Nadagen
In de nadagen van zijn ministerschap heeft Kamp ontdekt dat AKZO een Nederlands bedrijf is. Dat wil hij graag zo houden. Maar AKZO is helemaal geen Nederlands bedrijf. AKZO is een bedrijf op aandelen en aandeelhouders laten zich door zoiets als herkomst niet afleiden. Marx dacht dat arbeiders geen vaderland hadden. Dat bleek een vergissing. Arbeiders hebben dezer dagen weinig anders dan hun vaderland. Aandeelhouders daarentegen hebben geen vaderland. Ze hebben aandelen.
Het is de tijd voor nadagen. Er wordt de laatste dagen nogal gespeculeerd over onze polder en over hoeveel tijd de polder nog heeft voordat hij wordt overspoeld door de golven van de globalisering. Moeten we het water keren of moeten we ons aan het water aanpassen? Hogere dijken of meebewegen met water?
Nu, over het water weet onze koning alles maar over onze polder weten we allemaal wel wat en wat we weten is dat de polder staat en valt met de bereidheid van allen in de polder de polder te onderhouden. De polder is, zeg maar, een soort participatiesamenleving avant la lettre en uitgerekend op het moment dat de WRR heeft uitgevonden dat de participatiesamenleving te hoog voor de burgers gegrepen is, zelfs voor die burgers wier denkvermogen mooi op orde is en die dan toch tegen de grenzen van hun doenvermogen aanlopen, beginnen de werkgevers steeds meer te morren over de polder, dat ze er geen zin meer in hebben, dat de werknemers veel te eigenwijs zijn, dat het ze handenvol geld kost en dat het geld niet op is – er is meer geld dan ooit – en toch niet aan de polder gespendeerd gaat worden. De werkgevers verdommen het hun doenvermogen nog aan te spreken en nee, met hun denkvermogen is niets mis, althans niet meer mis dan er altijd al mis mee was.
Ik zou denken dat het nog lang geduurd heeft voordat de werkgevers de handschoen in de ring hebben geworpen, en ik zou denken dat het nog veel langer had kunnen duren als de vakbonden op tijd stampij hadden gemaakt maar aangezien het al zover is gekomen dat loonsverhoging tegenwoordig door de centrale bank wordt aanbevolen in plaats van afgedwongen te zijn door de vakbonden of door het MKB en bij voorkeur in schone samenwerking tussen die twee, mogen we aannemen dat we de nadagen van het polderen beleven.
We hadden het kunnen zien aankomen. In de jaren tachtig van de vorige eeuw was het nog de Stichting van de Arbeid die de kar van de arbeidsverhoudingen weer wist vlot te trekken, in de jaren tien van deze eeuw moest het van minister Asscher komen. Toch een verschil en ik denk dat iedereen wel wist dat het verschil tussen het Stichtingsakkoord van destijds en het sociaal akkoord van Asscher gezocht moest worden in het antwoord op de vraag of de werkgevers er nog wel zin in hadden. Toen wel, nu niet en de eenvoudige overweging dat de Stichting het laat afweten en de minister het mag proberen was het teken aan de wand. Zin? Nee, zei werkgeversvoorzitter Hans de Boer vrijwel onmiddellijk na zijn aantreden. Dat doen we niet nog een keer. Hij bedoelde: we doen het ook deze keer niet.
Dat de werkgevers nu dwars liggen bij het derde jaar WW geeft alleen maar aan dat je met werkgevers geen afspraken moet maken als je er geen macht naast kunt zetten. Dat had Asscher moeten bedenken en misschien heeft hij dat ook wel bedacht maar kon hij ook zijnerzijds in een kabinet met de VVD er geen macht voor mobiliseren. De machtsvraag ligt nu op tafel en daaraan kunnen we aflezen dat we inderdaad in de nadagen van de polder verzeild zijn geraakt.
25 april 2017
=0=
Prikkel
Alles wat we doen gebeurt in de tijd en verbruikt tijd. Tegelijk kunnen we tijd niet verzamelen, zoals we dat wel kunnen met geld of goederen. We kunnen van tijd geen voorraad aanleggen. Wat we wel kunnen doen is proberen ons onder ons tijdgebrek uit te wurmen door beslag te leggen op de tijd van anderen. Als je dat alleen maar doet met het oog op je eigen belang, verklein je daarmee je eigen tijdnood en al doende vergroot je de tijdnood van anderen. Je kunt het ook met een ander oogmerk doen, bijvoorbeeld door ouders op te leggen dat ze hun kinderen naar school sturen. Dat voorkomt kinderarbeid en het draagt bij aan de latere zelfbeschikking van de kinderen.
Ik noem macht de mate waarin Ego erin slaagt in te breken in de tijdsbesteding van Alter. Ego en alter kunnen mensen zijn, ondernemingen, kerken, politieke partijen, overheden, clubs, rechtbanken en gevangenissen want macht is overal. Er is geen invloed buiten de tijd en macht is de tijdsdimensie van invloed.
Eén manier om in de tijd van alter in te breken bestaat in de kunst van het beperken van alter’s bewegingsmogelijkheden. Heb jij, alter, een uitkering dan moet je beschikbaar zijn en beschikbaar zijn betekent aanwezig zijn. Op afroep, bij voorkeur. Ik hoorde vanochtend op radio 1 een stukje van een gesprek over werklozen die een maximum van drie jaar uitkering was beloofd, die die belofte toen werd ontnomen om er toch twee jaar van te maken en die nu weer mogen hopen op drie jaar. Of hopen, wie drie jaar werkloos is kan het wel schudden met z’n baankansen, wie twee jaar is ook en dus gaat het niet om de hoop op een nieuwe baan die je wat langer mag koesteren, het gaat om het uitstellen van het moment van het belanden in de bijstand. Dan kun je net zomin bewegen als met je werkloosheidsuitkering maar nu heb je er ook het geld niet meer voor. Er kwamen mensen aan het woord die zich grote zorgen maakten over die drie jaar want, vreesden ze, met die drie jaar werkloosheidsuitkering zou de ‘prikkel’ om een nieuwe baan te zoeken af kunnen nemen. De prikkel: dat is economenbargoens voor de kans dat een werkloze er eigen gedachten op nahoudt over wat zijn beste tijdsbesteding is. Dat is zo ongeveer het ergste wat men zich kan indenken. Een werkloze met eigen gedachten! Gekker moet het niet worden. Nog even en ook de werkenden laten hun eigen gedachten niet meer achter bij het inklokken.
De wijsheid van de econoom is de prikkel voor de ondernemer en het CPB – dat natuurlijk ook weer voorbijkwam op radio 1 – is de bemiddelaar.
21 april 2017
=0=
Paasstol
Er zijn mensen die naar The Passion kijken vanwege de traditie en vanwege hun roots. AD columniste Angela de Jong is één van hen. Wat The Passion en roots met traditie te maken hebben vermeldt ze niet.
Nu, The Passion is een project van de christelijke omroepen die als een vos hun passie preken, die net als de vos ook wel weten dat je dan de passie moet opleuken en dat dat niet gaat zonder her en der met een traditie te breken. De omroepen doen het al een paar jaar en daarom vindt Angela de Jong dat ook een traditie, de traditie dat omroepen die eerst de katholieke dwaalleer te vuur en te zwaard bestreden en de traditie dat andere omroepen die eerst de hervormde scheurmakers de maat namen, dat die omroepen nu samenwerken en daar een traditie van maken want alles wat voor de tweede keer gebeurt en door Angela wordt gewaardeerd is een traditie, wat zullen we nou krijgen.
Vroeger verstonden we onder traditie de zeden en gewoonten in het land, nu verstaat Angela de Jong er haar roots onder en die roots dekken de dingen die Angela leuk vindt en die daarom de moeite van het bewaren en opslaan in Angela’s traditietrommel waard zijn. In haar traditietrommeltje bewaart ze haar cultuur, haal ‘culturele normen en waarden’.
Toen we nog zeden en gewoonten hadden waren op eerste paasdag de winkels dicht en werd er niet gevoetbald. Dat was traditie. Op tweede paasdag waren er wat winkels open en op tweede paasdag werd er wel gevoetbald. Was ook traditie. Op gewone zondagen waren de winkels ook dicht. Was ook al traditie. Daarom kon je in ons land spreken van een christelijke traditie want hoewel er steeds minder gelovigen waren, waren er niet minder Nederlanders en die hielden zich aan de code van de zondag en de christelijke feestdag. Om hun instemming was ze nooit gevraagd en ook dat was een traditie.
Tegenwoordig wordt ze wel gevraagd of winkels open moeten en nu zijn de winkels altijd open en de stadions ook. Of dat het gevolg is van onze koopzucht of van van onze handelzucht is een open vraag. Ik zou het antwoord niet weten. Je kunt de mensen ook vragen of de grenzen dicht moeten en daar niet bij zeggen dat wij dan ook het land niet meer uitkunnen. Dat merken we dan nog wel. Toch? Er gaan ook stemmen op om de onderwijsvrijheid af te schaffen. Die stemmen klinken al zo luid dat ze doordringen aan de informatietafel van mevrouw Schippers.
Onderwijsvrijheid, lees ik bij de altijd voortreffelijke Aleid Truijens, leidt tot grote kwaliteitsverschillen tussen scholen, veel groter dan in landen die onze onderwijsvrijheid niet hebben en trouwens, die onderwijsvrijheid was toch al verkommerd tot een schoolbesturenvrijheid. Ook mooi, maar met de traditionele onderwijsvrijheid heeft het niet veel meer te maken, net zoals open winkels op paaszondag niets met pasen te maken hebben en alles met commercie. Je kunt best je zeden en gewoonten inruilen en voor het statiegeld dat je ervoor terugkrijgt een paar kilo cultuur kopen maar dat is toch niet helemaal hetzelfde. Dat voel je aan je roots, zo’n woord dat ook al niet uit onze zeden en gewoonten voortspruit. Wel weer uit de cultuur en dat is ook mooi. Zuig er even op en je hebt een traditie te pakken.
Angela de Jong had graag een paasstol gehad maar de paasstol is bij AH een feeststol geworden. Je hoort Angela mopperen over dit type nieuwlichterij maar ze gaat pas echt door het lint als ze denkt aan de aanval op onze christelijke cultuur en nee, dat gaat niet over winkeltijden want die horen bij Angela’s traditie en daar moet je met je fikken afblijven. Het gaat wel over scholen die denken dat pasen een gebeuren is waar elk geloof en elke gelovige bij moeten kunnen aanschuiven en, leer mij de Nederlanders kennen, de ongelovigen ook. Daar hoor ik Angela niet over maar, vraagt ze, waarom moeten we ook hier weer rekening houden met moslims die zelf met niemand rekening houden? Angela snapt het niet en Angela pikt het niet. Het is haar pasen. ‘Wat is dat toch’, vraagt Angela, ‘dat de culturele waarden en normen waarop dit land is gebouwd zó makkelijk worden verkwanseld door sommige mensen?’
Toen zij naar The Passion keek, keken haar kinderen naar Ajax. Zij de oecumenische godsdienst, haar kinderen de wereldgodsdienst. Dat zal wel traditie wezen in huize De Jong. Ik hoop dat de feeststol haar goed gesmaakt heeft, vanochtend, bij het traditionele paasontbijt.
16 april 2017
=0=
Verval
Het verschijnsel dat de mensen wier leven het is zelf in staat mogen worden geacht te bepalen wanneer hun leven voltooid is roept veel verzet op. Er zijn drie hoofdvarianten in het verzet. Het verzet kent een metacommunicatieve christelijke variant die ons vertelt dat de beslissing over leven en dood helemaal niet aan de mens is en dat het probleem van voltooid leven pas is ontstaan toen er mensen kwamen die de menselijke onbevoegdheid zelf te beslissen in naam van het humanisme of een ander -isme meenden te moeten ontkennen. Het verzet heeft daarnaast een communicatieve, op het model van de reclame geënte, variant die ons vertelt dat mensen beïnvloedbaar zijn en het, wat het ook is, daarom helemaal niet zelf kunnen bepalen, zelfs als ze denken dat ze het zelf bepalen, juist als ze denken dat ze het zelf bepalen – want als ze dat denken dan telt het als de de hoogste prestatie van de reclamemaker.
Er is nog een derde variant, de staatsvariant, de variant van de machtscommunicatie. Die wordt ter tafel gebracht door Stephan Sanders (De Groene, 5 april 2017) en hij beroept zich op een uitspraak van Dorien Pessers. Deze uitspraak: ‘De eerste taak van de staat is en blijft het leven te beschermen, ongeacht de kwaliteit ervan.’ Pessers rept verder, met instemming van Sanders, over het morele verval van de staat zodra deze zich inlaat met het wetsvoorstel voltooid leven van D66. Dat zijn grote woorden. Zou Pessers, en met haar Sanders, elk advies van de Gezondheidsraad waarin gewag wordt gemaakt van qaly’s en elke beslissing van de minister die daarop voortborduurt (deze medische interventie vergoeden we wel, die niet) op morele gronden afkeuren? Het zou wel consequent zijn want qaly’s staan voor een zorgkostenopvatting waarin niet het beschermen van leven ‘ongeacht de kwaliteit ervan’ voorop staat maar waarin bescherming uitdrukkelijk wordt gekoppeld aan de kwaliteit van een leven en dan mag ik verwachten dat Pessers en Sanders moord en brand schreeuwen. Dat hebben ze niet gedaan. Waarom niet? Omdat zorgkosten over wat anders gaan? Over wat dan wel? Je mag altijd roepen dat de morele code van de in het utilitaire denken gedoopte qaly’s niet deugt en ik vermoed dat Pessers en Sanders het aan zichzelf verplicht zijn om de qaly’s af te wijzen maar zelfs dan vind ik dat wie het utilitarisme gelijkstelt aan moreel verval, zoals zij per implicatie doen, lijdt aan cognitief verval.
De steen des aanstoots in alle varianten is de autonomie, de autonomie van de zelfbschikking. Autonomie is een illusie, we zijn niet autonoom, we streven ernaar misschien maar we zijn het niet en we mogen het zeker niet als uitgangspunt hanteren. Alsof de fictie dat we de wet kennen als juridisch uitgangspunt moet worden verworpen want wie kent de wet nou? Wat een raar uitgangspunt zou Sanders zeggen, dat idee dat we de wet kennen. Dan kun je ook wel als uitgangspunt kiezen dat mensen autonoom zijn. Inderdaad, en juist daarom is de fictie zo aardig want zo kun je nog eens een contract opstellen, en zo kun je nog eens een beslissing nemen en zo kun je aannemen dat mensen autonoom zijn en daar zit je dan aan vast en zo.
Het aardige van uitgangspunten is niet dat het is zoals het uitgangspunt stelt dat het is, het aardige van een uitgangspunt is dat je er vanuit kunt gaan juist omdat het nog niet zo is. Aan een uitgangspunt kun je werken, net zoals je aan kinderen kunt werken en hen op een gegeven moment in staat achten hun eigen beslissingen te nemen en daar de verantwoordelijkheid voor te dragen. Tenzij je Sanders heet en van mening bent dat we altijd kind blijven en dat we daarom altijd onder toezicht moeten blijven staan. Wie in termen van voltooid leven denkt ontkent dat en is daarom onverantwoordelijk.
Het aantal mensen dat ons op dat vlak tegen onszelf in bescherming meent te moeten nemen is onthutsend groot en hun argumentatie is zo dwingend dat ik me steeds maar weer afvraag of ze niet veel liever zouden dwingen dan argumenteren. Het komt er vrijwel steeds op neer dat wij niet weten waar we het over hebben en dat zij dat in onze plaats ook niet weten, maar dat zij wel weten en dat zelfs in onze plaats weten, dat als wij iets willen we meestal wat anders willen en dat wij daarom geen onherroepelijke dingen moeten willen doen want anders komen we aan dat andere wat we eigenlijk volgens hen had willen doen niet meer toe en dat zou toch sneu zijn.
In ons leven speelt de kwaliteit ervan een cruciale rol. De euthanasiewetgeving was een eerste erkenning dat het met die kwaliteit zo beroerd gesteld kon zijn dat je van het leven afscheid zou moeten mogen nemen. Dat anderen in dat kwaliteitsoordeel een rol speelden nam niet weg dat degeen wiens leven het was het initiatief kon nemen er een eind aan te willen maken. Daar heeft hij vaker wel dan niet hulp bij nodig want zo eenvoudig is doodgaan nu ook weer niet. De wet biedt overigens meer bescherming aan de hulpverlener dan rechten aan de hulpvragende. De hulpverlener die weigert hulp te verlenen hoeft dat niet toe te lichten – tegen die achtergrond is het verzet van de KNMG tegen een voorstel over ‘voltooid leven’ niet meer dan het verzet tegen het knabbelen aan het artsenmonopolie. De KNMG wil tegengaan dat een uitbreiding van het gezelschap van hulpverleners tot over de grenzen van de artsen heen wordt gerealiseerd.
Tal van mensen vrezen een terugval in kwaliteit van leven als de ouderdom niet alleen met gebreken komt maar ook met dementie. De wens een leven als voltooid te beschouwen is ook de wens, en de beslissing, de dementie te slim af te zijn. Bij Sanders bespeur ik de neiging om die uitweg af te snijden, in zijn geval met een halfzacht sociologisch opgetuigde redenering – Sanders is inmiddels min of meer van de christelijke metacommunicatie en zo maar omdat hij denkt dat de machts- en reclamecommunictaie precies dezelfde richting op wijzen doet onderscheidingen er niet eens meer toe – dat de meeste mensen niet slim genoeg zijn voor zo’n beslissing en dat we hun wens niet serieus mogen nemen. In hun eigen belang, begrijp me goed.
Onverdraaglijk bevoogdend.
7 april 2017
=0=
Schreeuwers
De PVV zit niet op schreeuwers te wachten. Ik lees het en ben verbaasd. De PVV is een schreeuwer en daar hebben ze geen stemming voor nodig, een verkiezing ook niet en zelfs geen referendum.
Aan de andere kant is het natuurlijk een waarheid als een koe. Naast Wilders nog een schreeuwer en het wordt een zootje. En daarom zit de PVV niet op schreeuwers te wachten. Meestal geldt dat wat in het meervoud geldt ook in het enkelvoud geldt maar die regel gaat bij de PVV niet op. Het enkelvoud is uniek, het woord zegt het al en het meervoud, dat is gewoon meer, niks bijzonders eigenlijk. Het enkelvoud heeft de schoonheid van de eenvoud, het meervoud heeft het rommelige van het veelvoud. Het is goed zo, denkt Geert en dan is het goed. Zo.
In de LPF zaten ze juist wel op schreeuwers te wachten, begrijp ik uit een enkel artikel naar aanleiding van een publicatie over de ruïneuze LPF-fractie en LPF-bewindslieden die meenden uitverkoren te zijn omdat ze zich een plekje op een lijst hadden weten te verwerven. Het was alleen de naamgever van de lijst die was gekozen, die liefst zesentwintig keer was gekozen en wiens plek bij zijn ontstentenis werd ingenomen door een verzameling ongein voor wie de naam slippendragers nog een te grote eer was. Zesentwintig schreeuwers, dat is als een kakofonie – in een klasje zonder onderwijzer.
Als ik probeer me een beeld te vormen van de PVV zonder Wilders (omdat Wilders genoeg heeft gekregen van al die slaafse ja-knikkers) dan kom ik uit bij de LPF. Alleen de broer van Wilders werkt in het beeld niet helemaal mee; dat is, Marten Fortuyn in gedachten nemend, een voordeel. Kennelijk doet het er niet toe of er een partij is. Wilders wijst de weg, de andere partijen volgen.
In het geval van PVV en LPF kun je met goed fatsoen niet van kapitaalvernietiging spreken, bij de overige partijen zou er – een mens mag aan het positieve geloven – van kapitaalvernietiging sprake kunnen zijn. In de pissige reacties op afsplitsingen van een fractie komt uitstekend naar voren hoezeer partijen denken dat de volksvertegenwoordiger niets is en de partij alles, alles in de persoon van de fractieleider die niet toevallig ook als partijleider dienst doet, en niet een partijvoorzitter of een partijbestuur. Soms wordt honend aan een zetelrover gevraagd hoeveel voorkeurstemmen hij had – dat is aan dovemansoren gericht voor wat betreft de rover, en het is een voltreffer voor wat betreft de fractie. Dat u het maar weet. En daarom kan geen enkele partij schreeuwers gebruiken.
6 april 2017
=0=
Focus
Het begon met doelgroepen. Ik vermoed dat we aan de doelgroepen zijn gegaan toen we met de ontmanteling van de verzorgingsstaat een frisse start maakten. De verzorgingsstaat is die merkwaardige constructie die gebouwd is op de veronderstelling dat we problemen delen en er daarom ook een gemeenschappelijke oplossing voor moeten zoeken. Doelgroepen berusten daarentegen op de veronderstelling dat sommigen problemen hebben die anderen niet hebben en als de mensen die problemen hebben een beetje op elkaar lijken dan vinden we dat we beleid moeten maken dat niet de problemen verhelpt maar dat die mensen helpt en en die mensen noemen we dan doelgroepen en dat beleid noemen we dan doelgroepenbeleid. En passant is de verzorgingsstaat omgevormd tot de ondernemersstaat. Ondernemers hebben geen problemen, ondernemers hebben oplossingen. Dat is beter voor iedereen.
De voordelen van doelgroepen en deelproblemen zijn immens. Omdat er geen gedeelde problemen meer zijn (ze zijn er natuurlijk wel maar ze worden niet meer erkend, ze worden hooguit nog getolereerd) hoeven ook de oplossingen niet meer met rechten te worden bekleed. Voorzieningen volstaan, op is op en de burger is vervangen door de hardwerkende burger die dan het volste recht heeft (er blijven altijd nog rechten over, al is het maar het recht om ongezouten je mening te ventileren) de pest in te hebben over leden van doelgroepen die iets voor niets krijgen. Een bijkomend voordeel is dat je de ene doelgroep met een buurthuis gelukkig maakt terwijl de andere al blij is met een inloopspreekuur.
Niets is zo goedkoop als maatwerk. Bovendien houdt het de doelgroepen scherp; de onderlinge naijver en jalouzie zijn groot en waarom krijgt een vluchteling wel een woning en ik niet? Wonen is een recht, maar een woning is een voorziening en wil je bij een voorziening komen dan moet je eerst bij een doelgroep zien te komen want doelgroepen hebben voorrang zolang de voorraad strekt en meestal is de voorraad al op voordat de doelgroep geheel bediend is. Voor alle overigen hebben we, net als voor de doelgroep, ook wachtlijsten, en waar wachtlijsten zijn is hoop. Meer kunnen wij er niet van maken en ook wij vragen ons af waar de solidariteit toch gebleven is. Meer nog, we vragen ons af of de solidariteit net zoals de volkspartij verdwenen is, met het ‘net zoals’ deze keer te begrijpen als ‘op dezelfde manier’. Ik vraag het maar.
Enige plausibiliteit kan overigens aan deze gedachte niet worden ontzegd. Elke zichzelf respecterende politieke partij heeft dezer dagen het vizier gericht op doelgroepen die ze echter zelden als zodanig kunnen benoemen want voordat je het weet sta je als elitair te boek en dat is zelfmoord. Daarom benaderen sommige politieke partijen hun doelgroepen via een omweggetje en dat heet dan weer ‘focusgroepen’. In feite zijn de politieke partijen zelf de focusgroepen die ervoor moeten zorgen dat zoveel mogelijk mensen zich een beetje lid van hun doelgroep gaan wanen.
Jongeren zijn een doelgroep, ouderen zijn een doelgroep, mema’s zijn een doelgroep, de hardwerkende burgers zijn een doelgroep, de gereformeerden zijn een doelgroep, de net-wat-minder-gereformeerden-maar-toch-nog-wel-degelijk-gereformeerden zijn een doelgroep, de mensen-die-hun-land-zijn-kwijtgeraakt-en-het-weer terug-willen-hebben zijn een doelgroep. Er is geen belang of er past een doelgroep bij, daarom hebben we geen echte volkspartijen meer. We hebben belangenpartijen.
Het begint met doelgroepen. Het eindigt bij een focus op belangenpartijen.
5 april 2017
=0=
Niche
Het is natuurlijk niet zo dat je de grootheid van een volk kunt aflezen aan de grootte van de volkspartijen. Wat je wel kunt doen is de grootheid van een volk aflezen aan de dromen over de grootheid van het volk. Daar kun je een politieke partij op enten, een partij die belooft de grootheid terug te zullen veroveren. Ze beginnen met de droom van grootheid en we moeten hopen dat ze er niet in zullen slagen van hun droom onze nachtmerrie te maken. Maar je weet het nooit. Van die partijen hebben we er nu twee in het parlement. Twee complotgelovige partijen, waarin een klein land groot kan zijn.
De volkspartijen zijn verkruimeld. Of dat ertoe heeft geleid dat politiek marketing is geworden of dat, omgekeerd, de marketing het volk van de volkspartijen heeft verkruimeld, het zou best eens een beetje van allebei kunnen zijn. De waarheid ligt altijd in het midden, want daar kun je je geen buil vallen aan de waarheid en als het onwaar blijkt te zijn heb je in commissie onwaarheden gedebiteerd en dan heeft iedereen boter op het hoofd – behalve de kiezer, die zich van de weeromstuit steeds verder afkeert van de politiek der politici.
In Frankrijk hebben ze geen partij der niet-stemmers maar wel een krachtiger wordende politieke onderstroom, die PRAF wordt genoemd (Plus Rien A Faire, Plus Rien A Foutre), en die in de politiek niets meer te zoeken zegt te hebben en die tegelijk zegt dat de politici-politiek het mooi zelf mag uitzoeken en dat de betreffende politici moeten ophouden met de Prafistes te vervelen met hun politiek waarin politici altijd de oplossing zijn terwijl ze voor de Prafistes het probleem zijn. Fuck off, dat is dat ‘foutre’. Ruwe taal maar nog altijd poeslief in vergelijking met de klerezooi die politici ervan hebben gemaakt. Volgens de Prafistes. Het is geen partij maar was het een partij dan was het net als de niet-stemmerspartij van Plasman de grootste partij.
De waarheid ligt in het midden? Nee, toch, de waarheid is behalve uit de linker- en behalve uit de rechterkant ook uit het midden verdwenen. Echte marketeers bedenken dan een midden dat geen midden is maar wel radicaal en ze noemen dat het radicale midden. Daar hoor ik dezer dagen niet veel meer over, terwijl het nog maar kort geleden heel populair was. De PvdA heeft er begin deze eeuw eventjes mee geflirt maar het niet doorgezet, D66 is al jaren ergens in het radicale midden beland en weet sindsdien niet meer goed uit te leggen hoe radicaal kan samengaan met regeren en, niet te vergeten, het CDA ontdekte het radicale midden, direct na zijn deelname aan het kabinet van het radicale cynisme, Rutte 1. Rutte, overigens, is ook van het radicale midden, niet in woorden uiteraard (dat zou een visie doen vermoeden) maar wel in daden – als het erop aankomt en als het nodig is voor Rutte 3. Ik denk dat het Niet.Nodig.Is.
Het valt op dat waar de droom van Nederland als een christelijke natie nog sterk leeft (in katholieke enclaves zoals Volendam, in gereformeerde enclaves zoals Urk) de PVV goed scoort. Partijen als SGP en CDA hebben dat goed door en roeren de trom van het echt Nederlandse om vooral maar mee te mogen delen in de rechtse buit. Rutte roert die trom ook, regelmatig begeleid door zijn bekentenis dat hij een zeer christelijk man is. Het christendom als splijtzwam, het is een oude traditie die weer springlevend is. Des te vreemder is het dan om bij James Kennedy (vandaag in dagblad Trouw) te lezen dat waar de afstand tot de kerk groter is de mensen eerder terugvallen op ras en natie. Ik denk dat hij geschiedenis en sociologie door elkaar haalt.
Ras en natie. Vandaag vind ik in NRC-Handelsblad een beschouwing van de hand van Paul Scheffer. Hij zet zich af tegen VVD en CDA met hun pleur-op en uitzettingsretoriek want de kans dat de mensen die je niet liever hebt blijven en dat de mensen waar je nog wel in brood in ziet vertrekken, die kans is aanwezig en Scheffer vindt dat niet best. Er zit een soort schiftingsidee in het artikel van Scheffer of eerder een soort schiftingswens en als we wat beter hadden opgelet in de jaren tachtig en negentig, beweert hij, hadden we nu minder problemen gehad en daarom moeten we nu, nu we toch aan het formeren zijn, een ministerie van integratie en immigratie optuigen zodat we vanaf heden kunnen kiezen wie we binnenlaten en dus ook wie we de toegang ontzeggen.
Zo zie je maar, de gedachten aan de maakbare samenleving zijn, net als de traditie van het christendom in Urk en Volendam, nog springlevend. Er is in dit tijdperk van niche-politiek vast wel een nisje voor een opgewarmde maakbare samenleving te vinden en in te richten.
Het is me een lief ding waard als we eens zouden ophouden met het stapelen van doelstellingen, het net doen alsof we kunnen krijgen wat we willen als we het maar echt willen, en het daarmee voeden van maakbaarheidsfantasieën. Zijn randvoorwaarden en dus uitspraken over wat we niet willen laten gebeuren (bijvoorbeeld: noch linksom noch rechtsom toelaten dat gezondheidsbedreigende arbeidsomstandigheden worden getolereerd) niet veel verstandiger? Zouden politici zich daar eens mee bezig willen houden? Alstublieft?
1 april 2017
=0=
Haast
De ondernemers hebben haast. Nederland is bezig met duurzaamheid en om duurzaam winstgevend te zijn bemoeien de ondernemers zich duurzamer dan ooit met het kabinet.
In deze dagen van formatie hebben de ondernemers het extra druk. Ze willen van alles, schakelen daar Balkenende voor in die ook al duurzaam geworden is en die vindt dat duurzaamheid de enige duurzaamheid is waar je op kunt bouwen.
En de ondernemers zeggen de vakbeweging de wacht aan. De vakbeweging moet niet meer zo moeilijk doen over het ontslagrecht en over de wet uitvoering loondoorbetaling bij ziekte (wulbz). VNO-NCW weet natuurlijk best dat de vakbeweging daar niet over gaat maar VNO-NCW weet nog beter dat als de vakbeweging net als VNO-NCW zegt dat het eens afgelopen moet zijn met die belachelijke ontslagbescherming en die idioot lange periode dat een werkgever opdraait voor het loon van zijn zieke werknemer, dat het dan wel goed komt. En zo niet, zegt VNO-NCW dreigend richting vakbeweging, dan gaan we direct met het kabinet in onderhandeling. Je moet het ijzer smeden als het heet is en de uitgang uit de polder had VNO-NCW al lang gevonden, dus daar hoeven ze het niet om te laten.
Over de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte (Wulbz) is met de vakbeweging best te praten. Zo langzamerhand wil iedereen van dat onding af. Gewoon terug naar de ziektewet is het eenvoudigst maar omdat we niet van eenvoud houden doen we dat niet, we gaan wat bedenken dat er erg op lijkt en toch niet hetzelfde is. Trouwens, het wordt toch nooit meer hetzelfde want sinds Paars 1 (het kabinet dat begon met klieren met de ziektewet en dat, hoe eigentijds destijd en hoe onwijs in deze tijd, de ziektewet besloot te privatiseren) is ondernemend Nederland er diep van doordrongen dat ziekte een risico is dat een ondernemer niet moet willen en niet moet hoeven nemen.
Ondernemers worden niet ziek, hun werknemers worden ziek en die moeten daar dan maar wat aan doen, dat hoeven zij niet te doen. En zolang het nog zo was, dat de ondernemer er iets aan moest doen bleek dat in de praktijk steeds meer een oproep om buiten de gewone arbeidsrelatie om te gaan, bleek dat een oproep om steeds strenger te selecteren voordat je iemand in dienst nam, bleek dat een oproep om er vooral voor te zorgen dat als je al iemand in dienst nam je er snel weer van af kon komen.
Ik lees op de site van de FNV dat zij geen cent geven voor het ontslagplan van VNO-NCW maar wel al bezig zijn het probleem van loonbetaling en ziekte aan te pakken. Dat is een sneu antwoord. Als er iets duidelijk is geworden de laatste vijfentwintig jaar, dan wel dat voor VNO-NCW de loondoorbetaling bij ziekte voornamelijk een thema is dat dient om een extra ijzer in het vuur te hebben bij hun klachten over het ontslagrecht, dat ontslagrecht en loondoorbetaling bij ziekte voor de werkgever gekoppelde kwesties zijn. Dat moet je niet beantwoorden door te doen als of er geen koppeling is of dat de koppeling oneigenlijk is. Daar ligt VNO-NCW niet wakker van. VNO-NCW weet heel goed dat of je het nu hebt over loondoorbetaling bij ziekte, over lengte van en rechten op een werkloosheidsuitkering of over ontslagbescherming, het daarbij steeds gaat over verwachtingen die in het spel zijn gekomen door het uitgangspunt van de arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd. Dat moet veranderen.
De ondernemers hebben al heel veel veranderd, in het bijzonder door bijzonder lenig met flexibele contracten te zijn, van uitzend tot en met zzp. Dat heeft al het nodige bewerkstelligd, maar daarmee is de kous nog niet af, de kous van de gewone arbeidsovereenkomst van mensen die je in dienst neemt omdat dat soms nog altijd handiger is dan al die ad hoc contracten. De arbeidsovereenkomst, daar gaat het om, dat juridische fort moet nog worden genomen. En hoe ga je daarbij te werk? Nu, zo ingewikkeld is dat niet. Je zorgt dat je wettelijk de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van het normale geval in het arbeidsrecht omzet in niet meer dan één mogelijkheid onder andere, en je moet eens zien hoe flexibel dat ontslagrecht wordt.
De vakbeweging heeft geen vrienden bij de vier partijen die nu aan het formeren zijn en omgekeerd hebben geen vand die partijen een boodschap aan de vakbeweging. Wil de vakbeweging tijdens de formatie nog wat in de melk te brokkelen hebben dan rest de vakbeweging weinig anders dan stampij te maken, groot kabaal, dan haast te maken en actie te voeren, dat ook, actie op alle fronten. Gaat dat gebeuren? VNO-NCW heeft het akkoord dat het met Asscher sloot nooit serieus genomen en nu stelt het voor er de kachel mee aan te maken. VNO-NCW ontbreekt het niet aan de wil de beuk erin te zetten. Bij de vakbeweging kom ik die wil nergens tegen. Voorlopig is de vakbeweging weer net zo stil als voorheen, toen je nog netjes om belet moest vragen om bij de baas iets op tafel te mogen leggen.
31 maart 2017
=0=
In den beginne
In den beginne was het decreet en het decreet was van Trump en Trump decreteerde dat wat hij ondertekende alle eerdere handtekeningen overbodig maakte. Met hem begon de wereld opnieuw. Zijn wereld dan, de wereld van de anderen niet, die ging gewoon door, zij het onder moeilijker omstandigheden.
John Locke verdedigde, einde 17de eeuw, het private eigendom met twee argumenten: het ‘trickle down’ argument dat toen even ondeugdelijk was als nu, en het argument dat als wij onze arbeid ‘mengen’ met de wereld wij die wereld in eigendom mochten nemen, zo lang er voor anderen en voor komende generaties nog genoeg en van genoeg kwaliteit overbleef. Het mengsel van Locke valt onder de regel van de schaarste, zou ik zeggen, maar dan wel tegen de achtergrond van de dreiging van een tekort: dat er niet genoeg en van genoeg kwaliteit over zou blijven.
Er was nog een boel wereld over, dacht Locke destijds. Daar klopte weinig van maar tegen de tijd dat we ons daar zorgen over begonnen te maken was Locke al lang dood en waren de Indianen zo ongeveer uitgeroeid – de wereld was minder leeg dan Locke had aangenomen. Weinig deugdelijke argumenten daarom, maar het vraagstuk dat Locke met zijn particuliere eigendom onder de aandacht brengt is er niet minder belangrijk om. Dat is het vraagstuk van de niet-vernieuwbare bron, zoals de wereld een niet-vernieuwbare bron is. Vroeger of later treedt de beperkende conditie van Locke op – dat er voor de toekomst niets meer over is dan wel dat er in de toekomst alleen nog inferieure omstandigheden overblijven.
De wereld is niet oneindig en, volgens Peter Singer (One World, 2002), het klimaat hoort bij de wereld, klimaateffecten horen bij de wereld, en dreigen in rap tempo onbeheersbaar te worden. Overtreden we bepaalde grenswaarden (van temperatuur bijvoorbeeld) dan zijn de rampen niet te overzien. Trump zal ze ongetwijfeld per decreet verbieden en omdat zijn wil wet is mogen we verwachten dat rechters, politiemensen, militairen, en wat er nog over is van de inspectiegemeenschap overspoeld zullen worden met wetsovertredingen waar ze niets tegen kunnen beginnen – het overspoelen is hier net iets meer dan alleen een metafoor. De vraag in dit verband is niet of Trump een dolle stier is want daar hoeft geen twijfel over te bestaan. De vraag is of de wereld de tijd heeft om te herstellen van zijn waanzin.
Over het antwoord op die vraag beschikt niemand. Maar over de urgentie en relevantie van die vraag gaan nog altijd politici die zich dan ook de vraag zouden moeten stellen hoe lang ze het zullen pikken dat de VS zich onttrekken aan eerder gemaakte klimaatafspraken. Eerst houden ze die afspraken tegen (Bush sr. en Bush jr. vonden de levensstijl van de Amerikaan belangrijker dan het klimaat), dan gaan ze (Obama) eindelijk akkoord en de inkt van de handtekening onder de desbetreffende verklaring van Parijs is nog niet droog of het gedrens over Amerikanen die zich nergens aan hoeven aante passen klinkt luider dan ooit. Gaan dan overal elders de alarmbellen af? Bij ons, denk ik, niet. Bij de VVD lopen mensen rond die dat hele klimaat maar onzin vinden en, en dat lijkt me zo mogelijk nog gevaarlijker, er lopen daar ook mensen rond die denken dat we niet te hard van stapel moeten lopen met dat klimaat, dat het heel belangrijk is en zo, maar dat hardlopers doodlopers zijn. Ik hoorde het Ed Nijpels gisteravond nog beweren, toen hij Marianne Thieme de aanbeveling deed het wat rustiger aan te doen. Hoe dat bij het CDA zit weet ik niet, maar zo lang die partij een ander woord voor bio-industrie is ben ik er evenmin gerust op.
Groenrechts is een politiek oxymoron dat we in ons land niet zouden moeten willen. Klimaatpartijen als Groenlinks en D66 doen er beter aan in de EU te strijden voor een eensgezind antwoord aan Trump dan in Nederland de groene zaak in handen te spelen van een kabinet dat wordt gedomineerd door rechts. Beide varianten zijn vanaf den beginne weinig kansrijk, ik besef het. Maar als ik dan toch moet kiezen dan liever voor de weg van de EU dan voor die van VVD/CDA.
Zolang we de wereld als privé-eigendom behandelen, behandelen we ook het klimaat als privé-eigendom.
29 maart 2017
=0=
Als jij het zegt
Als jij dat zegt geloof ik je. Dixit Mark Rutte over wat premier Costa zei naar aanleiding van Rutte’s bewering dat Dijsselbloem’s oprisping over drank en vrouwen helemaal niet over Zuid-Europa ging. Waar het dan wel over ging vermeldt het verhaal (in Trouw) niet. Dat is het bewijs, dacht ik, als die Costa, een socialist nog wel, Rutte zo totaal gelooft dat hij niet eens wil weten wie Dijsselbloem in het vizier had dan kan het niet anders dan dat Rutte de meest betrouwbare politicus ooit is.
Gelukkig is de bron van deze vertelling Rutte zelf en niet Costa. Het duurt misschien even voordat vanuit Lissabon weer een ander geluid komt maar dat zal Mark een zorg zijn. Voor hem telt alleen het korte termijneffect, met lange termijnen heeft hij niets, die zijn niet praktisch. Dagkoersen, daar gaat het om en om die een beetje te helpen de goede koers uit te zetten, ze een beetje te beïnvloeden dus, is een leugentje om bestwil, een kleine witte leugen, een adequaat middel. Rutte is het gewend op leugentjes betrapt te worden en hij verliest er zijn goede humeur niet om.
Wel vind ik dat Trouw zich zorgen moet maken over het gemak waarmee nepnieuws door de redactiezeef glipt. Ter verontschuldiging van Trouw mag gelden dat gisteren zo ongeveer alle media melding maakten van de nep-wijsheden van Laura van Geest van het CPB. Dat bureau heeft berekend dat er meer te besteden is dan we tot voor kort dachten en dat dat ook de komende jaren nog wel het geval zal zijn. Wat te doen met die luxe?
Nu daar had Laura van Geest wel een adviesje voor. Bezint eer gij begint, sprak ze en ze legde uit dat ‘we’ nu eens af moeten van die nare gewoonte om als ‘we’ ons rijk voelen te veel uit te geven, met als gevolg dat als ‘we’ niet meer rijk zijn we moeten bezuinigen. Het is de zoveelste ‘we’-leugen en bij politici denk ik dan dat het bij het vak hoort, bij het CPB denk ik dat het juist niet bij het vak hoort en dat daarom zeker de directeur van het CPB zich beter eerst kan bezinnen voordat ze gaat beginnen met adviezen die niet ‘ons’ tot onderwerp zouden mogen hebben maar alleen de banken – waar de ellende met de overheidsfinanciën vandaan is gekomen – en met de politici – die de rekening van de banken hebben doorgeschoven naar dat deel van de burgerij dat geen tweede adres in een tweede land heeft.
Ik denk dat niet alleen technocratische politici maar wij allen moeten vrezen voor het groeiende wantrouwen in elke expertise. Maar als je geesten als Laura van Geest aan het hoofd van een belangrijk expertisecentrum als het CPB plaatst en haar haar gang laat gaan moet je niet raar kijken als het vertrouwen in expertise daalt. En als de verzamelde werkgeversclub VNO-NCW op het allerlaatste moment z’n neus ophaalt voor een expertisecentrum beroepsziekten (Trouw, 24 maart) weten we, niet voor het eerst, dat werkgevers niet van expertise houden omdat ze wel van winst houden. En als een technocraat als Dijsselbloem terugvalt op drank en vrouwen – dan weten we, en ook dat niet voor het eerst – dat de regering terug zal vallen op de leugen en niet op de expertise.
Wat is een technocraat? Een technocraat is iemand die denkt dat politiek een zaak voor ingenieurs is en die daarom aanneemt dat een ingenieur in de politiek een goed politicus is. Geen wonder dat de mening kan postvatten dat we beter af zijn zonder expertise dan met expertise die niet eens de zaak waar het om gaat weet te herkennen. Als een econoom in het nauw wordt gedreven, zei Joan Robinson ooit, dan valt hij terug op de moraal. Dat is een voortreffelijke observatie, en ze gaat niet alleen op voor economen, opgesloten als ze zijn in hun disciplinaire geest, ze gaat ook op voor ingenieurs in de politiek, die behalve sleetse mantra’s die bestand zijn tegen elke ontkenning, tegen elk bewijs van het tegendeel, ook niets te bieden hebben dan goedkoop gemoraliseer.
Als jij het zegt. Normaal klinkt daar enig ongeloof in door. Bij gewone mensen dan. Niet bij Rutte. Rutte is niet gewoon. Hij is normaal.
25 maart 2017
=0=
Omdraaien
Zal Ploumen lukken wat Asscher heeft nagelaten? Ploumen heeft nog niet plaatsgenomen in het parlement of haar eerste wetsvoorstel is al aangekondigd. Een wetsvoorstel om de regel dat voor gelijk werk gelijk loon moet worden betaald toe te passen. Laat, maar beter laat dan nooit. Voorheen kon een vrouw die minder verdiende dan een man in dezelfde functie zelf aan de bel trekken.
Dat is laf. We hebben de wet om de verantwoordelijke partij, de werkgever, aan te pakken maar in ons land is het meestal zo dat de werkgever niets wordt opgedragen maar hooguit vriendelijk om iets wordt verzocht. Daarom ben ik blij met alleen al de aankondiging van het wetsvoorstel van Ploumen.
Gaat dat voorstel de arbeidsmarktdiscriminatie nu eindelijk eens grondig aanpakken? Op het punt van de gelijke beloning wel, denk ik en dat is niet alleen mooi, het is ook een mooi precedent voor de strijd tegen tal van andere discriminatiepraktijken op de arbeidsmarkt. Het probleem daarbij was steeds de bewijslast: de zich benadeeld voelende werknemer moest het opnemen tegen de werkgever en tenzij de werkgever opgewekt meedeelde dat hij inderdaad had gediscrimineerd, was het bewijzen van discriminatie natuurlijk onbegonnen werk want elke klacht is er slechts één en voor een bewijs van discriminatie heb je geen incidentle uitglijder nodig maar een regulier patroon, een ‘praktijk’. We moeten, zegt Ploumen over de gelijkheid van lonen, de bewijslast omdraaien: de werkgever moet aantonen dat hij voor gelijk werk gelijk loon betaalt, zonder dat er eerst een werknemer hoeft te klagen. De werkgever moet bewijzen dat de regel niet geschonden wordt.
Dat is vloeken in de polderkerk. En het is zo nodig. Er moet nog veel meer worden gevloekt in de polderkerk. Ja, dat hadden de bonden moeten doen en dat hadden de progressieve politieke partijen en hun mensen in de regering moeten doen maar die hadden steeds wat beters te doen en nu ben ik Ploumen dankbaar, dankbaar omdat zij zegt dat het genoeg is geweest en omdat zij zegt dat zij de kat de bel zal aanbinden. Hoog tijd, de hoogste tijd. En het is nog maar het begin. Discriminatie op herkomst, uiterlijk, religie, gender, leeftijd, nationaliteit, etniciteit – het is de orde van de dag en het is wachten op de dag dat het allemaal buiten de orde wordt verklaard. Hoe? Door de bewijslast naar de werkgever te verplaatsen en onder de werkgever tevens de opdrachtgever te verstaan.
23 maart 2017
=0=
Losbandig
Drank en vrouwen en je hand op houen. Het schijnt een fantasietje van Jeroen Dijsselbloem te zijn. Sneu, en verdacht. Gereformeerde oprispingen zijn in mijn woordenboek altijd verdacht. Niet dat Dijsselbloem niet weet waar hij het over heeft. Hij heeft een paar jaar lang bankiers mogen bestuderen, ze opvoeden zelfs, en dat was nodig want over drank, vrouwen en je hand op houen weten bankiers alles en Jeroen van de weeromstuit ook, dezelfde Jeroen die ik over niet al te lange tijd in die kringen verwacht. Hij brengt ongetwijfeld de nodige nuttige kennis mee of eigenlijk de nodige nuttige kennissen want dat geldt daar als hetzelfde. Daarmee wordt het lobbymodel gevoed, het model dat, naar we af en toe te horen krijgen, kwistig met drankjes is, zo nodig de vrouwen in de strijd werpt en de hand ophoudt bij elk verdrag dat de wereld nog multinationaler wil laten worden en bij elke subsidiepot die de EU optuigt om de wereld nog beter te maken.
Jeroen weet dat hij nog langer mee moet en daarom had Jeroen het niet over bankiers en lobbycraten, hij had het over de Europese solidariteit en dan niet over het misbruik van Duitsland en Nederland met hun eeuwige hebberige overschotten op de betalingsbalans die tegen elke Europese afspraak ingaan, maar over het schandaal van het zuiden van Europa, het Europa van de siësta en van het dolce far niente, van het middagdutje en het zoete nietsdoen – en dan aan anderen vragen even af te rekenen. Losbandig, op de grens van het verdorvene. Alsof God nog altijd in Frankrijk woont. Voor een liefhebberende varkensboer als Dijsselbloem is het godgeklaagd, onverdraaglijk, onverteerbaar.
De Spanjaarden zijn boos, de Italianen zijn boos. Jeroen vermoedt bij hen oneigenlijke motieven, ze zijn zo schuldig als de pest en daarom overschreeuwen ze zichzelf. Daar wil hij niet op ingaan. Dat is mooi van hem, behalve dat hij er al op in is gegaan, dat zijn opmerkingen over niets anders gingen dan over eigen schuld en dikke bult en je moet zelf maar op de blaren zitten. Dat hij zich stom heeft uitgedrukt en behalve stom ook onheus, dat wil er bij hem niet in. Excuses? En die zeker met een drankje op mijn kosten bezegelen? Hij moet er niet aan denken, hij wil er niet aan denken en wat hem betreft is er geen denken aan.
Niet de kleingeestige provinciaal Dijsselbloem moeten we aanvallen maar de minister van Financiën Dijsselbloem die de financiële sector met liefde uit de wind houdt en de EU op de tocht zet. Het kan geen toeval zijn dat Dijsselbloem met zijn pesterige verhaaltje op hetzelfde moment naar buiten kwam dat voor de zoveelste keer in de media de innige – Jeroen zou moeten zeggen: incestueuze – band tussen banken en witwassen opdook.
Banken? Nepfirma’s? Belastingontduiking? Financiële malversaties? Als man van de wereld schrikt Jeroen daar nu helemaal niet van. Hij kent z’n pappenheimers. Is dat zo? Ik zou het om willen keren. Ik denk dat zijn pappenheimers hem heel goed kennen en nog beter dan goed weten dat ze van hem niets te vrezen hebben.
Dijsselbloem is een miskleun in de Europese en Nederlandse sociaaldemocratie. Zo’n man moet weg. Van zijn eigen partij heb ik nog niets gehoord over zijn faux pas maar dat ze hem het zullen vergeven en, wie weet, als het nodig wordt als één man achter hem gaan staan – het zou me niets verbazen.
De Nederlandse sociaaldemocratie verkeert in een diepe crisis, hoor ik steeds.
22 maart 2017
=0=
Toekomst
Doelverschuiving of -verplaatsing is het verschijnsel dat het doel waarvoor je ooit een organisatie oprichtte terzijde wordt geschoven door het belang van de organisatie zelf, dat de organisatie het doel van de organisatie wordt. Het fenomeen is ruim een eeuw geleden door Robert Michels beschreven, in zijn analyse van de Duitse sociaaldemocratische partij. Hij had het ook gisteren kunnen schrijven, en dan naar aanleiding van de ledenraad van de PvdA.
Doelverplaatsing is dus het verschijnsel dat de organisatie belangrijker wordt dan het aanvankelijke doel van de organisatie en het is daarnaast een uitdrukking van het verschijnsel dat zich binnen de organisatie een hiërarchie heeft gevormd die zo succesvol is dat hij de organisatiedoelen kan aanpassen aan de noden van de organisatie en, om de kring te sluiten, de noden van de organisatie aan de hiërarchie – door Michels voor de gelegenheid ‘oligarchie’ genoemd.
Af en toe komt er nog iemand voorbij die aan het oude doel en de oude idealen herinnert, een soort Bernie Sanders zal ik maar zeggen of iemand anders van om en nabij dezelfde leeftijd als de idealen, en die daarmee enige populariteit verzamelt, een beetje op de manier van Jan Pronk die ooit partijvoorzitter wilde worden en daar vooral niet in mocht slagen. Pronk verloor, nog maar een jaar of tien geleden, van Lilian Ploumen, de favoriet van Wouter Bos. Die wist feilloos dat het soort dat Pronk vertegenwoordigt altijd gevaarlijk is want het is het soort dat het doel prefereert boven de organisatie en dat is zóóó twintigste eeuw, dat kunnen we ons niet meer veroorloven.
Sinds gisteren weten we dat zelfs nu, nu de PvdA een nooit eerder vertoonde oplazer heeft gekregen, dat zelfs nu de herinnering aan het oude ideaal en het aanvankelijke doel gemeden wordt als de pest. De communis opinio is dat de partij jeugd en frisheid en sociale media en nog zo wat cosmetica nodig heeft, en zeker geen oude idealen en oude mannen. Je moet een partij in de markt zetten, net zoals je een product in de markt moet zetten, welk product het ook is. De leden en kiezers die nog denken dat ‘product’ een rare aanduiding is voor ‘arbeid’ hebben het gewoon niet begrepen, die zijn in hun begrip net zo vergrijsd als op de foto.
In de nieuwe Tweede Kamerfractie van de PvdA zitten voornamelijk bewindslieden uit het kabinet Rutte 2. Uit die fractie zal de vernieuwing niet komen. Meer nog, ik denk dat vernieuwing wel het laatste is waar ze aan denken.
Vernieuwing? We hebben toch gedaan wat gedaan moest worden en dat hebben we toch goed gedaan ook? Weten de kiezers dan niet dat als je het goede doet en darbovenop het goede goed doet, dat daar tevredenheid bij hoort, klanttevredenheid en dat daar dan klanten bijhoren die bij je terug blijven komen?
Het beleid was goed (maar het is nog niet helemaal geland), de deelname aan Rutte 2 was noodzakelijk (er is, zelfs nu nog, geen alternatief: there is no alternative, mevrouw Thatcher zal trots zijn) en dus mogen we aannemen dat de kiezers wel weer terug zullen keren. De klanten hebben het nog niet helemaal begrepen, of ‘gevoeld’ of ‘ervaren’, daar komt het op neer en als het daar op neerkomt dan komt het wel een keertje goed - als we gewoon hetzelfde blijven doen en dat ook nog nog ietsje beter.
Dat er geen alternatief zou zijn voor kabinet en kabinetsbeleid is niet alleen een typische bestuurlijke en technocratische misvatting, het is ook een misvatting die door de kiezer terecht wordt begrepen als hoon aan zijn stem. Wie daarna beweert dat het niet goed is uitgelegd (: niet alle kiezers hebben het al gemerkt, al die prachteffecten van het prachtbeleid maar dat komt nog wel, wacht maar af) bewijst alleen maar dat het de volgende keer exact zo zal gaan. Kijk, zegt deze kiezer, dat de VVD de zorgen over onzekerheid en de discrimerende afwikkeling van die onzekerheid (meer dan een verwijzing naar de arbeidsmarkt is hiervoor niet nodig) pikt in het het ‘belang’ van hun ‘land’ verwacht iedereen, dat de PvdA die discriminerende afwikkeling niet rigoureus en op alle fronten bestrijdt wordt door niet iedereen begrepen, wordt door een groot aantal kiezers niet begrepen en dat is de PvdA in tegenstelling tot de VVD zwaar aangerekend. De partij had zich moeten schamen als het niet zo was geweest, als het de partij niet zwaar was aangerekend.
Maar ja, leg dat maar eens aan Spekman uit. Of aan Asscher. Of aan Dijksma. Of aan – de lijst is even lang als de kandidatenlijst, en dat is geen toeval. In een beetje organisatie laat je de selectie van je kandidaten niet aan het toeval over en als het doel van de organisatie de organisatie is dan zorgt de partij er wel voor dat de partij er altijd als de partij uit blijft zien, dat de partij altijd op de partij zal blijven gelijken.
Oogkleppen noemden we dat ooit. De toekomst is het heden, maar dan nog beter.
19 maart 2017
=0=
In plaats van
Wilders had geen voordeel maar wel last van het Trump-effect, Asscher is niet verder gekomen dan op zoek te gaan naar het onvindbare Asscher-effect en Rutte was zo gis om het goede populisme te claimen. Het Trump-effect blijkt bij ons niet te bestaan, het Asscher-effect ook al niet en er zijn commentatoren die beweren dat er helemaal geen goed populisme is en dat, dus, Rutte net zo verkeerd is als het verkeerde populisme dat hij afwijst.
Verkeerd populisme, dat is het populisme van Trump en van de Brexit, het is het soort populisme dat de premier speciaal voor de gelegenheid al helemaal aan het begin van deze maand voor ons heeft bedacht – opdat het een rol zou spelen in de verkiezingscampagne. De ‘doe normaal of lazer op’ brief van Rutte, eind januari, was niet helemaal geworden wat ervan werd verwacht. Dat lag niet aan de brief, het lag aan de vrijwel gelijktijdige verschijning van het boek over de bonnetjesaffaire, het boek dat net niet helemaal kon bewijzen dat Rutte daar tot over zijn oren in zat maar dat wel buitengewoon aannemelijk wist te maken. De brief en dat boek – van die associatie werd Rutte niet gelukkig.
De vondst van het verkeerde populisme moest de aandacht van de leugens en miskleunen van Rutte afleiden en de aandacht vestigen op de ‘chaos’ van Wilders. In het voordeel van Wilders spreekt dat die ten minste doorhad dat Rutte via het verkeerde populisme op de persoon speelde, zonder het durven zeggen uiteraard, en dat Wilders dat probeerde te ontkrachten door consequent op de onbetrouwbaarheid van Rutte te wijzen. Dat had meer mogen gebeuren wat mij betreft – maar in een land waar politici geloven dat politiek hetzelfde als regeren is pas je wel op om een vrijwel zeker niet te vermijden regeringspartij voor het hoofd te stoten.
Ik hoop alsnog op een boemerang-effect. Geen Trump-effect, geen Asscher-effect, geen populisme-effect maar een boemerang-effect waaraan de VVD een forse buil gaat overhouden. Want, verkeerd populisme en goed populisme parasiteren op hetzelfde bederf en we weten wie zich daarvan in de VVD de woordvoerder heeft gemaakt en we weten in wiens opdracht dat gebeurd is. Je hoeft, als colunmist, niet eens namen te noemen om toch te weten over wie het gaat. Zo Stevo Akkerman, in dagblad Trouw van 17 maart 2017: ‘Dit zijn politici die, als vluchtelingen een huis toegewezen krijgen terwijl ingezetenen jaren moeten wachten op een sociale huurwoning, de schuld geven aan de vluchtelingen, in plaats van aan het woningtekort.
Politici die elk probleem weten te reduceren tot een migratievraagstuk, dan wel een heilige oorlog tussen christendom en islam – dat is het populisme, en ik geloof niet dat daar een goede variant van is’ (mijn cursivering). Welke politici? Nu Halbe Zijlstra bijvoorbeeld, gestuurd door Mark Rutte die zelf de moed niet heeft de dingen bij de naam te noemen en die daarom politiek-per-implicatie bedrijft, de populistische variant van het aloude spel van het guilt-by-association, de juridische praktijk van, bij voorbeeld, het beschuldigen van de moslim door hem te associëren met de islam.
Dat die praktijk niet alleen bij Rutte en rotgenoten maar ook bij de meeste andere partijen is aangeslagen bewijst dat Wilders verkiezingen niet hoeft te winnen om toch te winnen. Had Wilders gewonnen dan had hij een probleem gehad. Nu heeft hij dat niet. Hij hoeft niet te besturen, hij wil niet besturen, hij kan niet eens besturen. Dat klusje is door de andere partijen van hem overgenomen, nadat ze eerst het beschuldigingsmechaniekje van hem hebben overgenomen.
17 maart
=0=
Verloren
Gisteren heeft de arbeidsovereenkomst klop gekregen van de opdrachtovereenkomst. Nee, het is niet de uitslag van de verkiezingen maar het wordt wel de uitkomst van de verkiezingen. VNO-NCW reageerde vandaag dan ook met het vriendelijke verzoek om ‘een beter functionerende arbeidsmarkt met minder risico's voor ondernemers, om zo meer kansen en banen te kunnen creëren’. Die markt gaat er komen en dat die markt er gaat komen mogen we Asscher aanrekenen.
Voor mijzelf maakt het niets meer uit maar was ik nog werknemer geweest dan had ik wel zeker geweten dat ook ik van de PvdA niet veel te verwachten had. Asscher heeft zich uitgeleverd aan een sociaal akkoord vol met goede voornemens, voor de gelegenheid opgesierd met ronkende inspanningsverplichtingen en halfzachte resultaatsverplichtingen. Hij had zich beter kunnen verslingeren aan wetten. Ik noem het belangrijkste voorbeeld, het voorbeeld dat de PvdA zich ter harte zou moeten nemen om er achter te komen waarom de partij het bij de ‘mensen met een migratieachtergrond’, de zogeheten mema’s (mema’s om hen stevig te scheiden, dus niet alleen te onderscheiden want als onderscheiding deugt het evenmin als het nu bij het vuilnis gezette allochtonenwoord, maar om hen te scheiden van de mena’s, de mensen met een Nederlandse achtergrond), een mema-achtergrond die zich gemakkkelijk (want volstrekt willekeurig) over vele generaties laat terugrekenen, waarom de partij het bij de mema’s en vooral bij de jongere mema’s en waarom de partij het bij de oudere werknemers en vooral bij de oudere met werkloosheid bedreigde werknemer en dat is zo ongeveer elke oudere werknemer, waarom de partij het bij hen wel kan schudden. Een zin van honderddrieëndertig woorden, de voorgaande. Dat liegt er niet om en had het niet een onsje minder gemogen? Hoe verontruster ik ben, des te langer mijn zinnen worden, dat zie je maar weer. Als ik verontrust ben zoek ik naar woorden en zoeken naar woorden kost woorden. Vandaar.
Van een effectieve, op de arbeidsmarkt toegespitste, anti-discriminatiewetgeving op herkomst, gender en leeftijd is minder dan ooit sprake en met betrekking tot godsdienst als verboden onderscheid staat de zaak er nu slechter voor dan in lange, in zeer lange, tijd. En wat heeft Asscher daaraan gedaan? Asscher heeft er niets aan gedaan. Dat is dan nog beter dan wat Rutte eraan gedaan heeft want Rutte vindt dat het heel normaal dat Achmed zich moet invechten en wil dat vooral zo laten en voor ons, beleidsobjecten, geldt dat we in verwarring zijn omdat we niet weten wat erger is: krokodillentranen of weglachen. Niettemin, dat Asscher vanuit zijn positie als minister van SZW de discriminatie heeft gelaten voor wat het is, dat is erg en de reden dat het erg is is heel eenvoudig aan te geven, het is de reden dat de discriminatie in Nederland terrein heeft gewonnen, om te beginnen op de arbeidsmarkt.
Ik weet wel zeker dat de discriminatie nog aan kracht gaat winnen nu, met VVD en D66 en CDA aan het formatiestuur, een rechts kabinet het arbeidsrecht gaat aanpassen door er de voorrang van het opdrachtrecht in op te nemen – waarmee de tot dusver bestaande voorrangsregels in hun tegendeel zullen verkeren. De VVD gaat het verst (weg met de AVV en wat willen we toch met die malle CAO’s), het CDA is ambivalent maar best bereid op arbeidsrecht in te leveren als het er de christelijke bedilzucht die beter dan wij weet wat we willen en die daarom weet dat wij de beslissing over het beëindigen van ons leven maar al te graag uit handen geeft aan de vermaarde christelijke naastenliefde (excuus, ik bedoel natuurlijk de joods-christelijke naastenliefde), en D66 wil van het onderscheid tussen vast en flexibel niet weten en wil daarom niet stil blijven staan bij de overweging dat vast al langere tijd flexibel is geworden en flexibel al langere tijd precair. Bijgevolg is iedereen zowel vast als flexibel als precair en dat is goed want dat is eerlijk (ik schreef al eens dat ik vermoed dat mevrouw Baarsma niet kan wachten hier, vanuit een door D66 versierde ministerstoel, een fraaie wending aan te geven). En eigenlijk willen ze alle drie dat de arbeidsrelatie een stapje terug doet voor de opdrachtrelatie en eigenlijk willen ze alle drie dat flex goedkoper mag dan vast en wat blijkt dan? Dan blijkt dat de zzp-er onder flex valt en dan blijkt dat het hele door Asscher uit handen gegeven debat over de wet DBA al lang niet meer niet over de zzp-er gaat en nog wel, juist wel, over het doorsnijden van elke band tussen de juridische status van de zzp-er en de arbeidsovereenkomst.
‘De opdrachtovereenkomst is de overeenkomst waarbij de opdrachtnemer zich verbindt om, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden te verrichten (art. 7:400 BW). Het verschil met de werknemer is dat de opdrachtnemer zijn/haar arbeid niet in ondergeschiktheid van de opdrachtgever verricht. Art. 7:402 BW bepaalt evenwel dat de opdrachtnemer gehouden is gevolg te geven aan tijdige en verantwoorde aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht. Deze ‘instructiebevoegdheid’ kan soms lijken op de voor de arbeidsovereenkomst vereiste ondergeschiktheid. De arbeidsovereenkomst is een verplichte overeenkomst, in die zin dat als aan de daaraan gestelde voorwaarden is voldaan, sprake is van een arbeidsovereenkomst.’ (Paul de Beer en Evert Verhulp, Dertig Vragen en Antwoorden over Flexibel Werk. Amsterdam, AIAS 2017: 51). Schrap de twee laatste zinnen uit het citaat hierboven en VNO-NCW is tevreden, de VVD is tevreden, D66 is tevreden en het CDA ook want het CDA is altijd tevreden als de bedilzucht goed geregeld is.
Als minister had Asscher de bevoegdheid in te grijpen. Hij heeft het niet gedaan en omdat rechts veel beter dan links weet dat elk verkiezingsvoordeeltje direct in een wet moet worden omgezet zal het arbeidsrecht spoedig worden geschoond van elke greep van de arbeidsovereenkomst op de opdrachtovereenkomst. Het arbeidsrecht zal daarom op zeer korte termijn ingrijpend gewijzigd worden. Dat arbeidsrecht was er om de werknemer te beschermen tegen de willekeur van de werkgever.
Zulke nare woorden zullen vast niet meer gebruikt worden maar dat de werkgever naar goeddunken mag kiezen tussen het werkgeverschap en het opdrachtgeverschap en dat de werknemer of opdrachtnemer dat ook mag – dat heeft met willekeur niets te maken en het heeft alles te maken met de regel van de vrije keus, de regel die nogal willekeurige uitkomsten oplevert. Helemaal aan het toeval hoeven we het overigens niet. Naarmate we meer naar goeddunken en willekeur handelen nemen de kansen op discriminatie toe. Arbeid was geen hoofdthema bij deze verkiezingen, integratie wat dat wel en wat daarbij door alle partijen – ik zou zeggen: gemakshalve – vergeten is dat arbeidskansen, arbeidsdiscriminatie en integratie zeer nauw samenhangen.
Heeft Asscher de arbeidersstem verwaarloosd? Ja, zeker, dat heeft hij. Heeft hij de arbeidersstem verkwanseld? Ik denk het wel, hoewel ik bij dit laatste eerder denk aan een groot gebrek aan visie dan aan onverschilligheid. De PvdA ontbeert een visie op arbeid – en dan moeten we niet raar opkijken als de partij van de arbeid losgezongen is van de stem van de arbeid.
Dat zag ik, gisteravond bij de voorbijkomende verkiezingsuitslagen.
16 maart
=0=
Vernedering
In deze kabinetsperiode is de verzorgingsstaat nu ook nominaal afgeschaft. Feitelijk was er al aan alle kanten afbreuk gedaan aan het bestaan van sociale rechten, nu is dat ook formeel de situatie geworden. Tegenwoordig, zegt men, heb je geen rechten zonder plichten en de plichten zijn we te lang vergeten. In de verzorgingsstaat werden rechten en plichten pas een probleem nadat de rechten ervoor gezorgd hadden dat de burger zich nooit meer hoefde te laten vernederen om een inkomentje te verwerven en nadat de burger door de uitoefening van zijn rechten had bewezen een waardig lid van de maatschappij te zijn.
De verzorgingsstaat ging, Menno Hurenkamp verwees er een paar dagen geleden in De Groene naar, over het verlenen van waardigheid en het tegengaan van vernedering. Dat kun je ook rechtvaardigheid noemen: rechten gaan in de allereerste plaats gepaard aan rechtvaardigheid en pas tegen die achtergrond komen de plichten om de hoek kijken. De toets op het rechtmatige van rechten is rechtvaardigheid en zonder rechtvaardigheid slaan vernedering en roof van waardigheid weer toe. Werken of wegwezen, is de titel van het artikel van Hurenkamp en inderdaad, beter laat zich de diefstal van het sociale burgerschap niet omschrijven: zonder betaald werk ben je geen acceptabele burger.
In nog geen dertig jaar is het neoliberalisme, met de zegen van christendemocratie en sociaaldemocratie, erin geslaagd de verzorgingsstaat te ontmantelen. Merken we er iets van in de verkiezingscampagne? Nee, dat merken we niet. Sommige partijen vinden dat er nog wel wat af kan van de uitkeringen, andere partijen vinden dat er weer eens wat bij moet. Partijen die erop hameren dat de allereerste kwestie die van het herstel van geroofde rechten is, die partijen zijn er niet. Rechtse partijen benadrukken dat een uitkering een aantasting van je waardigheid is, linksere partijen benadrukken dat de dwang om door anderen bedacht strafwerk te verrichten, met op de achtergrond de dreiging van een korting op je uitkering, dat die dwang vernederend is. Rechts en links maken geen gemene zaak om het burgerschap in ere te herstellen, rechts en links maken gemene zaak om de heilige institutie van het betaalde werk nog steviger op het schild te hijsen. Werken of wegwezen, wat wil je nog meer. De participatiesamenleving, de opvolger van de verzorgingsstaat, is een arbeidsamenleving.
De coup de grâce die de verzorgingsstaat werd toebedeeld bestond in de omvorming van de AOW: van een verblijfsduurgerelateerd recht in een arbeidsduurgerelateerd onrecht. Het recht beschermde de ouderen tegen vernedering en het garandeerde hen hun waardigheid, het onrecht onderstreept de gezondheids- en levensduurnadelen van een vroeg begin in de wereld van de betaalde arbeid – door die nadelen nog wat langer te laten duren. En omdat we weten dat wie vroeg begint in de regel het zware en ongezonde werk heeft gedaan is het later laten ingaan van de AOW-leeftijd een directe aanval op hen. We onderstrepen met een en ander dat wie het langst meebetaalt aan de AOW er het kortst van mag profiteren – we prevelen iets over zware beroepen en dat we daar nu toch echt wat aan moeten doen en we wassen onze handen in onschuld.
Mijn jongste zoon zegt me dat ik mijn plannetje om niet te stemmen niet moet doorzetten. Ik moet, zegt hij, blanco stemmen. Hij heeft gelijk en ik zal zijn raad ter harte nemen.
14 maart 2017
=0=
Kogel
De kogel is door de kerk. De opiniepeilers zijn eruit. De opkomst, orakelen ze, bepaalt de uitkomst (vandaag in de Volkskrant, Het kiezersonderzoek: de opkomst wordt beslissend). Ik word er Trumpiaans van: het is geweldig, nooit beter, fantastisch. De opkomst bepaalt de uitkomst. GENIAAL.
Dinsdag aanstaande volgt de precisering: de opkomst hangt af van het weer en omdat het weer niet van het weer afhangt maar van de verwachtingen over het weer is het het weerbericht dat uiteindelijk de verkiezingen beslist.
Peilingbureaus die vergeten zijn het weerbericht in hun algoritme te betrekken zullen naderhand moeten toegeven dat hun onjuiste peiling onjuist was. Andere peilingbureaus die ook onjuist peilden maar wel het weerbericht hadden zullen nooit hoeven te erkennen dat hun peiling niet deugde want een peiling is geen voorspelling, geef toe, zeg nou zelf. Dat weet iedereen, behalve de gastheren en –vrouwen bij talkshows die van elke peiling een voorspelling maken en de aanwezige politici daarop bevragen. Het is maar een peiling, zeggen die dan, het is geen voorspelling. Ja, maar toch, antwoorden de heren en dames ondervragers, u kunt toch niet ontkennen dat? Nee, dat ontkennen de politici ook niet, hoewel ze wel vinden dat niet elke doelgroep even goed in de peiling vertegenwoordigd is en je dus best mag twijfelen aan de representativiteit van de peiling en, waarom ook niet, ook de betrouwbaarheid van de peiling is iets dat je steeds kritisch moet benaderen. Daar laten ze het vervolgens bij. De peiling is niet zaligmakend maar gaat wel degelijk ergens over. Waarover? Dat weten we niet zeker maar uit peilingen blijkt dat …
Sanne Blauw van de Correspondent is van mening dat elk bureau een ‘napeiling’ zou moeten organiseren. De napeiling is om even vast te leggen of de respondenten inderdaad gestemd hebben als ze eerder hadden aangegeven te gaan stemmen en of ze gestemd hebben op de partij waarop ze tijdens eerdere peilingen zei te zullen stemmen. Kortom, wat gebeurde er totdat je in het stemlokaal arriveerde en wat gebeurde er toen je eenmaal het rode potlood in handen had? Onmisbare informatie, dunkt me, om vast te kunnen stellen of er een herkenbaar patroon is in de route van peiling naar uitkomst.
Blauw stelt dat napeilingen heel gewoon zijn, maar het openbaar maken van de resultaten ervan niet. Peilingbureaus vragen ons om informatie en houden vervolgens informatie voor ons achter, ze onthouden ons de informatie die zij uit onze informatie afleiden. Daar hebben ze belang bij, net zoals andere reclame- en marketingbureaus belang hebben bij het verneuken van de consument en het kietelen van de opdrachtgever. We weten het, we weten het al heel lang en toch gaan we, en in het bijzonder de media, door met de eindeloze aanbidding van de peilingen. De peiling doet het werk van de media. Beter kan ik de na-aperij van de media en beter kan ik de idiotie van het peilen niet omschrijven.
De opkomst bepaalt de uitkomst. Verdomd interessant maar gaat u verder. En nee, interessant is het totaal niet maar dat ze verder gaan is wel zeker.
11 maart 2017
=0=
Creatief
Sommige dingen kunnen geen toeval zijn. Schrijf ik zaterdag een stukje over Bolkestein, kom ik zondag bij lezing van De Groene een artikel tegen (De omgekeerde wereld warmt niet op, Belia Heilbron en Thomas Muntz, De Groene 2 maart 2017: 28-33) over klimaatsceptici en wat blijkt? Ook Bolkestein beweegt zich in die kringen. De VVD heeft het niet zo op het klimaat. Het klimaat kost geld en de VVD is pas voor het klimaat als het meer geld oplevert dan het geld kost en zover is het nog lang niet. Wie twijfelt aan de zekerheid van het positieve saldo is voor de VVD een eerbaar scepticus. Het klimaat, overigens, doet er niet toe want het kan even goed en met even groot gemak over iets anders gaan. Het had ook over de gezondheid kunnen gaan, over de kunsten, over het opleiden en uitdagen van leergierige mensen – de regel dat de VVD sceptisch is als het meer kost dan het opbrengt is de enige regel waar de VVD niet aan twijfelt.
De moeilijkheid hierbij is dat je, als het over het klimaat gaat en je je in het klimaatdebat wilt mengen, je er niet aan ontkomt iets over dat klimaat te weten, ook als je eigenlijk niets over het klimaat weet. Dat is mijn probleem bijvoorbeeld. Mijn klimatologische kennis beperkt zich ertoe dat het kan vriezen en dat het kan dooien – en dat ik daar geen langetermijntrend uit kan destilleren. Laat staan de verantwoordelijkheid voor de langetermijntrend van de klimaatverandering.
Ja, ik lees en hoor dat het warmer wordt en dat de zeespiegel stijgt, en ik lees en hoor ook dat de mensen dat over zichzelf afroepen door een steeds grotere ecologische voetafdruk op moeder aarde achter te laten (ik denk dan altijd aan het vervangen van de fiets door de bakfiets waardoor het nijpende ruimtegebrek nog nijpender wordt, de fietspaden nog eerder overstromen en de temperatuur van de verkeersdeelnemer nog sneller oploopt dan de temperatuur die het KNMI meldt), maar tegelijkertijd lees en hoor ik dat het nog zo zeker niet is dat wij, mensen, de zaak naar de knoppen helpen en ik lees en hoor dat de uitstoot van CO2 ook positieve effecten heeft en niet alleen maar negatieve en aan het einde van de rit besluit ik dat ik over klimaatprobleem alleen maar kan beslissen zoals ik over mijn gezondheidsproblemen beslis: door mijn lot in handen van de experts te leggen en me niet te laten overbluffen door romantisch geneuzel over de hele mens, door postmoderne Schwärmerei met feiten die ook als ze volgens de regel van de kunst zijn geconstrueerd toch minder feiten zijn dan beslissingen-die-ook-anders-hadden-kunnen-uitpakken, dan wel door religieuze fundamentalisten die in alles de scheppingsdaad zien en in elke schepping een ontwerp dat qua intelligentie elke menselijke intelligentie naar de kroon steekt.
De expert zij geprezen en dat de ene expert het met de ander niet eens hoeft te zijn is geen nadeel maar zorgt ervoor dat de expertise op scherp blijft staan en daarom is het geen toeval dat klimaatsceptici aan niets zo’n hekel hebben als aan experts. Een sceptische expert is een expert die altijd en eeuwig twijfelt aan de waarde van expertise. Een sceptische expert draagt niet bij aan de dialoog die de wetenschap is, een sceptische expert ontregelt die dialoog. Doet denken aan de politiek van het populaire populisme toch? Kan geen toeval zijn. Hou me ten goede, voor het scepticisme van weten en politiseren kan best wat te zeggen zijn, maar de vraag is of er in het geval van het klimaat wat voor te zeggen is. Mijn antwoord daarop is dat mijn antwoord afhangt van wie beter wordt van dat scepticisme.
Zolang niet helemaal zeker is wat de waarschijnlijke gevolgen van onze manier van leven op het klimaat zijn, is elke maatregel die de klimaatontwikkelingen vertraagt welkom: de vertraging biedt ons de tijd onze kennis te vergroten, onze blik te scherpen en beter beleid voor te bereiden. Zekerheid bereiken we er niet mee, grotere en betrouwbaarder waarschijnlijkheid wel en dat is dan mooi meegenomen. Elke maatregel die voorstelt om, zolang niet exact bekend is wat de waarschijnlijke gevolgen van welke klimaatinvloed zijn, gewoon door te gaan met wat we toch al deden totdat eventueel de schade niet meer ontkend kan worden – een dergelijke maatregel mag dan op scepticisme gebaseerd zijn maar dan wel een scepticisme dat van obscurantisme niet meer te onderscheiden is.
De afkeurende verwijzingen hierboven naar romantiek, postmodernisme en religieus fundamentalisme komen regelrecht uit het boek waar ik het zaterdag over had, De Intellectuele Verleiding. Dat is het boek waarin Bolkestein zich afzet tegen intellectuelen die spreken en schrijven over dingen waar ze niets van afweten en die het daarom maar in abstracties zoeken. Maar wie schetst mijn verbazing dat Bolkestein zich niet alleen in dat boek niets aantrekt van z’n eigen gebod maar dat hij sinds 2012, toen dat boek verscheen, van kwaad tot erger is gekomen, dat hij is geëvolueerd (het juiste woord in dit verband) van narrige betweter tot polderende kwezel? Dat komt zo. In januari 2017 schreef Bolkestein in Elsevier dat ‘zorgen over klimaatverandering vooral een symptoom zijn van quasi-religieus doemdenken onder intellectuelen’ (Heilbron en Muntz, o.c.: 31). We weten het niet exact en dan weten we niets en dan kunnen we niets en dan moeten we niets, zuurbekjes met sombere profetieën daargelaten.
Hoe hautain kun je zijn? Bolkestein pleit voor het recht van de ignoramus, hij eist dat recht op en meent dat hij ook hier volledig recht van spreken heeft. En waarom? Omdat hij het alweer niet kan laten zich als een echte ‘intellectueel’ uit te laten over kwesties waar hij niets van af weet (intellectueel volgens zijn eigen definitie dan; in mijn vocabulaire is een intellectueel niet alleen iemand die zich met andermans zaken bemoeit maar ook iemand die weet dat hij zich bij vrijwel alles wat hij zegt en schrijft verlaat op het oordeel en de expertise van anderen – en dat dat ook niet anders kan) en bewijst daarmee, ten overvloede, dat hij zelf praktiseert wat hij anderen verwijt.
Het had Bolkestein gesierd als hij gewoon had gezegd dat alles wat de vrije markt hindert (‘de vrije markt moet ongestoord zijn werk kunnen doen’, Heilbron en Muntz, o.c.: 33) uit de weg moet worden geruimd maar dat doet hij niet. Een rechtgeaarde obscurantist als Bolkestein is de eerlijkheid, ook de intellectuele eerlijkheid, ver voorbij. In de VVD heeft hij er nog steeds succes mee. Voormalig Kamerlid René Leegte en bijna-voormalig Kamerlid Helma Neppérus vonden ook al dat als er twijfel was aan de omvang, de richting en de menselijke invloeden op klimaateffecten we de sceptici (en sceptici zijn er net als postmodernisten zeker van dat zekere kennis niet bestaat) even veel ruimte moesten geven als die andere twijfelaars, de experts in dit geval, die hun twijfel tot de gewone twijfel van de stand van wetenschap beperkten en niet uitbreidden over het domein van de wetenschap en de expertise als zodanig.
VVD-obscurantisten zouden net als de PVV-adepten (ook in dit opzicht ontpopt Wilders zich tot de beste leerling van Bolkestein) willlen bereiken dat de gang van het onderzoek vertraagd wordt en dat we het klimaat het klimaat laten. Waar doet het toch aan denken, dit obscurantisme? Nu, mij doet het denken aan het creationisme van voormalig onderwijsminister Maria van der Hoeven die van mening was dat er in de curricula best een plaatsje mocht worden ingeruimd voor het creationisme, gezellig naast de evolutieleer van Darwin. Komt dat het onderwijs in de biologie ten goede? Nee, het vertraagt het doceren en overdragen van relevante kennis en het bevordert het obscurantisme, het obscurantisme als ook een mening die net zo goed als andere meningen geuit mag worden en die net zo goed als andere meningen gerespecteerd moet worden in onderwijs, onderzoek, wetenschap en expertise.
De VVD is, met Bolkestein voorop, bereid alles in de uitverkoop te doen en creactionistischer dan de creationisten met rede en redelijkheid om te springen – als dat het winstcijfer ten goede komt. Bij het invullen van zijn stemwijzer kwam Rutte erachter dat hij als eerste voorkeur zijn eigen VVD had en als tweede voorkeur de SGP. Hij leek verbaasd, onze Mark en hij kon er weer best om lachen en zo, maar hoe verbazend is het eigenlijk?
6 maart 2017
=0=
Gelovige
Frits Bolkestein was een uitstekend fractieleider. Hij snapte nog, zo ongeveer als laatste in de recente parlementaire geschiedenis, dat als het parlement er niet in slaagt z’n onafhankelijkheid van de regering te bevechten het parlement zichzelf een bijzonder slechte dienst bewijst. Dezer dagen poogt Buma hetzelfde te doen, maar dat is meer zelfkastijding na zijn slaafse gedrag als fractieleider van het CDA ten tijde van Rutte I dan serieus inzicht. Niettemin, Buma is meer parlementariër dan zijn collega’s van de regeringspartijen en de ‘constructieve oppositie’, de oppositie die niet aan het parlement maar aan de regering denkt, net als de regeringspartijen niet aan het parlement en alleen aan de regering denken. Ik vermoed dat het recordaantal afsplitsingen in de Tweede Kamer alles te maken heeft met een meerderheid in het parlement die alleen aan regeren en meeregeren denkt.
Inhoudelijk kon ik me slechts in weinig van Bolkestein vinden maar in zijn opvatting van de scheiding der machten en de bijbehorende controles en balansen (checks and balances) vond ik des te meer van mijn gading. Dat PvdA en VVD nu over Buma heenvallen geeft overigens uitstekend aan dat voor hen een functionerend parlement tot op de dag van vandaag minder betekent dan wat ze als hun grootste prestatie vieren: dat ze de rit hebben ‘uitgezeten’.
Tot zover de loftrompet. Nu de ‘inhoud’, dat vreselijke woord waar politici elke inhoud aan hebben onttrokken. Hoe zit het met de ‘inhoud’ van Bolkestein? Nu, in politiek opzicht kunnen we de ‘inhoud’ van Bolkestein samenvatten in één woord: dienstenrichtlijn. Dat is de richtlijn die werknemers als diensten opvat (vergelijkbaar met de diensten die de zzp-er levert en die ook moeiteloos landjepik spelen in het domein van de werknemer), de richtlijn die werknemers van verschillende landen tegen elkaar opzet en de richtlijn die, ere wie ere toekomt, exact aangeeft wat Bolkestein onder ‘economie’ verstaat en economie, jongens en meisjes, is waar het in het leven om draait. Economie is de markt z’n gang laten gaan.
Hoe dat in z’n werk gaat is niet iets waar je oom Frits mee moet lastigvallen, dat het werkt, daar is hij van overtuigd en hij vindt dat je je vooral niet moet laten beïnvloeden door allerlei wijsneuzen die daar anders over denken. Oom Frits heeft er een heel boek (De Intellectuele Verleiding; Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker 2012) aan gewijd om jullie te leren alle ‘intellectuelen’ te wantrouwen en alleen op ‘economen’ te vertrouwen. Ja, dat is wat merkwaardig en dat komt weer omdat Bolkestein denkt dat alleen economen inhoud hebben en dat alle anderen kletsmajoors zijn die met hun loze gepraat het zwakke en kortzichtige (: 297) kiezersvolk naar de mond praten. Het lege optimisme van Rutte zal de oude heer pijn doen, reken daar maar op en eigenlijk vond Bolkestein Rita ook een betere kandidaat dan Mark en daar word ik dan op mijn beurt niet optimistisch van.
Bolkestein is geen econoom maar hij schrijft over economen alsof hij verliefd op ze is. Hij gelooft in economen en hij contrasteert ze met ‘intellectuelen’ die overal een mening over hebben zonder ergens het fijne van te weten. Zelf heeft hij ook overal een mening over, en ook hij weet niets van economie. Desondanks of juist daardoor grossiert hij in meningen over economie. De enige econoom (Hayek) die hij echt belangrijk vindt is niet slechts in de economie afgestudeerd maar ook nog eens in rechten en politieke wetenschappen. Mooi toch? Niet alleen een econoom dus, Hayek, maar ook een ‘intellectueel’ in Bolkesteiniaanse zin. Althans, dat denk ik dan maar want Hayek is uiteindelijk minder een econoom dan een ideoloog, een ideoloog van de vrije markteconomie, en meer geschikt voor de IJzeren Dame dan voor een faculteit economie – waar Hayek dan ook niet wordt gedoceerd omdat men aan die faculteiten een broertje dood heeft aan het de geschiedenis van het vak.
Voor Bolkestein maakt het niets uit. Als Hayek volgens hem economie is dan is economie Hayek en meer hoeft Bolkestein niet te weten, niet eens dat politici zich meestal op sleeptouw laten nemen door oudbakken gedachten van nog oudbakkener economen. Overigens weet Bolkestein dat weer wel (hij pikte die gedachte op bij Keynes, de econoom die hij als econoom ver beneden de maat van Bolkestein vindt staan en toch zo af en toe een aardig ideetje heeft over politici die achter ideologen aanhollen) maar dat die gedachte op hemzelf betrekking heeft weet hij weer niet. Sneu, eigenlijk. Bolkestein bewijst het tegendeel van wat hij wil bewijzen, en daarmee bewijst hij alleen maar dat hij een vooringenomen, bijziende en niet bijster consistente conservatief is.
Volgens Merijn Oudenampsen (De Groene, 4 januari 2017) is De Intellectuele Verleiding het belangrijkste boek van Bolkestein. Dat kan ik niet beoordelen maar mocht Oudenampsen gelijk hebben dan is dat voor mij geen compliment voor het ‘belangrijkste boek’ maar een afwaardering van de andere schrijfsels van Bolkestein.
De Intellectuele Verleiding is een pijnlijk misverstand. Intellectuelen, zo Bolkestein, zijn mensen met ‘belangstelling voor abstracte ideeën’ (: 17). Die kunnen overal over gaan, maar abstract zijn ze. Zelf vind ik de omschrijving van Bolkstein een uiterst abstract idee, ik mag wel zeggen een uiterst potsierlijk idee, zeker gelet op zijn voorkeur voor economen die we toch niet kunnen beschuldigen van belangstelling voor concrete ideeën, wat dat ook mag betekenen. Ik vermoed dat bij Frits abstract fout betekent en concreet goed, maar dat zelfs Frits deze gedachte-die-geen-gedachte-is te lullig voor woorden vond. Frits is tegen ‘romantische en irrationele wijzen van denken’, zoals ‘postmodernisme, vitalisme en religieus fundamentalisme’ en hij is voor de ‘moderniteit, hier opgevat als het juiste gebruik van de rede, met afgepaste hoeveelheden classicisme en pragmatisme, naast een zo groot mogelijke buitensluiting van ideologie’ (: 22). Dat de ‘moderniteit’ de geboortegrond van de ideologie is, het is aan Frits niet besteed omdat het niet in zijn kookboek past. En wat daar niet in past, daar wil hij niet van weten.
Hij besteedt een heel boek aan het contrasteren van de duistere romatiek en de heldere rede en het voornaamste kenmerk daarvan is dat hij dat contrast, dat hij elk contrast, niet als het onvermijdelijke bijproduct van stelling nemen en positie kiezen beschouwt, maar als hinderlijke ruis, die niet alleen te vermijden is maar ook vermeden zou moeten worden: ‘[d]e regering moet de ware natuur van de mens weer doorgronden en zich minder om zijn emoties bekommeren’ (: 300-301). De ware natuur? Waar vinden we die? Die vinden we in de ‘Heidelberger catechismus, die de grondslag vormt van het Nederlands protestantisme en stelt dat de mens geneigd is tot alle kwaad’ (: 296).
Bolkestein ziet de politieke en de intellectuele opgave van de politiek niet in het vinden van het compromis tusen rede en romantiek maar in het verwijderen van de romantiek. Met het ongeduld en de onvoldragenheid van de student die meent met één overzichtsboekje de gehele intellectuele geschiedenis van het westen te kunnen beschrijven en beoordelen debiteert Bolkstein de ene enormiteit na de andere. Zo is de Heidelberger catechismus nog niet voorbijgekomen of het utilitarisme wordt tot bedreigde diersoort verklaard (: 296-297). En dat niet vanwege de extreem anti-utilitaristische lessen van het Heidelbergse avondmaal maar omdat de utilitaristische calculus van pijn en genot door Bolkestein als een uiting van de Weberiaanse Gesinnungsethik wordt beschouwd en dat kan niet omdat voor Bolkestein de enige acceptabele ethiek de Verantwortungsethik is. Utilitarisme is je zin volgen denkt Bolkestein en bij zin hoort je zin doen wat er ook van komt, en je zin doen wat er ook van komt, dat is Gesinnung.
In het woord vooraf wordt onder meer Andreas Kinneging bedankt. Heeft die bij deze baarlijke nonsens zijn wenkbrauwen niet gefronst? Zo ja, dan heeft het niet geholpen want voor Frits was het bewijs van de zin die naar Gesinnung leidt geleverd en de eenvoudige overweging dat het utilitarisme een afweging is, een calculatie tussen pijn en genot, terwijl het kenmerk van de Gesinnungsethik de afwezigheid van de calculatie en de afweging is – dat wordt Frits te machtig. Het utilitarisme raakte volgens hem in het vergeetboek. Dat datzelfde utilitarisme hoogtij viert in elk debat over ziektekosten (qaly’s zijn een tamelijk recent hoogtepuntje in de utilitaristische traditie) zal Frits zijn ontgaan.
Het zij hem niet vergeven.
Als ik in zijn boek zoek naar de auteur die het meest zijn goedkeuring wegdraagt dan kom ik uit bij Isaiah Berlin, de auteur van wie Bolkestein ook echt iets gelezen heeft (in tegenstelling tot het gros van het duizelingwekkend aantal auteurs waar Bolkestein zich op beroept dan wel zich tegen afzet). Gelezen wel, maar begrepen? Nee, begrepen niet. Berlin is de auteur van de onherleidbare, onderling strijdende waarden, de auteur van het onophefbare waardenconflict, de auteur die in het contrast van Gesinnung en Verantwortung de strijd zou zien en niet de uitslag die voor Bolkestein altijd al vaststaat en die voor Berlin nooit meer dan een voorlopige tussenstand kan zijn. Berlin is een liberaal, met conservatieve trekken maar een liberaal die juist daardoor een waardenconflict nooit zou kunnen inwisselen voor een waardenhiërarchie. Dat laatste is precies wat Bolkestein doet, maar Bolkestein is dan ook geen liberaal, hij is een conservatief, een conservatief die in de war is, een economie-gelovig conservatief, dat ook nog, maar een conservatief in de eerste plaats.
Ik vind dat het conservatisme betere pleitbezorgers verdient.
4 maart 2017
=0=