min als vrouwen ‘gelukkig’ moeten zijn als het feminisme zich weet door te zetten, vgl. ibid.: 41) van te worden (vandaar het ‘al of niet onvermijdelijk’), maar het is er. Opinies zoals de gelijke rechten van mannen en vrouwen zijn ‘gemeengoed’, zelfs bij hen die ertegen zijn en die hopen de ‘onvermijdelijkheid’ ervan in elk geval in eigen kring nog even te kunnen tegenhouden. Dat komt voor, maar zij hebben wat uit te leggen en je merkt dan dat ze het uitleggen alsof hun afwijking van het normpatroon dat patroon meer respect betoont dan het normgeval. Elke samenleving heeft een ‘gemeengoed’ (zonder gemeengoed geen samenleving) en een vrije samenleving hamert zo min mogelijk op ‘onvermijdelijkheden’, want bij ons gemeengoed hoort het recht op meningsverschillen.                                                                                     

Het essay over ‘het onbehagen van de vrouw’ is volgend jaar, in 2017, vijftig jaar oud. Het staat nog altijd als een huis. De redeneringen zijn kristalhelder en juist daarom zou het de moeite waard zijn het essay opnieuw te schrijven – met de redeneringen intact en de voorbeelden vernieuwd. Een aangrijpingspunt zou de cultuuromschrijving kunnen zijn, dezelfde omschrijving die ik benutte om cultuur met gemeengoed in verband te brengen (een verband dat Joke Smit niet legt maar, meen ik, heel goed verenigbaar is met haar zienswijze). Het realisme van heden en verleden – ik blijf het een culturele voltreffer vinden – zag er voor mannen en vrouwen zeer anders uit want, stelt Joke Smit, het ‘heeft voor de man heel andere lessen in petto dan voor de vrouw’ (ibid.: 18). Hoe tijdgebonden is dat ‘in petto’ gebleken? In 1967 was dat nog niet zo’n raadsel: ‘[a]ls een man trouwt kiest hij een levenspartner, een vrouw kiest in de meeste gevallen bovendien een levenswijze, het huisvrouwschap.’ (ibid.) Het grootste deel van haar essay is een uitwerking van deze zinsnede. Een krachtige uitwerking, toen. Ik vermoed dat de zaken er sindsdien alleen maar ingewikkelder op geworden zijn. De banen van mannen, bakens waren het in haar tekst, zijn geen bakens meer, maar steeds bewegende doelen, die tegen de tijd dat je denkt er bij te zijn aangekomen alweer verplaatst zijn, de deeltijdbanen van vrouwen zijn er nog maar niet meer als extraatje bij een huishoudinkomen, éénoudergezinnen tieren welig (zij had het er nog niet over), de discriminatie in arbeidsvoorwaarden is (ondanks wettelijke veranderingen en een minder ontmoedigend belastingregiem) hardnekkiger dan zij toen voorzag, de promotiemogelijkheden voor vrouwen hinken nog altijd na – en dan heb ik nog slechts gehad over de eenvoudiger kwesties. De ingewikkeldheid zit elders; die zit bij wat we combinatiestress zijn gaan noemen, een woord dat zij nog niet kende, en bij combinatiestress hoeven we niet alleen te denken aan volle agenda’s en tijdsdruk, maar ook aan het zelfbeeld van mannen en vrouwen, met het oog op de verdeling van huishoudelijke taken, van mantelzorg en, in het bijzonder, met het oog op de opvoeding van hun kinderen en alle gevoelens van trots en van schuld als het goed dan wel fout gaat, als je kinderen lekker in hun vel zitten of niet tot hun recht komen. Wat is daar veranderd?                                                     

Nu, wat in ieder geval veranderd is, is de hardheid van de samenleving waarbinnen kinderen opgroeien. Joke Smit zag al dat flats en autoverkeer de wereld van de kinderen verkleinden door ze hen het gebruik van buurt en straat te ontnemen (ibid.: 22) en dat het gevolg daarvan was dat de ‘schildwachtfunctie’ van de moeder zwaarder zou worden. Van de moeder? Ja, ik denk dat daar niet zoveel in is veranderd – en dat heeft weinig met Freud te maken (de passages over Freud, o.c.: 31-33, komen me nogal achterhaald voor in een essay dat verder weinig aan waarde heeft ingeboet). Je kunt veel kopen door anderen in te schakelen, maar niet iedereen kan dat en wie dat niet kan is afhankelijk van de straten en buurten van weleer, straten en buurten die er niet meer zijn. Bovendien, vaak is kopen hetzelfde als schipperen. Overigens denk ik dat nu heersende ideologie van de keuze de zaken bemoeilijkt. Bij Joke Smit speelt de keuze slechts op twee momenten een hoofdrol: in de keuze tegen ongewenste zwangerschap en dus voor het recht van vrouwen te beslissen over abortus, en in de keuze voor zichzelf, een keuze die bevrijd moet worden van de naargeestige gewoonte te denken dat de vrouw dan tegen (haar) kinderen en tegen haar man kiest. Pas dan, stelt ze volkomen terecht, beschikt de vrouw over vergelijkbare keuzevrijheden als de man. ‘De rest is dan een kwestie van het vinden van oplossingen, waarbij de maatschappij overigens wel mag worden aangespoord tot behulpzaamheid’ (o.c.: 36). De maatschappij is er, ondanks deze wens, niet behulpzamer op geworden.

Een bijzonder actuele kwestie is die van het oprichten van eigen politieke (en vakbonds-) bewegingen binnen of naast de bestaande. Ze begon ‘binnen’. Daar is iets maar niet veel van terecht gekomen en nu staat de kwestie opnieuw op de agenda, in het bijzonder door toedoen van Denk. De gedachte van Joke Smit (o.c.: 39-40) was direct: zonder collectieve emancipatie blijft de individuele emancipatie een (zij het onmisbare) toevalstreffer en hoewel haar hoop was gevestigd op bestaande politieke partijen en organisaties zou ze, gelet op de meer opportunistische dan principiële steun die haar, en met haar andere strijdsters voor de vrouwenzaak, ten deel is gevallen, haar positie vijftig jaar later niet anders hebben ingeschat? Geen toevoeging aan maar een alternatief naast of, nog ambitieuzer, voor? Ik denk dat ze in het benadrukken van politieke organisatie het grootst mogelijke gelijk van de wereld in had en heeft en ik denk dat die kwestie ten onrechte op de achtergrond is geraakt – met, als vermeld, de mogelijke uitzondering van Denk en soortgelijke initiatieven.                               

In de hoop op de gevestigde partijen werd Joke Smit bedrogen. In een interview met Hedy d’Ancona, kort voor haar dood zei ze: ‘[d]oor meteen binnen de bestaande partijen te gaan werken zijn we kennelijk te optimistisch geweest; we hebben het stadium van de eigen partij overgeslagen. Kijk, toen de SDAP werd opgericht waren er ook binnen andere partijen wel mensen die vonden dat er arbeidswetgeving moest komen en een acht-urige werkdag. Maar wat Troelstra en de zijnen goed hadden begrepen was dat er geen beweging in de zaak zou komen als niet één partij het voortouw nam, dat de andere geleidelijk zou meetrekken. De conclusie dat het niet kan zonder een vrouwenpartij heb ik niet zo maar bereikt: wat voor mij de doorslag geeft is dat zelfs de meest intelligente mannen in de PVDA na al die jaren nog steeds niet willen zien dat het feminisme geen belangenbehartiging is, maar strijd tegen onrecht’ (o.c.: 366-367).

Het geloof in partijen is er nog in dit interview – dat zou vandaag de dag heroverwogen kunnen worden, maar dan wel zonder het inzicht van de ‘strijd tegen onrecht’ over te slaan.

Het realisme van het verleden en het heden bracht haar tot de wens een eigen vrouwenpartij op te richten. Datzelfde realisme, vinden we dat terug bij Denk? En is Denk progressief, in de betekenis die Joke Smit daar aan gaf: dat het gaat om opinies die later gemeengoed en al of niet onvermijdelijk zullen worden? Dat ‘gemeengoed’ zal worden dat bestaande partijen niet in staat zijn om al diegenen die in de ‘strijd tegen onrecht’ aan het kortste eind trekken een adequaat platform te biden?
Het is de vraag naar noodzaak en toekomst van het verschijnsel van de politieke partij.

21 juni

=0=

 


Sluipend


Een sluipende privatisering van het onderwijs en ‘schaduwonderwijs’: ik lees het in De Correspondent van vandaag. Aanleiding is een rapport van de Onderwijsinspectie waarin geconstateerd wordt dat de ongelijkheid in het onderwijs door niets zo stevig wordt aangejaagd als door huiswerk-, training-, coaching- en examenvoorbereidingsklasjes waarvan het aanbod de laatste jaren is geëxplodeerd, en waar we voornamelijk kinderen aantreffen van wat hoger opgeleide en wat beter verdienende ouders. Dat zullen dan wel tamelijk homogene klasjes zijn – precies het soort klasjes dat het CPB in haar jongste rapport (Kansrijk onderwijs)aanbeveelt want homogene klasjes leveren betere resultaten en je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen. Ja, sociaal (ze zullen wel pedagogisch bedoelen) vaardiger docenten schelen ook een slok op een borrel maar het tegengaan van verschillende leerniveaus in één klas is toch wel het beste. Dommen bij dommen, slimmen bij slimmen. Beter argument om vooral grote scholen te willen hebben is er niet. Het is Babbage all over.

Het CPB concludeert dat op basis van internationaal wetenschappelijk onderzoek, volgens de formule dat het beste onderzoek het experimentele onderzoek is, gevolgd door quasi-experimenteel onderzoek, kortom onderzoek waar docenten en leerlingen studie-objecten zijn, geen subjecten die er uit zichzelf ook iets toe doen, objecten experimenteel gemanipuleerd door ‘interventies’ (kleinere klassen, vaardiger docenten, homogenisering van de populatie, tientallen interventies alles bij elkaar en allemaal van een keurig prijskaartje per leerling voorzien) – en daar maar kijken welk interventiemedicijn het hoogste effect sorteert. Er komt altijd wat uit, laat dat ons tot troost zijn.

Van het schaduwonderwijs met al z’n aanlokkelijke homogene klasjes (waar mobieltjes verboden zijn, waar gestampt en gestampt en gestampt wordt – precies de dingen die juist voor de lagere onderwijssoorten zo goed geacht worden te zijn en daar niet meer mogen worden opgelegd omdat het dan te saai wordt en wil je iets saais dan moet je betalen, zo is dat nu eenmaal) wordt niet gerept en dat is jammer want nu weten we nog niet of de gemeten effecten het product van schaduwonderwijs zijn – die dan in het reguliere onderwijs worden versterkt als dat reguliere onderwijs dezelfde homogeniteit gaat vertonen als het schaduwonderwijs. Dan krijg je de uitkomsten die het CPB ook vond, maar dan zijn het uitkomsten van een proces dat buiten het reguliere onderwijs om gestalte heeft gekregen en dat dus geen effect van ‘parallelklassen’ voor slimmen en dommen, west en oost, and never the twain shall meet, is maar van sociaal-economische en wie weet ook van culturele selectie. Wat zeiden de Amerikanen toch ook, toen ze het nog mochten zeggen en uitvoeren? Juist, separate but equal.

Het is ook wel sneu voor het CPB. Krijgen ze een prachtig natuurlijk experiment als het ware in de schoot geworpen, op een presenteerblaadje aangeboden, en ze zien het niet. Dat heb je met dingen die sluipend binnenkomen – voor je het weet denk je dat ze erbij horen.

20 juni

=0=

 


Handel


Als je in de handel ergens je handtekening onder zet dan zit je vast aan het contract dat je met je handtekening bezegelde. Als je probeert je eronderuit te wurmen dan word je voor het gerecht gesleept, met boetes bestookt, en met de kosten van de rechtszaak zelf opgezadeld. In de internationale handel wil men dat bedrijven ook regeringen kunnen aanklagen met als gevolg dat regeringen aan dezelfde rechtspraktijken onderworpen worden. In de strijd tussen private en publieke partijen winnen de private.

Dat zal publieke partijen leren zorgvuldig om te gaan met hun handtekeningen. Ik vind het wel de omgekeerde wereld, maar de wereld waarin regeringen verdragen en afspraken ondertekenen om er vervolgens van af te willen, die bevalt me ook niet. En als dan de bevolking een referendum voor elkaar weet te krijgen om hun afkeer van de regering een stem te geven – mijn voorkeur heeft het niet maar het is oneindig veel beter dan de situatie waarin een premier en partijleider om interne en partijpolitieke overwegingen een referendum bedenkt om vooral maar aan de macht te blijven.

Alleen al daarom hoop ik dat Cameron wordt afgestraft en ik hoop het ook omdat de Britten de EU altijd uitsluitend als een handelsblok wilden zien, en in een handelsblok heb je je handtekening gezet in de wetenschap dat als je dat doet, je er ook aan vastzit. Zo niet Cameron, en, gelet op de Remain en Leave campagnes, zo niet de Britten. Een handtekening, een afspraak? Als ik er wat aan heb, dan graag, maar als ik er niets aan heb of niets meer aan heb, weg ermee!

Het merkwaardige is ook dat de VVD, verklaard tegenstander van het referendum, nooit het lef heeft gehad om Cameron erop te wijzen dat hij precies doet waar zij zo op tegen zijn. Ze houden van Cameron, ze vinden hem een voorbeeld, ook voor Nederland. Maar dan wel zonder referendum. Het is smakeloos opportunisme, van een smakeloosheid die zo langzamerhand kenmerkend is geworden voor zowel de EU als de lidstaten.

Ik denk dat bevolkingen verstandiger zijn dan regeringen. Ik denk ook dat de roep om referenda voortkomt uit het besef van de bevolkingen dat regeringen er wel voor de handel zijn en niet voor hen. Bevolkingen weten dat de troika regeert, en niet hun regeringen die weinig anders kunnen en, nog treuriger, willen dan wat de troika hen voorzegt. Nou vooruit, regeringen proberen een troika-regiem te vermijden en beroepen zich daarvoor op absurde afspraken over begrotingstekorten en staatsschulden, afspraken die ze als de nood aan de man komt even gemakkelijk terzijde schuiven als hun bevolkingen waarvoor ze het allemaal zeggen te doen. Hoe noemde Merkel het ook weer, een paar jaar geleden? Ze noemde het een ‘marktconforme democratie’. En wij maar dromen van een democratieconforme markt.

Bevolkingen zijn handelswaar. Bevolkingen weten dat en verzetten zich. Iedereen weet van de onverschilligheid van regeringen voor bevolkingen, tenzij je een ontwikkeld onvermogen hebt om het niet te willen weten. Een dergelijk onvermogen is de voornaamste eigenschap van regeringen geworden.

19 juni

=0=

 


Verzet


Waarom komen de armen niet in verzet? Het is de vraag die ik vandaag weer eens tegenkwam, bij de Correspondent in een bijdrage van Maite Vermeulen. Volgens haar komt het doordat de armen eerder elkaar de tent uitvechten in hun strijd om het dagelijkse bestaan, met te weinig banen, te weinig voorzieningen, te weinig veilige woonplekken. Ze zitten elkaar in de weg en in de haren. Een plausibele redenering, alleen verklaart de redenering beter dat ze geen politieke beweging vormen dan waarom ze dat niet doen. Wie wat beter kijkt zal al snel opvallen dat de armen soms wel degelijk in beweging komen en dat ze dan hun vijanden niet onder elkaar zoeken maar onder de werkgevers, de huisexploitanten, de gemeentelijke overheid, de politie, de staat. En ook zal opvallen dat het gemakkelijker is ergens tegen te vechten dan ergens voor te vechten. Voor het eerste kun je je organiseren in eigen kring, voor het laatste heb je medestanders nodig, medestanders die je gebruiken zolang het hen uitkomt en je weer als een baksteen laten vallen als ze je niet meer nodig hebben. Het meest populaire gebruik is van de armen stemvee te maken, hen een gouden toekomst te beloven, een toekomst gebouwd op rancune maar toch, ze hun vijanden te geven (de ‘elite’, vrijwel per definitie), hen in de verzetshouding te brengen tegen alles wat de glorieuze toekomst bedreigt – in eerste instantie door de discussie, het debat, de nuance weg te honen, en als dat niet snel genoeg lukt, weg te meppen. Er zijn oorzaken en aanleidingen genoeg om als arme woedend te zijn. Het gaat erom die woede in te zetten voor eigen gewin.

Eén voorwaarde is dat je een vermoeden hebt waar die woede vandaan komt, een tweede voorwaarde is dat je die woede een bot toewerpt om erop af te geven en om je woede erop af te reageren (de elite, de Mexicanen, de moslims), een derde is dat je de woede voortdurend moet voeden, in elk geval tot je de winst hebt gepakt. Daarna kan het lastig worden maar je weet ook dat woede energievretend is en dat elke beweging die het van woede moet hebben zichzelf vroeger of later opbrandt. Je moet je moment weten te kiezen, niet te vroeg, niet te laat. Als ik Andrew Sullivan goed heb begrepen is Donald Trump een ware meester in dit spel (Andrew Sullivan, Er wordt een monster op de wereld losgelaten. De Groene Amsterdammer, 16 juni 2016: 30-37).

Het aspect dat het me het meest heeft getroffen in de weidse beschouwingen van Sullivan is dat hij het kernelement van de woede zo goed heeft verwoord (en de eer daarvoor aan Trump laat). De kern is de vernedering, de minachting die de blanke arbeidersklasse in de VS ervaart. Hij schrijft: ‘De leden van de blanke arbeidersklasse merken nu dat hun geslacht en ras, en de manier waarop zij over de werkelijkheid praten, worden afgeschilderd als een probleem dat de natie moet zien te overwinnen. (…) Een groot deel van opgeleefd links ziet de leden van de blanke arbeidersklasse niet als bondgenoten maar vooral als fanatici, vrouwenhaters en homofobe dwazen, waardoor degenen die dikwijls in de laagste regionen van de economie verkeren nu ook worden veroordeeld tot de laagste treden van de cultuur. (…) Deze toch al vervreemde arbeidersgemeenschappen horen dat ‘heteroseksuele blanke mannen’ de ultieme bron van al onze problemen zijn. Zij ondergaan de neerbuigende generalisaties – die weerzinwekkend zouden worden bevonden als ze tegen raciale minderheden zouden zijn gericht (…)’ (o.c.: 34).

De vraag is niet wat je hierop af kunt dingen. De vraag is of het klopt dat Trump het succes van zijn campagne hierop heeft gebaseerd – en wat dat gaat betekenen voor de verkiezingen, en nog meer: voor de nasleep van de verkiezingen. Er wordt een monster op de wereld losgelaten.

18 juni

=0=

 


Ras


Het aardige van Marx was dat hij een onderscheid dat je eigenlijk altijd wel had kunnen maken, het onderscheid tussen arbeid en arbeidskracht, pas maakte toen het erop aankwam om het bijzondere van het kapitalisme een plek te geven in zijn ‘kritiek van de politieke economie’.

In het kapitalisme is dit onderscheid funderend: de arbeider staat een tijd zijn arbeidskracht af om de kapitalist in staat te stellen zich gedurende die tijd van de arbeid meester te maken. De veronderstelling was een ‘vrije’ arbeider, die met z’n arbeidskracht weinig anders kon dan het te verhuren. Het onderscheid bleef analytisch even goed als altijd, maar in het kapitalisme was het niet alleen analytisch relevant, het was ook economisch relevant en, beweerde Engels ooit, het inzicht in dat onderscheid kon niet alleen niet gemaakt worden voordat het economisch relevant was geworden, het wierp ook een nieuw licht op de gehele voorafgaande geschiedenis (F. Engels, Vorwort. In Karl Marx, Das Kapital; Kritik der politischen Ökonomie; Zweiter Band. MEW 24, Berlin/Dietz Verlag 1971: 21-24. Marx zelf doet het nog eens dunnetjes over in idem, o.c. 1971: 41-42).

Ik had het natuurlijk ook over ‘basis’ en ‘bovenbouw’ kunnen hebben. Maar dat laat ik voor wat het is. Het punt moge duidelijk zijn en de alertheid van Marx zouden we vaker moeten gebruiken. We kunnen ‘leren’ tenslotte en met leren bedoel ik niet het onderscheid herhalen tot we het nooit meer vergeten, met leren bedoel ik naar andere zaken leren kijken tegen de achtergrond van nut en noodzaak van relevante onderscheidingen. Ik denk aan het onderscheid tussen ‘structuur’ en ‘cultuur’, alweer een onderscheid dat je altijd had kunnen maken en dat we pas zijn gaan maken toen alles wat we onder onder structuur begrijpen in onze cultuur cultureel indifferent was geworden: een structuur kun je ontwerpen zoals je wilt, met als criteria bijvoorbeeld welke structuur het meeste winst genereert, of de laagste kosten, of de minste verplichtingen. Anders gezegd: in een cultuur waarin de structuur nog even betoverd is als de cultuur als geheel wordt het onderscheid niet gemaakt. In de hiërarchie van de katholieke kerk was de structuur van de hiërarchie geen technisch probleem – dat wordt het pas als de kerk niet alleen financiën heeft maar ook, zoals zoveel andere instituten, financialiseert.

Dus wat vinden we van het onderscheid tussen ‘aangeboren’ en ‘aangeleerd’, tussen ras en geloof bijvoorbeeld, of tussen ras en taal? Wie maakt het onderscheid, wanneer duikt het op en wat is de relevantie ervan? ‘Een Jood zou verbijsterd zijn geweest als hij hoorde dat wij onderscheid maken tussen Jood en jood, tussen een etnische en een religieuze kant van dezelfde persoon, tussen een aangeboren en een aangeleerde kant van het jodendom. Voor een Jood zijn die één en daarom zijn er ook Falasha’s, zwarte Joden uit Ethiopië die volgens de westerse definitie van een ander ras zijn dan de Asjkenazische en Sefardische Joden. De Joden zijn in dit opzicht een zeer oud volk, dat een antieke visie op etniciteit handhaaft’.
Het citaat is van Jona Lendering, Etniciteit en religie, 30 mei 2016, terug te vinden op de site van Lendering: https://mainzerbeobachter.com/2016/05/30/etniciteit-en-religie.

Lendering ziet hier overigens weinig verschil met de Arabieren en moslims en hij besluit zijn eerste stukje hierover met de vraag waar het op aankomt: ‘[d]e vraag is dus niet waardoor moslims islamkritiek zijn gaan beschouwen als kritiek op hun etnische achtergrond, maar waardoor West-Europeanen een onderscheid zijn gaan aanbrengen’.
Het antwoord van Lendering, in het tweede stukje dat hij aan het onderwerp wijdde, is verrassend en origineel en komt neer op een list, niet van ‘de’ rede, maar van de christelijke rede, de rede waarin het geloof steeds meer opschoof in de richting van ‘persoonlijke overtuigingen’ en een persoonlijke overtuiging kan iedereen zich aanmeten, daar heb je geen ras of etniciteit voor nodig en dan vervalt het, toch al grotendeels illusoire, ‘aangeborene’ en dan kun je een onderscheid gaan aanbrengen tussen aangeboren en aangeleerd.

Dat doet Lendering heel bekwaam. Hij besluit zijn tweede stukje met een uitleg van de ‘list’: ‘de invloed van het christendom is nooit zo groot als wanneer ze, vermomd als seculier, rationeel en objectief, niet langer wordt herkend. De seculiere westerling (zoals ikzelf) die van geïmmigreerde moslims verwacht dat zij zich aanpassen aan een maatschappij waarin het aangeborene van het aangeleerde wordt onderscheiden, begrijpt de moeilijkheden van de immigranten beter als hij zich ervan bewust is dat wat hij zelf beschouwt als een logisch onderscheid, niet zo universeel is als hij denkt’. 

Ik ben bijzonder gecharmeerd van Lendering’s verhalen. Het mag niet verbazen dat hij ooit een behartigenswaardig essay over Marx schreef (Marx, futuroloog. Filosofie in Bedrijf 15/2, 2003: 2-8). Of biologische appels ver van de stam vallen is voor mij geen uitgemaakte kwestie, maar dat geestelijke appels beïnvloed worden door een woud van geestelijke stammen staat voor mij buiten kijf.

9 juni

=0=



Bril

We zijn op weg naar draagvlakonderwijs. Dat is geen onderwijs, het is opvoeding, ‘integratie’ eigenlijk in de ‘ononderhandelbare normen en waarden’ (ik citeer staatssecretaris Dekker) en dat zijn bij gelukkig toeval nu precies de normen en waarden waar voldoende draagvlak voor is in de maatschappij. Welke dat zijn? Dat weet de staatssecretaris ook: ‘de gelijkheid van man en vrouw, vrijheid van meningsuiting, geen discriminatie van homoseksuelen’.

Een mooie selectie, toegegeven, maar toch een selectie. De staatssecretaris is wezen shoppen en dat kan natuurlijk niet want in de grondrechten mag je niet shoppen. Dus als de staatsecretaris geen geld wil geven aan een islamitische middelbare school in Amsterdam omdat hun normen en waarden niet de zijne zijn dan vindt hij daar misschien wel draagvak voor maar draagvlak is geen grondrecht. Dat zegt de jurist, in dit geval professor Zoontjes, dan ook. Het is de staatssecretaris niet ontgaan, maar, zegt hij: ‘de heer Zoontjes kijkt met een strikt juridische bril naar deze zaak, ik kijk met een maatschappelijke bril’. Dat heet in VVD-kringen een argument. Ik vermoed dat ze het er bij de VVD inhameren: de wet is er om aangepast te worden. Bevalt de wet niet dan grijpen we in en maken een andere.

Heb je een wet die vrijheid van onderwijs toestaat, omdat zo’n wet de ruimte biedt aan verschillende ideeën om met elkaar om te gaan dan vertaalt de staatssecretaris dat op zijn eigen wijze. Hij zegt: ‘de vrijheid van onderwijs wordt wat mij betreft ingeperkt door ideeën over hoe wij met elkaar willen omgaan’. Een wet die bedoeld is om daar ook in de school met elkaar van mening over te mogen verschillen wordt omgezet in een wet met een verbod met elkaar daarover van mening te verschillen. Loopt het de spuigaten uit dan kan er worden ingegrepen, vooraf en niet, zoals tot dusver, alleen achteraf.

Van de huidige wet wil de staatssecretaris af. Hij is van de school dat je geen preventief beleid voert door de omstandigheden zo te manipuleren dat scholen uit de voeten kunnen maar dat je preventief beleid voert door vooraf de bestuurders van een school zo te manipuleren dat ze doen wat de staatssecretaris nodig vindt, en dat ze dat niet alleen doen, maar dat ze dat ook willen. Daar is hij in het geval van de islamitische school niet gerust op en daarom wordt de financiering tegengehouden. Hij vertrouwt de normen en waarden van de bestuurders niet.

Bestuurders: we hebben legio VVD-bestuurders, bij banken, bij overheden, in het verzekeringswezen, in de thuiszorg, waar niet. Had de staatssecretaris ze vooraf gescreend dan weet ik wel zeker dat we minder problemen hadden gehad – maar de staatssecretaris heeft het niet over normen en waarden rondom fraude, malversaties en graaien, normen en waarden die ongetwijfeld ‘onderhandelbaar’ zijn, die ‘geschikt’ kunnen worden, hij heeft het alleen over ‘ononderhandelbare’ normen en waarden. Het is verhaal van de splinter en de balk.

Dekker wil zijn gedachten in een nieuwe wet gieten, met nog meer onderwijsvrijheid aan de ene, met een volstrekt nieuwe en vooraf op bestuurders te toetsen vrijheidsbeneming aan de andere kant. Wat hij deed met de islamitische school was nooit eerder vertoond: niet wachten op wat er uitkomt maar onmogelijk maken dat er iets uitkomt. Hij loopt vooruit op de siuatie dat hij dat met elke school kan doen.

Dekker wil van scholen uitvoerende staatsscholen maken, van onderwijs staatsopvoeding. M’n bril valt er vanaf.

6 juni

=0=

 

 

Winnaar

Er is een markt voor mensen die zeggen dat zij de winnaars er zo uitpikken. Meestal krijg je er dan de suggestie gratis bij hoe je het kunstje zelf ook kunt flikken. In onzekere tijden een gouden propositie.

Jim Collins is een van de vele makelaars in dit type proposities. Van hem verscheen in 2001 het boek Good to Great (New York, Random House Business Books 2001). Zijn idee is dat je alleen dat moet doen waarvan je weet dat je de beste kunt worden, dat je niet alles moet maximeren maar alleen je strategische variabele (bij Fannie Mae is dat bijvoorbeeld niet de winst per hypotheek als variabele maar de winst per risiconiveau van een hypotheek als variabele, een ‘briljant inzicht’ volgens Collins, o.c.: 105) en dat je gepassioneerd moet raken van wat je doet. Het kon niet uitblijven dat deze drie kwaliteiten vervolgens werden afgebeeld in drie cirkels en dat die drie cirkels elkaar voor een deel overlappen.

Dat overlappende deel noemt Collins het ‘egel-concept’ (o.c.: 96). Een egel is eenkennig (de vos weet veel dingen, de egel één groot ding, maar dat weet-ie dan ook), een egel is gericht bezig en kennelijk raakt de egel met dat al in de ban van zijn eigen passie. Egelbedrijven doen het goed, vossige bedrijven niet want vossen weten niet hoe ze uit alles wat ze doen dat ene te peuren waarin ze het beste kunnen worden, vossen zijn altijd met verschillende dingen tegelijk bezig en over de passies van de vos bewaren we het stilzwijgen.

Het boek is van 2001 en mij is niet bekend of Collins na 2008 nog een herdruk van het boek heeft uitgebracht. Mocht dat het geval geweest zijn dan denk ik dat het voorbeeld van Fannie Mae ofwel verdwenen is ofwel aangepast (met een andere strategische variabele, bijvoorbeeld wanneer Fannie Mae zou ophouden ‘too big to fail’ te zijn en wat je moet doen om dat tegen te gaan). Ernstiger lijkt me dat Collins vergeet te bedenken dat het ene grote ding van vossen, in plaats van niet te bestaan, er precies in bestaat van veel markten thuis te zijn, en dat de egel dat niet weet en de vos wel. Ik bedoel, je zult maar ivoordraaier zijn en daarin de beste, dat je weet dat de kwaliteit van het ivoor beslissend is voor de kwaliteit van de biljartbal en dat je helemaal blij wordt van ivoordraaien, misschien uit beroepstrots, misschien omdat je van biljarten houdt. En dan kom je erachter dat kunststof biljartballen de ivoren ballen verdringen omdat ze beter zijn (niet gevoelig voor temperatuurwisselingen bijvoorbeeld). Waar haalt onze egelige ivoordraaier de tijd, de focus en de animo vandaan om opnieuw te beginnen en wat als hij redelijk kan meedraaien maar lang de beste niet is?
Collins vertelt zijn verhaal in navolging van een essay van Isaiah Berlin over Tolstoy (The Hedgehog and the Fox. In idem, Russian Thinkers. London, The Hogarth Press 1979: 22-81).

Alleen, Berlin had het over de egel én de vos, en Collins over de egel óf de vos. Toch een verschil. Je moet van egels geen vossen maken en omgekeerd en je moet geen onheilsprofetieën de wereld in slingeren over de vos met wie het nooit wat zal worden en de egel die altijd zal zegevieren. Berlin deed dat ook niet – het métier van managementgoeroe trok hem niet aan.

Wanneer je omgeving niet erg snel verandert kun je lang volhouden te doen wat je altijd al deed. Verandert je omgeving snel dan heb je aanpassingsvermogen nodig en verandert je omgeving niet alleen snel maar ook radicaal en onvoorspelbaar dan moet je maar afwachten of je überhaupt in staat bent je aan te passen en dat ook nog eens op tijd te doen. In een turbulente omgeving kun je beter een vos dan een egel zijn.

Zojuist kwam ik in de Volkskrant een reprint tegen van een fascinerend artikel (Zuchten in Tent City, 10 juli 1999) van Bert Lanting. Een sheriff uit Arizona heeft begin jaren negentig van de vorige eeuw een schrikregiem voor gevangenen ingesteld. Gevangenen aan een ketting die buiten de gevangenis in gestreepte kleding rotklusjes verrichten (ook vrouwen, meldt de man, ook vrouwen en dat vind je nergens anders!), huisvesting in tenten die in de zomer te heet en in de winter te koud zijn en nog talloos veel andere vernederingen. Het werkt, zegt de sheriff trots. De sheriff is een echte egel. Hij weet dat hij de beste is in mensen te kijk zetten, hij maximeert de straf op elke pietluttige overtreding en is helemaal blij met wat hij nu al een kleine vijfentwintig aan het uitvreten is. De sheriff is een demonstratie van iemand voor wie het verschil tussen gezagsuitoefening en machtswellust te onbelangrijk is om er rekening mee te houden. En uiteraard, deze sheriff is dol op etnisch profileren en omdat ze in Arizona vinden dat er te veel Latino’s zijn worden die bij voorrang opgepakt. Dat mag niet, de sheriff wordt er nu voor aangeklaagd – het zou hem zijn baantje kunnen gaan kosten (Bert Lanting, De Volkskrant 2 juni, ‘Strengste sheriff van Amerika’ opgepakt vanwege etnisch profileren). Het is niet ondenkbaar dat het verschil tussen macht en gezag hem via de rechter moet worden ingepeperd. Mocht dat gebeuren dan heeft Amerika er weer een wrokkige etterbak bij.

Zou onze sheriff het werk van Collins kennen? Het zou veel van zijn monomanie verklaren. En net als Collins houdt hij er geen rekening mee dat de tijden veranderen, de ene zaak de andere niet is en dat het publiek vandaag juicht voor wat het morgen van zich afwerpt.

3 juni

=0=



 Uiterlijk

Etnisch profileren heeft weinig met etniciteit en alles met uiterlijk te maken. Het heeft evenmin veel met gedrag te maken en weer alles met verondersteld gedrag, met toegerekend gedrag. Soms maken we ons zorgen over onze ijver hierin, want de kans dat toegerekend gedrag ook werkelijk gedrag wordt zou wel eens meer te maken kunnen hebben met ons gedrag als met dat van hen. Neem in de misdaadstatistieken het aantal aanhoudingen op, differentieer die naar etniciteit, en elke politieman weet dat etniciteit ‘relevant’ is. Halbe Zijlstra weet het ook en vindt daarom dat we vooral door moeten gaan met profileren. Dit las ik in de Telegraaf, vandaag: ‘VVD-fractievoorzitter Zijlstra is wel voor etnisch profileren: ‘Profileren hoort erbij. Sommige bevolkingsgroepen zijn nu eenmaal oververtegenwoordigd in misdaadstatistieken’.’ Halbe is zo geborneerd dat hij zich niet eens kan indenken dat iedereen naar VVD-politici kijkt met een statistisch geharnast profiel waarin malversatie, fraude en graaien om de eerste plaats strijden. Halbe denkt dat profileren over de anderen gaat. De schat. Los hiervan, het zou al een hele verbetering zijn als we voortaan alleen nog het aantal vrijspraken/veroordelingen, gedifferentieerd naar etniciteit en per delictstype, te zien krijgen.

De politie in Zwolle neemt zich voor de belofte van neutraliteit bij aanhoudingen voortaan waar te maken. De politie hield gisteren zanger Typhoon aan omdat ze vonden dat z’n auto niet bij z’n kleur paste, en dat had weer niets van doen met de kleur van de auto maar met de kleur van Typhoon. De politie belooft met de hand op het hart dat ze nooit meer kleur zal bekennen. Dat is te veel beloofd, dat moet de politie niet doen want nooit meer kleur bekennen moet beginnen bij de politiek, niet bij de politie. Typhoon heeft dat wel door, hij heeft het over een ‘dikke error’ in de Nederlandse samenleving. Een dikke error, daar was ik zelf niet op gekomen.

Het probleem met etnisch profileren is niet in de eerste plaats het etnische (daar past alles in waar we ons niet in ‘herkennen’ en wat we niet durven of willen ‘erkennen’), het probleem is in de eerste plaats het profileren. Ik denk dan, ter vergelijking, aan het ‘casten’ van acteurs, de selectie van acteurs op basis van de rol die ze moeten vervullen. Als ik een detective kijk (doe ik vaak en graag) dan bestudeer ik eerst het uiterlijk van de acteurs en zien ze er een beetje groezelig en schuldig uit dan weet ik dat ik op moet passen want vermoedelijk moet ik de dader juist niet onder hen zoeken, ik moet de dader zoeken onder de acteurs die er bijna maar net niet helemaal perfect uitzien. Ik pik ze er steeds gemakkelijker uit – met dank aan de casting die tal van typetjes levert, inclusief dat van de dader. Ik profileer en in mijn profileren speelt, net als in de wereld buiten het theater, het uiterlijk een grotere rol dan het gedrag, of beter: ik lees het gedrag in het verlengde van het uiterlijk.

Dat is een dikke error, en hoe vaker ik het bij het rechte eind heb des te meer is het een dikke error. Voor botte geesten als Halbe Zijlstra zijn statistieken geen toets op uitspraken die een relatie schetsen, het zijn zelf uitspraken die de toets der kritiek hebben doorstaan. Waarom? Omdat het statistieken zijn.
Met zulke politici in huis hoeven we er niet op te rekenen dat de strijd tegen racisme ooit gestreden is.

31 mei

=0=

 

 

Laatdunkend

Je kunt zeggen dat je schelden, beledigen, treiteren en provoceren afkeurt maar niet wilt verbieden, omdat een verbod het hoge principe van de vrijheid van meningsuiting in gevaar brengt. Je kunt erbij zeggen dat zodra het racistisch wordt een grens is overschreden die niet overschreden mag worden. Ik geef toe, het is ingewikkeld om te bepalen wat wel en niet onder racistisch valt maar als je je daarbij neerlegt, het dan maar laat voor wat het is of niet is, en er iets anders van bakt, dan maak je je er vanaf met een jantje-van-leiden.

Premier Rutte doet dat. Het woord racistisch neemt hij niet in de mond. In plaats daarvan noemt hij de racistische reacties op Sylvana Simons ‘achterlijk gedrag’ van ‘doorgeslagen tokkies’ en ‘idioten’. Niet elke reactie op Simons is racistisch, niet elke reactie komt van mensen die Rutte nooit zou toelaten in zijn kennissenkring.

Het probleem is politiek: hoe om te gaan met racisme? Rutte, en met hem het gros van de politici, gaat ermee om door het te ontkennen, door er een probleem van zwakbegaafden van te maken. Dat is een belediging die die van de mensen die hij in de hoek zet naar de kroon steekt. Rutte zegt in al  zijn nietszeggendheid twee keer dat racisme zijn zaak niet is, dat racisme geen politieke zaak is. Eén keer door de term te onderdrukken, een tweede keer door er een psychiatrische kwestie van anderen van te maken. Dit is de subtekst van Rutte: ik heb er niets mee te maken, en ik wil er ook niets mee te maken hebben. Dat is dan de premier van Nederland.

Laat ik een voor mij onverdachte bron citeren om aan te geven hoe verschrikkelijk ingewikkeld het probleem is. Op 27 mei besluit Stevo Akkerman een column in Trouw over het bezoek van Obama aan Hiroshima (Had ik die bom op Hiroshima gegooid?) met de volgende regel: ‘Toch weet ik inmiddels niet meer wat ik zou hebben gedaan als ik in 1945 president van de VS was geweest’. Ooit was hij tegen elk kernwapen, nu aarzelt hij. Van zijn redenering begrijp ik niet veel maar dat hij één vraag niet stelt stelt me teleur. Ik bedoel de vraag waarom de Amerikanen wel bereid waren de bom op Japan te gooien en niet op Duitsland.

Ligt het niet heel erg voor de hand dat als de Amerikanen Duitsland hadden gepakt de Japanners daar goede nota van zouden hebben genomen en dat vervolgens de oorlog met Japan bekort zou zijn – precies het effect dat met de bommen op Hiroshima én Nagasaki werd nagestreefd? Een bom gooien of niet is één kwestie, waar de bom gooien een heel andere. Waarom liever Japanners als proefkonijnen dan Duitsers? Me dunkt, het zou zo maar kunnen zijn dat ras iets met het antwoord te maken heeft. Obama stelde die vraag niet, Akkerman ook niet – en zo vermijden we de invloed van racisme als reden om Japan te grazen te nemen en Duitsland van de ergste gruwel te vrijwaren.

Ik ben ervan overtuigd dat de tokkies van Rutte niet de oorzaak van het racismeprobleem zijn. Het probleem is de afwezigheid van de politiek en Rutte geeft er in alle laatdunkendheid exact de reden voor aan: racisme is mijn zaak niet, ik noem het niet eens en verder heb ik er niets mee te maken.

29 mei

=0=

 


Wacht even

Dat Michael Schaap (‘de hokjesman’) de Nipkowschijf heeft gewonnen was me even ontgaan. Dagblad Trouw had een gesprek met hem. Alleen al op basis van dat gesprek mag hij van mij die prijs hebben.

Je zou het niet zeggen aan de hand van het fotootje bij het Trouw-artikel maar kennelijk is Schaap uiterlijk (en qua taalgebruik) geen staandaardautochtoon En dus overkwam hem, ’s avonds laat in zijn eentje aan het werk bij de VPRO, dat een beveiliger die hem aantrof met een sigaret in de mond hem opdroeg die sigaret uit te maken. Schaap zei, ach, niemand heeft er last van en de VPRO, dat was altijd vrijzinnig, toch? Het antwoord van de beveiliger was: ‘Niks mee te maken, als je in Nederland bent, moet je je aanpassen.’ Toen, vertelt Schaap, toen hoorde ik de PVV’er, en ik dacht: wacht even. Hij weigert de sigaret te doven, er komt een tweede beveiliger bij, ze dreigen met de politie, Schaap nodigt hen uit dat vooral zo aan te pakken – hoe het afliep staat er niet bij, ik denk met de beroemde sisser, ik denk dat de beveiligers zijn afgedropen. Nou vooruit, ze zullen er ‘melding’ van hebben gemaakt.

Fascinerend, dit incident. Het is een beknopte geschiedenis van het moderne Nederland. De beveiligers zijn gewoon geworden overal waar we ons bevinden, op straat, in de winkel, in het winkelcentrum, in het stadion en de muziekhal, op het werk, en de beveiligers doen gewoon hun werk en roken op het werk mag nergens meer dus ook in de lokalen van de VPRO niet en daarom heeft de beveiliger geen keus dan Schaap te manen die sigaret uit te maken. Je moet doen wat je moet doen en tegenwoordig doen we dit. Dat is modern en het wordt pas echt modern door de toevoeging dat wie in Nederland is zich moet aanpassen. Het nieuwe artikel 1 van de Grondwet, de basisregel van de constitutie van de PVV (ik neem aan dat de PVV’er van Schaap hier vandaan komt). Jij, Schaap, moet je aanpassen aan mij, vertegenwoordiger van de regel die Nederland heet. Het nieuwe Nederland: mensen wegzetten op grond van hun vermoede afkomst. Ja, niets nieuws onder de zon uiteraard, maar wat vroeger aan de hogere stand was voorbehouden is nu gedemocratiseerd en onze beveiliger weet het. Hij ook! Het is zelfs een onderdeel van zijn functieomschrijving en niet alleen dat, het is er het beste stukje van, het is zo goed dat het bijna als beloning wordt gezien, als een secundaire arbeidsvoorwaarde bij een baan die er qua primaire arbeidsvooorwaarden niet geweldig voorstaat.

Wacht even, dacht Schaap. Dat zouden meer mensen moeten doen.

22 mei

=0=

 


Mislukt


Gisteravond vroeg Sunny Bergman bij Pauw aan Pauw waarom hij vorige week vrijdag Ebru Omar maar had laten doorratelen, ook toen ze onmiskenbare overdrijvingen debiteerde. Welke dan, vroeg Pauw. Nu, was het antwoord, als Omar van Turkse Nederlanders die over haar klikken ‘alle’ Turkse Nederlanders maakt en als ze vervolgens daar de conclusie aan verbindt dat de integratie mislukt is, dat de multiculturele samenleving mislukt is, en dat door de onoplettendheid van successieve regeringen in de EU Erdogan met zijn lange arm zich in de ‘krochten’ van de EU had gewurmd.

Pauw had het er maar moeilijk mee. Waarom had hij niet ingegrepen? Nu ja, hij had niet ingegrepen omdat hij eigenlijk ook wel vond dat de multiculturele samenleving mislukt was. Dat begreep Bergman weer niet. De multiculturele samenleving, verklaarde ze, is er en als het er is, is het er. Ja, zei Pauw, daar heb je wel gelijk in, het is er en dan kun je niet zeggen dat het mislukt is. Daar zal de bakker die een mislukte taart uit de oven haalt van opkijken. Nee hoor, bakker, die taart is helemaal niet mislukt want die taart is er. Geef Jeroen weerwoord en hij maakt het alleen maar erger.

De andere gasten aan de tafel van Pauw lieten zich niet onbetuigd. Er was een Kamerlid van de SP en omdat de SP al lang geleden wist dat de integratie mislukt was en omdat dit Kamerlid daar kennelijk niet totaal gelukkig mee was en er ook niet ruiterlijk afstand van durfde nemen, bracht ze naar voren dat het misschien niet radicaal mislukt was maar toch ook geen groot succes was geworden, die integratie. Daar was Jeroen het hartgrondig mee eens. Wat ik had willen zeggen, zei hij, is dat de belofte van al het goeds dat de multiculturele samenleving zou brengen niet was uitgekomen. Wie had dat beloofd, vroeg Bergman, wie? Daar kwam Jeroen in alle snelheid even niet op, maar dat het beloofd was, reken maar, en dat had hij willen zeggen. Niet mislukt want het is er nu eenmaal, maar ook niet gelukt ondanks alle beloften.

Journalist Wierd Duk van het AD bleek van mening dat als Turken met Turken trouwden en Marokkanen met Marokkanen en Surinamers en Antillianen met iedereen (en Nederlanders met Nederlanders maar dat zei hij er niet bij) je toch niet kon zeggen dat de integratie gelukt was. Jeroen is niet getrouwd, maar dit begreep hij opperbest. Ja, parallelle samenlevingen, dat moet je eigenlijk niet willen, en toch is het zo ver gekomen. Aan wie zou het toch liggen? Aan de Nederlanders, zoals Bergman, altijd prettig voorspelbaar, opwierp? Of aan de allochtoon of zoiets?

Tja, aan wie ligt het? Het SCP constateert dat hoogopgeleiden misschien in hun vroege jeugd nog wel eens een laagopgeleide zijn tegengekomen maar na hun twaalfde niet meer en ze trouwen ook onder mekaar. Het lijkt wel een parallelle samenleving. In de steden usurperen de vermogenden het centrum en de minvermogenden moeten uitwijken naar de stadsrand of ze worden er overheen geduwd. Het lijkt wel een parallelle samenleving.

Nee, daar kwam niemand op, Jeroen al zeker niet. Een sneue man, die erg blij is met zichzelf en zich niet kan voorstellen dat niet iedereen dat is.

19 mei

=0=


Feuilleton


De berichtgeving over Brexit is een dagelijks feuilleton. Net zoals de berichtgeving over de voorverkiezingen in de VS. Elke dag wat nieuws. Elke dag wat nieuws in de vorm van Kees die een verse knuppel in het hoenderhok gooit, waar Piet zich krachtig tegen uitspreekt en tegelijk op Jan reageert, waar Jan het dan niet mee eens is en Wim ook niet, maar Peter weer wel. Machtig interessant, zeker als al dit nieuws ook nog eens uitgebreid herkauwd wordt op de kanalen van de publieke omroep. Met een muziekje erbij, dat scheelt.

In het Brexit-feuilleton hadden we het deze week over Boris die niet-voor is en over de Falklands die in niets lijken op de geliefde Falklandjes van onze eigen Samuel Falkland.
Zou Boris een sms-je ontvangen hebben van Thierry Baudet? De Pan-Europese gedachte waar Boris niets van moet hebben blijkt, zegt hij, al bij Hitler en Napoleon terug te vinden! Kijk, dat graaft diep. Thierry, op zijn beurt, was wel bij Hitler uitgekomen maar nog niet bij Napoleon. Sterker nog, Boris was een jaar of tien geleden al uitgekomen bij de Romeinen en hun Pan-Europese project, en de Romeinen, zegt Boris, konden er wel wat van en de prutsers in Brussel niet. Boris houdt niet van prutswerk en daarom is hij voor een Brexit.

En dan nu de Falklands. Bij een Brexit raakt Engeland het kwijt. Zegt het ene sprekende hoofd. Bij een Superstaat Europa raakt Engeland het kwijt. Zegt het andere sprekende hoofd. Dat hoort zo. In een democratisch land met vrije meningsuiting kun je geen mening ventileren zonder een tegen-mening. Anders is het niet goed. Anders is het saai. Je moet elkaar vliegen kunnen afvangen, dat maakt het pas spannend en dat het uitloopt op de kunst van het vliegen afvangen vanwege het vliegen afvangen is niet erg want het moet niet te ingewikkeld worden. Je moet dingen benoemen, je moet niet politiek correct zijn: het zijn de moderne wetten van de politieke communicatie, de wetten die voorschrijven dat je eerst moet oordelen en pas dan moet kijken, en hoe je vervolgens alles wat het geval is zo smeuïg als mogelijk met je oordeel in verband brengt. Appeltje eitje, zelfs Wilders kan het.

Dat de Britten het er over eens zouden moeten zijn dat de strepen die ze her en der in de wereld hebben getrokken de oorzaak van eindeloze geschillen, oorlogen en haat zijn gebleken en dat ze zich daar eens rekenschap van zouden moeten afleggen, dat gaat er aan de andere kant van het Kanaal niet in. Aan deze kant van het Kanaal ook niet, overigens, maar wij zitten voorlopig nog helemaal in de EU. Rekenschap? Ja, zeker, en ook over de Falklands. Maar daar willen ze niks van weten op hun heerlijke eiland. Laat ze er vooral blijven.

18 mei

=0=


Helikopter

Het ging zo: de overheid probeerde geld op te halen uit de markt door obligaties te verkopen en wat de overheid aan de markt niet kwijt kon werd door de centrale bank gekocht en de centrale bank zette daar de geldpers voor aan. Het heette ‘monetaire financiering’ en het veronderstelde dat de centrale banken meegingen met het beleid van de overheid. In naam van de ‘onafhankelijkheid’ van de centrale bank is die meegaandheid afgeschaft en nu zitten we met de situatie dat de centrale bankiers zelf beslissen over monetaire financiering en hun overheden er geen greep meer op hebben.

Monetaire financiering gaat tegenwoordig door het leven als ‘kwantitatieve verrruiming’, en recent dook de fraaie naam ‘helikoptergeld’ op, geld dat nu eens niet over de banken maar over de bevolking wordt uitgeworpen, als was het manna uit de monetaire hemel. Het is een mirakel en ook al kun je deze manna niet eten, je kunt er wel eten voor kopen en dat, zo is de gedachte, is goed voor de ‘economie’ want dat eten moet worden geproduceerd en daar hebben productiebedrijven en werknemers en transporteurs en winkels en belastingslurpende overheden wat aan. En daar gaat het maar om, om de economie. Of het goed voor de mensen is, is altijd secundair.

Sterker nog, het is niet goed voor de mensen (nu ja mensen, belastingbetalers eigenlijk), beweert de president van de Duitse centrale bank. En het is ook niet goed voor ‘landen’. Daarmee zal hij Duitsland wel bedoelen want in Duitsland is men helemaal niet gelukkig met het beleid van ‘kwantitatieve verruiming’ van de ECB en helikoptergeld zou daar nog eens een schepje bovenop doen. De man was geschrokken omdat ECB-president Draghi het een ‘bijzonder interessant concept’ had genoemd en Draghi vertrouwen ze niet meer bij onze buren. En met reden want Draghi schijnt te denken dat de ECB er niet alleen voor de sterkste economische machten in de EU is. Nu, wie zo denkt heeft er niets van begrepen.

Ook onze eigen Klaas Knot van DNB heeft het wel een beetje gehad met Draghi. Zijn oplossing is dat je met een reguliere en veel te lang uitgestelde loonsverhoging hetzelfde kan bereiken als met die helikopter. Met zo’n bankpresident heb je geen vakbeweging meer nodig. Na de politiek wordt in dat geval ook de vakbeweging opgegeten door de monetaire autoriteiten. Gaat het plannetje van Knot door dan hebben de uitkeringsafhankelijken het nakijken maar als gezegd, het gaat niet om de mensen, het gaat om de economie.

Wat het allemaal waard is zit nog in het koffiedik, vandaar dat zegeningen en banvloeken elkaar zo gemakkelijk afwisselen. Het lijkt de Brexit wel, of het verdrag met Oekraïne, of de voorspellingen van Thierry Baudet. De afkeer van monetaire financiering was altijd al de afkeer van de gedachten van Keynes. Nu dreigt Keynes via de achterdeur van de ECB weer binnen te komen? Achterdeur? Ja: de voordeur heet politiek en de politiek heeft zichzelf op de reservebank geplaatst. En wie nooit speelt, verleert het spel.

17 mei

=0=

 

 

Huis

Wie Nederland naar links wil krijgen moet stante pede de hypotheekrenteaftrek opheffen. Waarom? Omdat de huizenmarkt alleen als zeepbel kan voortbestaan door elke huizenbezitter met handen en voeten vast te binden aan financiële belangen, en omdat financiële belangen daarbij rekenen op de hulp van de staat, hulp die ook afkomt: dat is de hypotheekrenteaftrek. Die aftrek in z’n huidige vorm is een erfenis van Paars. De laatste jaren is iets van de waanzin eromheen verwijderd maar het stelsel is nog altijd één van de pijlers onder de groeiende vermogens- en inkomensongelijkheid.

Wat het stelsel ook heeft bewerkstelligd is de marginalisering van links. Althans, dat beweer ik. Nergens op gebaseerd, mijn stelling, behalve op een ‘wat anders’ redenering en dat zijn niet de sterkste redeneringen. Mijn aanval op het huis staat niet als een huis, zal ik maar zeggen.

Waarom dan toch zo’n aanval? Het komt door Buitenhof, vandaag, waar werd gesproken over ‘nieuw links’, dat in diverse landen z’n opwachting maakt, en niet in Nederland. Nieuw links zou de sociaaldemocratie herinneren aan waar het ook weer over ging, die sociaaldemocratie. Dat roept de vraag op waarom dat bij ons niet zo is en die vraag werd uitgerekend niet gesteld, met dank aan moderator Paul Witteman (en uiteraard de redactie van Buitenhof die er op zijn beurt ook keer op keer in slaagt voor de hand liggende vragen niet aan te reiken). Waarom is Nederland zo’n sloom sociaaldemocratisch eiland in een turbulente wereld waar op tal van plekken wel degelijk om een links beleid wordt geroepen? Waarom slaagt de SP er niet in om te profiteren van de afgang van de PvdA?

In diverse landen heeft de financiële roof van de politiek tot protest geleid. Rechts heeft geprofiteerd van de onzekerheid die de roof heeft veroorzaakt, links heeft zich ermee vergenoegd de rommel op te ruimen – en op het erf van de burgerij te kieperen. Maar niet alles was rommel: de huizenmarkt is, met dank aan de hypotheekrenteaftrek en door de ECB geleide lage rentepolitiek, weer even opgeblazen als voor de crisis en daarom wonen tal van mensen op een wolk en willen dat graag blijven doen. Tegelijkertijd wordt de sociale woningbouw afgeknepen, met instemming van de sociaaldemocratie. Goed voor de eigen woning en zo. En daarom neemt de woede op de sociaaldemocratie toe en staat links in Nederland niet op en daarom vernietigt de sociaaldemocratie in ons land zichzelf wel.

Dit is mijn ‘wat anders’ redenering. Toch jammer dat de vraag naar de Nederlandse afwijking in Buitenhof niet gesteld werd en dat geen van de uitgenodigde gasten er stil bij stond.

15 mei

=0=

 


Gedrieën


Pinksteren is een zendingsfeest. Pinksteren is ook het feest van de oecumene, de eenheid onder de christenen. Ik lees het in het hoofdredactionele commentaar van het Reformatorisch Dagblad van vandaag, het dagblad dat zelf ook een beetje leek te schrikken van die oecumene en er daarom direct een uitleg naast legde, een uitleg in de trant van die ene, algemene, heilige, christelijke kerk die iedere gelovige wel moet erkennnen, want iets anders zit er niet op en verdere verschillen zijn niet uitgesloten maar zijn, hoe mooi toch, secundair. Geen eenheid in verscheidenheid maar verscheidenheid in eenheid. Zo los je elk probleem op.

We hebben niet alleen zorg om de ander, we hebben ook zorg om onszelf. Pinksteren is een cursus en een opfriscursus inéén. De Heer wordt elke zondag geëerd, Christus heeft een paar feestjes en vooor de Heilige Geest is er Pinksteren, het feest waar de geest zich even mag ontladen (‘uitstorten’) om voor de rest van het jaar weer in de fles te gaan. Dat is de bedoeling niet, natuurlijk, maar gelet op de diepe verdeeldheid in kerk en wereld: welke andere conclusie kunnen we trekken? Dat van die wereld verzin ik gemakshalve bij, dat van de kerk niet, dat ontleen ik aan het hoofdredactioneel in het RD. Ook een krant moet prioriteiten stellen.

Dat heb ik nou altijd met het type christendom dat ik in de kolommen van het RD tegenkom. Ik denk dat waar het ook het over gaat het eigenlijk altijd alleen maar gaat over de angst dat de eigen gelederen nog verder uitdunnen en versplinteren, en over de bezwering van die angst door het uitspreken van een enkele magische formule, met daarin opgesloten de hoopvolle verwachting dat de formule het werk zal doen dat de wereld maar niet voor elkaar krijgt. Je hoeft er niet eens voor te knielen, het eventjes uitlenen van je gehoor aan de formule is al genoeg. Je gehoor? Ja, zoals in gehoorzaam zijn. Luister en je zult geloven, luister en je zult leren geloven, luister en je zult het gezag van het geloof leren kennen en erkennen. Doe je best en wie weet zal er naar jou worden geluisterd. Op den duur, eventueel.

Wat is het ander dan therapie, de therapie van het werkzame placebo?
Er zijn geen werkzame placebo’s, er zijn omstandigheden waaronder mensen door een even gestilde honger aan aandacht helemaal opkikkeren. Niet iedereeen, maar toch, en het kan ons, zo suggereert elk geloof, allemaal overkomen. Laat het een les zijn. De les van de heilige geest. Dat Pinksteren niemand aanspreekt is omdat we ons door niemand de les laten lezen.

14 mei

=0=

 

 

Aanklacht

Wie voor het lek heeft gezorgd waardoor de Panama Papers naar buiten konden sijpelen, weten we nog niet. Hij/zij (Trouw heeft het over de Bron, ik heb het liever over het Lek) kiest voorlopig voor het anonieme klokkenluiderschap. Verstandig. Maak jezelf bekend (Snowden over de NSA, Assange en de Wikileaks, Birkenfeld en de UBS, Deltour en Luxleaks) en de overheden nemen je te grazen.

Klokkenluiders zijn een bedreigde diersoort en als overheden er nu eindelijk eens toe over zouden gaan klokkenluiders effectief te beschermen is alle geheimzinnigheid niet nodig. Dat zit er niet in. Dezelfde overheden die het recht op belediging zo graag gelijk stellen met het recht op vrije meningsuiting geven niet thuis zodra het om het recht op het aanklagen van grove malversaties gaat. Ze hebben zelf de deur wagenwijd opengezet voor malversaties en het is al pijnlijk genoeg dat ze nu met hun eigen gesjoemel worden geconfronteerd. Biedt de klokkenluider bescherming en je mag de papers hebben, zegt het Lek. Een mooi aanbod. Ik denk dat de overheden er niet op in zullen gaan. Ze kunnen het zich in tal van opzichten niet permitteren. Ze willen het niet eens weten – ze zullen zichzelf per vuil zaakje tegenkomen.

Is dat een schandaal? Ja, dat is een schandaal. De Panama Papers demonstreren dat politici, banken, financiële toezichthouders, belastingdiensten, rechtbanken, de media en de advocatuur (het Lek is met name op de advocatuur gebeten) hebben gefaald of beter: eendrachtig hebben gezwegen over de grootste belastingroof uit de geschiedenis. Klokkenluiders zijn meer dan ooit nodig en ze staan meer dan ooit alleen. Dezelfde pratende hoofden die nooit moe worden om de zegeningen van vrije media, van een vrije pers, van een vrije meningsuiting te prijzen hebben er geen belangstelling voor. Nou vooruit, als we ons even mogen verlustigen in Clarence Seedorf is dat leuk (‘had jij dat nou gedacht van die jongen’?), maar het moet niet te diep graven want als je diep graaft blijkt Clarence er niets mee te maken hebben en wie is daar nou in geïnteresseerd?

Hoe dan ook, het mag er zeker niet op uitlopen dat wij kampioenen van het vrije woord, van de openbaarheid en de transparantie, dat wij aan de foute kant blijken te staan, niet omdat we dat wilden, niet omdat we zelf corrupte belangen hebben en corrupte belangenbehartigers aan het werk hebben gezet, niet omdat we liever in het gezelschap van een smeuïge oplichter dan in dat van een saaie grijze muis verkeren, maar gewoon omdat we ons werk niet goed hebben gedaan.

Ebru Omar is een geschenk uit de hemel. Jeroen belt haar dagelijks. Goed man!

8 mei

=0=

 

 

Voorafgaand

In de Groene van deze week staat een goed artikel over ict en de Nederlandse overheid (Belia Heilbron en Thomas Muntz, Het wankele fundament van de e-overheid). Grootse ambities en navenante zinloosheid. Onder zinloos versta ik een situatie waarin veel gestuurd wordt en niemand de richting kan aangeven. Het voorspelbare resultaat is een onterende verspilling van tijd en moeite. Het lijkt nergens op.

Een rode draad in het artikel (opnieuw een fraai resultaat van goede onderzoeksjournalistiek van Investico) is de modernisering van de gemeentelijke basisadministratie, de mGBA. Meer dan tien jaar na dato is dat niet voltooid en is het budget al drie keer overschreden. Wanneer het af zal zijn durft niemand meer te voorspellen. Al lezend vroeg ik me af of er überhaupt was nagedacht over wat de ‘modernisering’ zou moeten inhouden. Het resultaat was duidelijk: een administratie waarin elke gemeente, elke ZBO enz. op eenzelfde gestandaardiseerde manier gegevens zou registreren, opslaan en voor belanghebbenden toegankelijk zou maken. Alleen, dit is geen resultaat, dit is een elementaire aan alle overige e-projecten voorafgaande randvoorwaarde. Je eindigt niet met standaardisering, je begint ermee, voordat je met begint met je e-overheid. Daar denkt bestuurlijk Nederland kennelijk heel anders over, daarin bijgestaan door de nodige commerciële ict-leveranciers en –consultants die per slot een markt te beschermen hebben. Nederland sterft van de managers en intussen weet niemand meer wat management is. Zinloosheid resulteert.

‘In the type of management advocated by the writer, this complete standardization of all details and methods is not only desirable but absolutely indispensable as a preliminary to specifying the time in which each operation shall be done, and then insisting that it shall be done within the time allowed’ (Frederick W.Taylor, Shop Management [1903]. In idem, Scientific Management. Westport Conn., Greenwood Press 1972: 124; mijn cursivering). Tja, het staat er. Al meer dan honderd jaar. Ze hadden het kunnen weten wou ik maar gezegd hebben. Al die bestuurders en managers hebben mogelijk cursussen doorlopen waarin ook het ‘wetenschappelijk management’ van Taylor zal hebben gefigureerd. Er wordt stelselmatig een karikatuur van gemaakt – zo het al genoemd wordt komt het er verfomfaaid uit en dan is het eigenlijk maar gelukkig dat ze er niets van hebben onthouden. Voor Taylor zelf was het overigens gewoon een kwestie van gezond verstand, die ‘voorafgaande standaardisering’.

In ons land is gezond verstand bestuurlijk afgeschaft. Het kost wat maar dan heb je ook niks.

6 mei

=0=

 

 

Heilig ontzag

Het Italiaanse hooggerechtshof heeft een dakloze vrijgesproken die voor ongeveer vier euro aan kaas en worst uit een supermarkt ontvreemdde. Het argument voor vrijspraak was gelijkluidend aan wat bisschop Tiny Muskens midden jaren negentig naar voren bracht over het stelen van een brood – gegeven honger en gegeven het ontbreken van mogelijkheden op een andere manier aan brood te komen is diefstal niet wederrechtelijk. De honger is het schandaal, niet het ontvreemden.

Ik lees het in de column van Ger Groot (Het heilige ontzag voor orde & bezit, Trouw 4 mei). Hij herinnert ons aan de ophef over de opvattingen van de bisschop destijds, hoewel wat de bisschop beweerde volgens Groot helemaal paste in de katholieke traditie. Ik ben altijd bang dat je in de katholieke traditie voor alles ook het tegendeel kunt vinden (en de strijd over wanneer wat aan de hand is, is de motor van de werkgelegenheid voor de clerus) maar Groot is gelovig, ik ben dat niet en van de dialectiek van de gelovige zal ik nooit iets begrijpen.

Waarom was er zoveel ophef destijds? Daar heeft Groot een zeer uitgesproken mening over: ‘Ook al denkt Nederland daar zelf soms anders over, het is een zeer gezags- en wetsgetrouwe natie, met een heilig ontzag voor orde & bezit.’ Dat is een opvallende uitspraak. Midden jaren negentig, toen de ophef speelde, bestond er in ons land nog geen voedselbank (die dateert van 2002) maar wel begon toen de opmars van de ongelijkheid – die zegen van het neoliberalisme – en het oprukken van uitzichtloze armoede.

Het waren ook de jaren waarin in ons land voor het eerst het verschijnsel van de ‘werkende armen’ werd geregistreerd, een verlegenheid voor beleidsmakers die tot op de dag van vandaag er niet in geslaagd zijn het door hen zo gekoesterde beeld van de ‘armoedeval’ te combineren met het beeld van ‘armoede door werk’. Het zijn de jaren waarin het dringen werd voor steeds kariger wordende voorzieningen. Het zijn de jaren waarin het duidelijk werd dat als je eenmaal op achterstand was gezet je op achterstand zou blijven. Het zijn de jaren waarin media, politici en beleidsmakers elkaar de loef afstaken met een beeldvorming over uitkeringsafhankelijkheid en bedrog, oplichting, malversatie, met als eindpunt de verdenking dat gebruik van voorzieningen op zichzelf al het begin van misbruik was. Het zijn de jaren waarin de onderlinge jaloezie en de nog venijniger onderlinge naijver werden aangewakkerd: heeft de buurman een uitkering en ook nog een auto?

Het zijn de jaren waarin we zijn begonnen aan de opbouw van een onderdrukte woede die in de jaren erna tot wasdom is gekomen, die zich richt tegen ‘gezag’, en die zich ervan bewust wordt dat de ‘wet’ eenzijdig de kant van het grote ‘bezit’ heeft gekozen. Prettig is anders en verontustend is het ook.

Dat zat er allemaal al aan te komen, midden jaren negentig. En dat verklaart de ophef over de uitspraken van bisschop Muskens. Het was geen ophef uit ontzag, het was ophef uit afweer.

5 mei

=0=



Pardon

Een generaal pardon is ‘een kwijtschelding voor iedereen’. Je bent wat verschuldigd (meestal gehoorzaamheid aan regels die je niet zelf hebt bedacht en die toch op jou van toepassing zijn) en je wordt van je schuld bevrijd. Migranten die worden gepardonneerd hoeven niet weg, ouderen die worden gepardonneerd hoeven niet meer te solliciteren op banen die ze toch niet krijgen. Het laatste is een voorstel dat enige dagen geleden in de kolommen van Trouw (29 april, Geef werkloze 60-plussers ‘generaal pardon’)werd afgedrukt, dat enige commotie teweeg leek te kunnen brengen en dat toch niet deed.

De bedenker van het plan, de Tilburgse arbeidssocioloog Jan Cremers, stelt: ‘De plannen voor afschaffen van vroegpensioen en verhoging van AOW-leeftijd zijn gesmeed in de jaren voor de crisis. Toen dachten deskundigen nog dat personeel schaars zou worden. Het liep anders, en ontslagen ouderen konden niet langer vluchten in vut-regelingen, zoals elders in Europa wel kan. Gevolg is dat het werkloosheidspercentage onder ouderen in Nederland hoger is dan het algemene werkloosheidspercentage. Dat is uniek in Europa.’ (Trouw, ibid., cursivering van mij, TK). Ik herinner me die jaren. Rampspoed stond ons te wachten want we zouden honderdduizenden mensen tekort komen. Tenzij, zoals altijd in het geval van geleerden met jobstijdingen, we ons onmiddellijk achter hun plannen zouden scharen. Meer, meer en meer. Werk, werk en werk. Hoe een arbeidsmarkt met een tekort zou kunnen functioneren werd door de desbetreffende deskundigen niet onderzocht.

Verstandig, de hel kun je niet onderzoeken en een voorbeeld was er ook al niet. Wel theorieën die de gedachte aan een tekort op de arbeidsmarkt naar het rijk der fabelen verwezen – maar die theorieën, variaties op een keynesiaans gedachtegoed, werden niet geraadpleegd. Keynes was dood, volledige werkgelegenheid was met hem gestorven en niemand die het terug wou. Volledige werkgelegenheid is geen tekort, het is evenwicht, het is zelfs een dynamisch evenwicht en het is een evenwicht dat in de jaren zestig en vroege jaren zeventig binnen bereik leek te zijn en toen bleek het een evenwicht dat de werknemers eraan herinnerde dat zij ook nog wel wat te wensen hadden.

Ik denk dat de deskundigen van net voor de crisis niet een tekort vreesden maar volledige werkgelegenheid. Alleen schreven ze dat niet op. Hun deskundigheid bestond erin adviezen aan te reiken die zonder het er over te hebben elke gedachte aan volledige werkgelegenheid in de kiem zouden smoren. Daar zijn ze voortreffelijk in geslaagd. Hun gedachten waren economisch grotesk en politiek zeer gewenst. Politici gaan over uitkeringen en omdat sommige uitkeringen duurder zijn dan andere valt er heel wat te winnen door duur voor goedkoop in te wisselen. Dat is dan ook gebeurd. De AOW later laten ingaan, de pensioenuitkeringen eveneens in de tijd opschuiven, en passant duur en hoogte van de ww naar beneden aanpassen en de bijstand omvormen tot een bureau voor onbetaalde arbeid.

Trouw legde het voorstel voor een generaal pardon voor aan, hoe kan het ook anders, een enkele deskundige. Die deskundigen, hoe kan het ook anders, doen net alsof het voorstel iets met de arbeidsmarkt te maken heeft – en dan vinden ze dat je er beter ‘pragmatisch’ dan ‘principieel’ mee om kunt gaan. Wees een beetje soepel voor die werkzoekende die er na driehonderd afwijzingen een beetje de balen van heeft gekregen. Dat niveau. De pragmatiek van het aalmoes. Je moet er maar opkomen. Je zou er pardon voor moeten vragen – in plaats daarvan krijgen we een sloom pleidooi om hen te pardonneren.
Het had natuurlijk ook gewoon kunnen worden voorgelegd aan de mensen over wie het gaat.

4 mei

=0=

 


Langzaam


De tegenstelling centrum/periferie is terzijde geschoven en vervangen door de tegenstelling snel/langzaam. In de politieke economie van de macht was overigens ook de tegenstelling centrum/periferie een snelheidskwestie: de vraag hoeveel tijd je moest nemen, en hoeveel kosten je moest maken om de randen van je territorium te bereiken en bij de les te houden. Wegen en verkeers- en communicatiemiddelen om van die wegen effectieve verbindingen te maken, daar ging het om. Macht is snelheid; snelheid is een vermogen. Snelheid is daarnaast een relatie tussen sneller en langzamer. In de economie wordt innovatie geroemd want innovatie vergroot het snelheidsvermogen. Dan krijg je het voordeel van snelheid als de relatie met langzaam er gratis en cadeau bij. Wie snel is ontglipt aan de belasting, wie langzaam is wordt een prooi van de belastingen. Van die dingen.

In de politiek wordt innovatie ook geroemd, maar dan eerder in de vorm van het verder belasten van de langzamen dan in het vergroten van het vermogen van de langzamen om ook hen de kans te geven de belasting te ontlopen. Politici hebben het over belastingmoraal. Als politici over moraal beginnen moet je op je portemonnee letten. Tegenwoordig is het heel eenvoudig in andermans portemonnee te kijken, tenzij je zo snel bent dat je al lang geen portemonnee meer gebruikt. Iedereen snapt hoe het werkt en daarom hebben veel mensen de pest aan de politiek.

Als je langzaam bent word je niet snel snel en zelfs als je sneller wordt dan weet je dat in de tijd die jou dat heeft gekost de snelleren hun voorsprong zullen hebben uitgebouwd. Bij de meeste mensen neemt over het gehele leven gemeten de snelheid aanvankelijk toe, dan stabiliseert het en dan gaat het naar beneden. Het gewicht van de ‘padafhankelijkheid’ laat zich voelen en de nadelen van de padafhankelijkheid doen zich steeds vroeger gelden. Een onderbroken schoolloopbaan volstaat en wie de veertig nadert weet dat een nieuwe arbeidsloopbaan zelden nog tot de reële mogelijkheden behoort. Niets is uitgesloten maar alles kost tijd en een eenmaal opgelopen achterstand kost tijd om het ongedaan te maken, zoveel tijd dat de achterstand alleen maar groter wordt.

Er komen steeds meer langzamen. We worden ouder en we slepen steeds meer van onze eigen geschiedenis met ons mee. Geen ontsnappen aan, als je eenmaal bij de langzamen terecht bent gekomen.

Langzaam is improductief, niet omdat het improductief is maar omdat we onze tijd wel beter kunnen gebruiken. Alles moet in het werk worden gesteld om te voorkomen dat de improductieven anderen in de weg staan, het tempo van de anderen mee gaan bepalen. Langzaam is een vloek. We moeten eens wat vakgroepen immobiliteit oprichten, schrijft Paul Scheffer want vakgroepen over mobiliteit vind je aan elke universiteit en vakgroepen immobiliteitstudies vind je nergens. We hebben ze wel nodig (Paul Scheffer, De Vrijheid van de Grens. Maandvandefilosofie/De Bezige Bij/Lemniscaat 2016: 42). Hij heeft gelijk. De langzamen verdienen meer aandacht. Langzaam verdient meer aandacht, krijgt het niet en verschanst zich in lijdzaam verzet – met af en toe een uitbarsting, gericht tegen nieuwkomers, en met een diep wantrouwen richting de beslissers die de regels zo buigen dat degenen die op voorsprong staan hun voorsprong kunnen vergroten en degenen die op achterstand staan verder op achterstand komen. Dat is prettig voor als je op voorsprong staat. Je hoeft niet eens vals te spelen, je kunt je beroepen op de regels die het je immers toestaan. We doen niets illegaals hoor. We blijven netjes binnen de perken en zeg nou zelf, wij maken de regels niet, de regels worden gemaakt door de politiek. Bij ons moet je niet zijn, je moet bij hen zijn. Het is de nieuwe mantra van belastingontwijking en, zo weten we sinds gisteren over de grote farmaceuten, van prijsopdrijving.

Misschien zou het goed zijn de snellen wat te vertragen. De kansen erop zijn klein. Ik begrijp dat minister Schippers met haar collega’s in de EU gaat praten. Dat is mooi. Dijsselbloem praat ook voortdurend en zit nu achter malafide belastingadviseurs aan. Spierinkjes, zeg maar. Voor grote vissen graven we de vaargeul uit, daar hebben we verdragen voor en afspraken over, voor kleine vissen hebben we een sleepnet in de aanbieding. Zijn grote vissen snel? Nou nee, maar ze kunnen wel een boel kleine visjes tegenhouden. Met hulp van de overheid. Snel is niet snel. Snel is uit alle macht en met alle middelen tegen elke prijs je voorsprong behouden.

3 mei

=0=

 

 

Centrum

De discussies over macht en gezag zijn geobsedeerd door de gedachte aan een centrum. Meestal een politiek centrum – daar komt ook de opvatting van gezag als legitieme macht vandaan. We hebben het dan over de legitimiteit van de politieke macht en over politiek als de plek waar besluiten worden genomen waar we ons maar aan te houden hebben. We hebben het over de belangrijke vraag hoe die besluiten worden genomen (democratisch, autocratisch enz.), maar niet over de belangrijker vraag of macht net als geld slechts kan bestaan als het circuleert – en dus beter kan worden begrepen tegen de achtergrond van het haperen dan wel het afstand nemen van de circulatie (crisis) dan in termen van centrum/periferie, beter begrepen vanuit een dynamiek van systeem/omgeving dan vanuit de interne tegenstellingen binnen een ‘systeem’.

Zelfvoorziening is de omgeving van de geldeconomie en kan de geldeconomie in verlegenheid brengen. We noemen het ‘informele’ economie of schaduweconomie en we vinden dat er belasting over moet worden betaald – want dat doen, in theorie, de deelnemers aan de geldeconomie ook. De spelregel is dat ook als je je niet wilt begeven in de geldeconomie je dat alleen maar kunt doen door de regels van de geldeconomie te adopteren. Anders speel je vals spel en dat wordt bestraft. Zelfbestuur is het functionele equivalent van zelfvoorziening, dit keer in de omgeving van de politiek en zelfbestuur kan de centrum/periferie politiek in verlegenheid brengen. We kennen amper zelfbestuur – het politieke systeem is er als de dood voor. Zelfbestuur, zeggen we, is het politieke systeem van centrum en periferie. Zo lang we daar aan vasthouden moeten we niet raar opkijken als het politieke systeem terzijde wordt geschoven door het functionele systeem van de snelle geldcirculatie, dat z’n belangrijkste overwinning heeft geboekt door het dogma van de ‘zelfregulering’.

We kennen steeds meer ‘zelfregulering’, en zelfregulering versterkt de geldeconomie, het globale financiële systeem, en verzwakt het politieke systeem dat niet globaal is maar hooguit internationaal. Wij denken de macht territoriaal, in termen van centrum en periferie, we zouden de macht functioneel moeten denken, in termen van bereik en snelheid. In dat geval is de macht steeds minder thuis in het territorium van de politiek en steeds meer in de functionele sfeer van de geldeconomie. Ook daar moeten besluiten worden genomen waarbij iedereen zich maar heeft neer te leggen – maar de kans dat die besluiten nog politiek zijn is kleiner dan de kans dat die besluiten worden overgedragen naar de zichzelf regulerende geldeconomie. Het arbitragegedeelte van TTIP past in de logica van de zelfregulering, net zoals de mogelijkheid om staten als fictieve rechtspersonen te behandelen, zoals elke onderneming ook een fictieve rechtspersoon is. TTIP bevestigt de verhuizing van de macht uit het centrum/periferie model naar het functionele en systemische circulatiemodel dat alles dat ook maar riekt naar zelfvoorziening en zelfbestuur wegens contractbreuk voor het geprivatiseerde gerecht zal slepen.

Er is geen centrum meer, er zijn hoofdwegen en bijwegen die via knooppunten en rondwegen bij elkaar worden gebracht, alles vanuit het belang van een ongestoorde en snelle circulatie. De ‘macht’ gedijt er wel bij, zij het dat het machtsinitiatief van politiek naar economie verschuift. Het gezag, dat nog langzamer is dan de politiek, heeft het nakijken.

2 mei

=0=

 

 

Knoop

Je kunt je knopen tellen (en de verstandige uitweg kiezen), je kunt in de knoop zitten (en hopen dat iemand je eruit haalt) en je kunt de knoop doorhakken: ‘[a]ls er geen consensus ontstaat, hakt iemand die het gezag daarvoor heeft, de knoop door’. Het citaat ontleen ik aan de inaugurele rede van Evelien Tonkens (Roeping, gezag en loyaliteit; de publieke sector na de neoliberalisering. Utrecht, Universiteit voor Humanistiek, 29 april 2016: 31).

Noem de eerste ontsnapping het toegeven aan de macht, noem de tweede het meegaan met de leiding, dan is de derde, en het staat er ook, het toegeven aan het gezag. De eerste twee staan niet in de tekst, en dat is twee keer jammer. Het is één keer jammer want als, zoals Tonkens betoogt, gezag hetzelfde is als gelegitimeerde macht dan ben ik altijd weer benieuwd of je strategische gedrag (je hebt geen zin in gedonder dus je buigt mee met het minst beroerde alternatief) door iets anders dan je eigenbelang wordt gelegitimeerd – en dat is een legitimatie die niet verder dan jezelf gaat, en dat is weer een legitimatie die gezag uitschakelt. Want: gezag gaat altijd verder dan jezelf, gezag gaat over een zaak die per definitie groter is dan jezelf. De publieke zaak, bijvoorbeeld, thematisch in de rede van Tonkens.

De tweede jammer is dat als gezag neerkomt op knopen doorhakken gezag ononderscheidbaar van leiding is en wat je daar ook van vindt, wanneer dat zo is dan heb je – net als bij de eerste jammer – het gezagsconcept helemaal niet nodig. Leiding heb je nodig en als je er onderling niet uitkomt dan zorgt de leiding ervoor dat we elkaar niet tot een patstelling veroordelen. Nuttig, ongetwijfeld, maar met gezag heeft het even veel te maken als met toegeeflijkheid en is toegeeflijkheid niet een ander woord voor het mijden van het conflict?
Nu we het over knopen hebben, in het betoog van Tonkens ontbreekt een vierde knoop: de Gordiaanse, de knoop die niet ontward kan worden en alleen met de macht van het zwaard vernietigd werd, de zwaardmacht, de macht die uit onmacht tot geweld moet overgaan. Tja, dat schiet niet op, op deze manier. Niettemin, de Gordiaanse knoop is ten minste een knoop die wordt doorgehakt en dus de enige knoop die we, met de omschrijving van Tonkens als gids, als gezagsknoop mogen betitelen. Is gezag subliem geweld?

‘Exit wordt het dominante ordeningsprincipe’ (Tonkens, o.c.: 8). In het neoliberale gebeuren dan, en daar kan geen gezag tegenop. Gelukkig maar dat we het hier over ideologie hebben, en het ontbreken van die toevoeging, van de toevoeging dat het ideologie is, bederft het pleidooi van Tonkens. Een exit veronderstelt een alternatief. In het neoliberalisme staan we geen alternatief toe: there is no alternative. De ‘klant’ is alles behalve het ‘hoogste gezag’ (ibid.: 31). Exit is niet de waarheid, het is de leugen van het neoliberalisme, een leugen die fnuikend is voor zelfs maar de gedachte aan gezag. Willen we het gezag ‘heruitvinden’ (ibid.: 32), dan is niet een ‘egalitaire, democratische setting’ (ibid.) het eerste waar we naar moeten zoeken (dat is zoeken naar de heilige graal), het is simpelweg de erkenning dat als je zelfstandigheid zoekt je met onzelfstandigheid begint en dat als je symmetrie nastreeft je asymmetrie hard nodig kunt hebben. Soms, in sommige ‘settings’.

De rest is, hoe zal ik het zeggen, de rest is ideologie.

1 mei

=0=